Toespraak door dr. Bernard Bot,
Minister van Buitenlandse Zaken van het Koninkrijk der Nederlanden
Het Atlantisch bondgenootschap:
Naar een nieuwe synthese van macht en idealen
Jaarlijkse Norbert Schmelzerlezing
Den Haag, 30 maart 2005
Dames en heren,
(Introductie)
Nadat Norbert Schmelzer in 1963 was verkozen tot fractievoorzitter van de KVP, reisde hij op uitnodiging van de Amerikaanse ambassade door de Verenigde Staten. Een paar maanden eerder had Martin Luther King in Washington zijn wereldberoemde "I have a dream" uitgesproken, een droom over gelijke rechten voor alle Amerikanen, een droom die ook aan deze kant van de oceaan resoneerde.
De kracht van King zat niet alleen in zijn meeslepende woorden. Het was zijn vermogen om een massale, vreedzame beweging op touw te zetten die het morele gewicht van zijn woorden versterkte. Het succes van de burgerrechtenbeweging lag in de combinatie van idealen en macht.
(De Atlantische droom)
Ook in de relatie tussen de Verenigde Staten en Europa speelt het verband tussen macht en idealen evenzeer een belangrijke rol. De founding fathers van het transatlantisch bondgenootschap geloofden in de synthese van militair vermogen en gezamenlijke democratische waarden. Dean Acheson, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken in het begin van de jaren vijftig, stond symbool voor de zogeheten "transatlantic class" die zich aan beide zijden van de oceaan thuis voelde. In hun optiek moest de transatlantische gemeenschap zich als waarden- en belangengemeenschap inzetten het bevorderen van vrijheid, democratie en vrijhandel. In de woorden van Acheson zelf: "All are agreed that morale is the key to this whole problem; success depends upon a unification that is built upon a common scale of values, a common appreciation of the risks to those values, and a common determination to meet the risks cooperatively. Unless we achieve such unity, all of our expenditures on the material side will be in vain."
Van een gezamenlijk ideaal gaat een disciplinerende werking uit. Wie een ideaal deelt, deelt immers vaak ook een mindset. De afgelopen jaren heeft dat transatlantische ideaal onder druk gestaan. Deels is dat een op feiten gebaseerde constatering - niemand kan ontkennen dat de kwestie Irak tot forse meningsverschillen leidde. Deels echter is het ook een kwestie van elkaar napraten; in de psychologie zou men zeggen: elkaar een complex aanpraten. Dat zich binnen de transatlantische familie af en toe flinke ruzies afspelen bewijst overigens dat wij meer zijn dan alleen zakenpartners. Te snel wordt als gevolg van een meningsverschil de transatlantische relatie voorgoed verstoord verklaard. In realiteit volgt op elke transatlantische crisis, en daarvan zijn er de afgelopen decennia diverse geweest, een periode van verzoening en verdieping. Of, zoals de dichter Shelley eens zei: "If Winter comes, can Spring be far behind?"
Om een ideaal levend te houden en van tijd tot tijd nieuw leven in te blazen, moet men er in geloven, en ook durven toegeven dat men er in gelooft. Dat geldt ook voor de transatlantische samenwerking in al haar facetten. En, vanzelfsprekend moet men aan beide kanten van de Atlantische oceaan ook de daad bij het woord voegen. Dat betekent: de dialoog op alle niveaus intensiveren, respect voor elkaar hebben, gezamenlijke belangen gezamenlijk nastreven en meningsverschillen omvormen tot werkbare afspraken: consensus-building dus, ook als er geen sprake is van een natuurlijke consensus.
Er wordt in Europa veel over Amerikanen gesproken en in Amerika veel over Europeanen. Soms mondt al dat gepraat uit in absurde vooroordelen. Zo pleitte een commentator van een bekende Amerikaanse denktank onlangs voor een massale volksuitwisseling. Ontevreden met de herverkiezing van president Bush moesten East Coast liberals hun plek maar verruilen met ontevreden Nederlanders die na de moord op Theo van Gogh liefst wilden emigreren uit hun te tolerante land. Hadden de Amerikanen al hun neocons: met de komst van deze Amerikaanse allochtonen zou Nederland beschikken over zijn eigen clubje neo-Dutch.
Wij praten en schrijven dus veel over elkaar, maar of wij elkaar daardoor ook beter gaan begrijpen is de vraag. Ik vrees dat de dialoog tussen Europeanen en Amerikanen de laatste jaren qua intensiteit juist is afgenomen. Waar is die "transatlantic class" gebleven, zo kan men zich afvragen. Ook toenmalig Secretary of State Colin Powell, tijdens zijn laatste bezoek aan Europa, maakte zich zorgen over het gebrek aan "people to people" contacten binnen de Atlantische gemeenschap.
Daarom vandaag mijn pleidooi voor een hernieuwde investering in de transatlantische dialoog, op alle niveaus. Daarbij zullen de Europese Unie en haar lidstaten moeten leren om Europa beter te verkopen in Washington, maar juist ook daarbuiten. Wij zullen veel meer aandacht aan de regionale media in de VS moeten gaan besteden.
Wetenschappelijke instituten en denktanks zouden zich meer open moeten stellen voor zienswijzen van de andere kant van de oceaan. Ook de contacten tussen Europese en Noord-Amerikaanse parlementariërs zouden intensiever moeten zijn. Europese politieke partijen zullen veel nadrukkelijker het gesprek met Amerikaanse counterparts moeten aangaan. Vele "evangelicals" in de VS, aan wie president Bush zijn tweede ambtstermijn grotendeels te danken heeft, hechten aan de rentmeesterschapsgedachte en vragen van hun regering een stringent milieubeleid. Hier ligt common ground voor Europese Christen-democraten, net als bij de christelijk-sociale vleugel van de Democraten. Ook voor het CDA zou het interessant zijn bij te blijven dragen aan een transatlantische ideeëncompetitie.
Dames en heren,
Het levend houden van de Atlantische droom hoeft niet ten koste te gaan van die andere droom die ons thans zo bezighoudt, "the European dream". De ambitie de Europese Unie zowel economisch als politiek een eenduidige en krachtige stem te geven in de wereld staat niet in tegenstelling tot de wederzijdse Atlantische solidariteit. De Europese droom gaat uit van inclusiviteit, brengt zowel binnen als buiten de Europese grenzen geen kunstmatige tegenstellingen aan tussen "wij" en "zij". Dit alles vanuit de filosofie van "fair play". Europa speelt een eerlijk spel en zoekt naar grensoverschrijdende samenwerking bij het beantwoorden van grensoverschrijdende uitdagingen.
Voor ons eigen land geldt eveneens dat er geen tegenstelling bestaat tussen onze Europese en Atlantische ambities. Sterker nog; het is voor Nederland van groot belang om midden in zowel het Europese integratieproces als het transatlantisch partnerschap te staan - steeds met overgave mee te denken en mee te doen. Wie pleit voor een status aparte voor Nederland in de Europese Unie pleit voor een marginale status van Nederland. Een marginale status in Europa en het transatlantisch bondgenootschap. Wie in de Unie aan de rand gaat hangen mag de illusie koesteren voor zichzelf meer speelruimte te hebben bedongen - maar in feite speel je dan niet mee.
De Nederlandse investeringen in het Atlantisch bondgenootschap vloeien voort uit welbegrepen eigenbelang, zoals dat met de Europese integratie ook het geval is. Nederlanders delen belangen en idealen met Amerikanen die wij niet zelfstandig kunnen verdedigen en bevorderen. Mede daarom vormen wij onze krijgsmacht om tot een krijgsmacht die zich specialiseert in bepaalde taken en goed inpasbaar is in bredere internationale verbanden. Ook de grootste EU-lidstaten zijn militair niet in staat grootschaliger operaties zelfstandig uit te voeren. En zelfs de VS kan niet alles tegelijk. In de transatlantische gemeenschap heeft iedereen elkaar dus nodig. Nederland maakt altijd een eigen afweging en beslist ook altijd zelf over de inzet van troepen, maar houdt daarbij altijd in het achterhoofd dat verzoening van onze grote ambities met onze relatief geringe marges alleen mogelijk is wanneer wij deel zijn van een groter geheel.
Het is overigens frappant dat juist een Amerikaanse auteur, Jeremy Rifkin, de Europese integratie beschrijft als het vervullen van een Europese droom. Een gezonde dosis Amerikaans optimisme is soms nodig om Europa van zichzelf te overtuigen. Dat brengt mij automatisch bij die andere droom, the American dream, die een krantenjongen tilt from rags to riches.
Want omgekeerd zeg ik tegen onze Amerikaanse vrienden, hier vandaag vertegenwoordigd door Ambassadeur Sobel, dat ook de American dream zal winnen bij een krachtiger benadrukken van het Atlantisch partnerschap. Al deze dromen nemen immers de menselijke waardigheid als uitgangspunt. En samen dragen de Verenigde Staten en Europa dit ook elders in de wereld uit. Daar zijn wij trots op.
(Waarom we elkaar nodig hebben)
Met vooruitziende blik hebben de transatlantici van het eerste uur onze samenlevingen in hechte institutionele kaders als de NAVO en de OESO verankerd. Voeg daarbij een economische verwevenheid die nergens in de wereld zijn gelijke kent en men komt al snel tot het besef dat het veronachtzamen van de transatlantische relatie neerkomt op kapitaalvernietiging - en niet alleen in financieel-economische zin. De verstrengeling is zo groot dat er voor de VS en de Europese Unie geen andere optie is dan de verstrengeling vol te houden en verder te perfectioneren.
Met de volgende kanttekening: in een snel veranderende wereld is de transatlantische relatie alleen niet meer voldoende voor een geloofwaardig en effectief multilateraal stelsel. De transatlantische gemeenschap moet open staan voor de inbreng van derden. Het is daarom van groot belang dat Europa en Amerika de gemeenschap van vrije en democratische landen helpen uitbreiden.
Dames en heren,
Europa heeft de Verenigde Staten ook in de eenentwintigste eeuw hard nodig. Zonder de scheppende macht van de VS kan geen sprake zijn van een effectief multilateraal stelsel. Wie het recht wil handhaven moet bereid zijn macht aan te wenden. Ik ben dan ook blij dat SGVN Annan in zijn recente voorstellen criteria formuleert op basis waarvan vroegtijdige interventies in antwoord op acute bedreigingen van de internationale vrede en veiligheid legitiem zijn.
Daarnaast wordt de Unie wegens de eigen uitbreiding gedwongen de blik steeds meer naar buiten te richten. Onze preoccupatie met de interne aspecten van de Europese integratie zal geleidelijk aan plaats moeten maken voor een meer geopolitieke rol. Het spel dat wij spelen wordt steeds complexer. Er moet op steeds meer borden tegelijk worden geschaakt. En om dat succesvol te kunnen doen heeft men partners, heeft men betrouwbare vrienden nodig die vanuit dezelfde basishouding opereren.
Ter illustratie: laten wij ons een toekomstige Unie voorstellen waarvan ook Turkije lid is geworden. De Unie zou dan grenzen aan Syrie, Irak, Armenië en de Kaukasus. Europa en het brede Midden-Oosten zouden geografisch buren zijn. Die nabijheid schept behalve risico's ook kansen. Enerzijds zou de EU zich dichtbij een instabiel gebied bevinden, waar regionale conflicten, terrorisme en de proliferatie van massavernietigingswapens voor een gevaarlijke mix zorgen. Anderzijds zou de Unie goed gepositioneerd zijn om politieke, economische en culturele bruggen te slaan. Zo heeft de Europese Unie met haar Barcelona-proces en haar Strategic Partnership with the Mediterranean and the Middle East de toon gezet voor het discours over hervormingen in de Arabische wereld. De VS baseert haar eigen Broader Middle East-aanpak mede op de Europese benadering en ervaringen.
In ieder geval zal de Europese Unie steeds nauwer betrokken raken bij geopolitieke vraagstukken. De Europese Unie moet dus leren met één stem te spreken, één Europese agenda te formuleren en zo een duidelijke input te leveren in de formulering van de transatlantische agenda. De paradox is dus dat naarmate de Unie meer gewicht in de schaal legt, het belang van de transatlantische vriendschap alleen maar toeneemt.
Omgekeerd heeft de VS Europa nodig. Anders dan Atlas kan Mars immers niet de hele wereld op zijn schouders torsen. De Verenigde Staten kan de last van internationale veiligheidsvraagstukken niet alleen dragen - en verwacht terecht van haar Europese partners een groter aandeel in de burden sharing.
Daarnaast heeft de Verenigde staten Europa nodig omdat voor het verspreiden van vrijheid en democratie meer vereist is dan militair overwicht alleen. Net als Venus weet Europa anderen vaak op subtiele wijze van de merites van haar eigen positie te overtuigen. De Europese Unie beschikt namelijk over zeer noodzakelijke en effectieve instrumenten, zoals de transformerende kracht van de Europese integratie zelf in de eigen regio, een grote economische macht, een groeiende politieke overtuigingskracht, verreweg de grootste fondsen voor ontwikkelingssamenwerking, uitstekende diplomatieke betrekkingen tot in de verste uithoeken van de wereld, een rijk geschakeerde relatie met de Arabisch-islamitische wereld en veel ervaring op het gebied van state building en regionale integratie.
Het recente bezoek van president Bush aan Europa heeft ruimte geschapen voor revitalisatie van de transatlantische droom en de daarbij behorende mindset. Ik citeer met instemming de toespraak die hij in Brussel hield: "In a new century, the alliance of Europe and North America is the main pillar of our security." Hij heeft de hand gereikt en de Europese Unie heeft die hand geaccepteerd. Nu moeten wij de daad bij het woord voegen.
Om van het nu ontstane momentum gebruik te maken moeten wij twee dingen doen. Ten eerste moeten wij een brede transatlantische agenda ontwikkelen. Wij moeten tot gezamenlijke strategieën en afspraken komen waar dat mogelijk is en daar waar wij van mening verschillen, zoals in het geval van het Internationaal Strafhof, moeten wij een constructieve modus vivendi vinden en respecteren. Ten tweede moeten wij, zoals ik reeds aangaf, de dialoog intensiveren. Daarvoor is geen High Level Panel of comité van wijzen nodig. Het is vooral een kwestie van doen.
(What to do)
Wat betreft die transatlantische agenda een paar opmerkingen. Wij werken op vele thema's en in diverse delen van de wereld uitstekend samen, zoals bij het Midden Oosten vredesproces, in Afghanistan en recentelijk bij de doorbraak van de democratie in Oekraïne. Ook andere terreinen verdienen onze aandacht - soms nadrukkelijker dan nu het geval is.
Allereerst zullen de VS en de Europese Unie de hervormingsplannen van SGVN Kofi Annan beide krachtig moeten ondersteunen. Wij zijn immers beide gebaat bij een sterke Verenigde Naties. Wij moeten ons concentreren op terreinen waarover de VS en de Europese Unie het eens zijn, en waar succesvolle hervorming strookt met ons beider belangen en principes, zoals de strijd tegen terrorisme, non-proliferatie van massavernietigingswapens en - breder - crisispreventie en crisisbeheersing.
Ten tweede zou ik graag zien dat wij meer aandacht besteden aan het vraagstuk van duurzame ontwikkeling, in combinatie met een meer toegespitst energiebeleid. Dit betekent in Europa en Amerika in onderlinge samenspraak meer nadruk leggen op energiezuinigheid, verbreding van de energie-portfolio en groei van het aandeel duurzame energie daarin. Wij moeten klimaatverandering tegengaan en onze afhankelijkheid van grillige grondstoffenproducenten zoveel mogelijk beperken.
Een andere interessante vraag is hoe te reageren op de opkomst van China en India en van Azie in het algemeen, waarbij wij de belangrijke rol van Japan niet mogen vergeten. Laat ik daar voor alle duidelijkheid bij zeggen dat ik de Aziatische opkomst niet als bedreigend beschouw, al gaat snelle economische groei vaak wel gepaard met schokken. De Aziatische landen zullen zich ook op het punt van duurzame ontwikkeling en energiezuinigheid van een bredere internationale verantwoordelijkheid bewust moeten zijn. De Europese Unie gelooft hoe dan ook in de Euro-Aziatische en in Atlantisch-Aziatische dialoog.
De lijst van actuele en toekomstige transatlantische agendapunten is langer, maar ik richt mij nu liever op een aantal praktische suggesties voor versterking van de transatlantische dialoog op verschillende niveau's.
(NAVO)
Binnen de transatlantische alliantie vervult de NAVO een spilfunctie. Jaap de Hoop Scheffer, de Secretaris-Generaal van de NAVO, is thans druk doende voorstellen uit te werken die de NAVO helpen zich aan te passen aan de eisen van de tijd. Nederland zal in de komende discussies constructief en creatief meedenken.
Feit is dat de NAVO nog nooit zo betrokken is geweest bij internationale vredesoperaties als nu. In Afghanistan en de Balkan speelt de NAVO een uiterst belangrijke rol. Ook in Irak draagt de NAVO met een trainingsprogramma bij. In de toekomst voorzie ik ook een mogelijke rol van de NAVO bij het Midden Oosten vredesproces. Juist de Euro-Amerikaanse NAVO kan zowel Israeli's als Palestijnen een gevoel van zekerheid en objectiviteit geven.
Het is daarom zaak dat de Amerikanen en de Europeanen serieus blijven investeren in de NAVO en de NAVO niet reduceren tot een militaire toolbox in de negatieve betekenis. Daarbij graait men naar behoefte in de grabbelton voor een vliegtuig of een bataljon, maar laat men de NAVO verder links liggen. Wie de NAVO serieus neemt beschouwt de NAVO als meer dan een puur militair bondgenootschap, precies zoals het de oprichters voor de geest stond. Men investeert dan ook werkelijk in de NAVO en zorgt er zo voor dat de NAVO ook in de toekomst over voldoende militaire en politieke slagkracht beschikt.
Volgens de Secretaris-Generaal moet de NAVO een politiekere rol krijgen - en Nederland is het daarmee eens. Wij moeten binnen de NAVO zelf, maar ook tussen de EU en de NAVO, en tussen de EU en de Verenigde Staten de politieke dialoog intensiveren. Regelmatige informele consultaties zouden een geschikt instrument kunnen zijn.
Met de NATO Response Force, de NRF, heeft de Verenigde Staten een succesvol initiatief gelanceerd. Europese NAVO-bondgenoten leveren bij toerbeurt parate eenheden, die snel inzetbaar zijn. Maar hoe logisch is het dat die NRF uitsluitend met Europese troepen is gevuld? Het lijkt mij voor de wederzijdse gevoelens van verbondenheid belangrijk dat ook Amerikaanse eenheden in de NATO Response Force worden ingebed.
Om de transatlantische dialoog beter te voeren, denk ik ook aan een vorm van versterkte samenwerking op specifieke deelterreinen. Wij zouden dus een Europees concept - dat gestalte krijgt in de nieuwe grondwet - ook in de transatlantische relatie kunnen introduceren. Ik stel voor dat de NAVO onder duidelijke voorwaarden de mogelijkheid schept dat bondgenoten op diverse terreinen, zoals capaciteitsversterking, civiele bescherming en bepaalde militaire operaties, avant gardes in kleiner verband vormen. Daarbij kan een bepaalde activiteit binnen NAVO-verband ondernomen gaan worden door een kleinere groep, zonder dat de gehele NAVO zich hier unaniem hoeft achter te scharen. Ook ondersteuning van de Afrikaanse Unie, of van militaire planning bij de Verenigde Naties namens de NAVO zou dan makkelijker mogelijk zijn, ook als niet alle bondgenoten er bij betrokken willen zijn. In die andere lerende organisatie, de Europese Unie, hebben wij dergelijke spelregels in zorgvuldig onderling overleg vastgesteld; zoiets zou ook in de NAVO mogelijk moeten zijn.
In aanvulling op de discussies die in de NAVO lopen, zouden wij ook in de EU-VS relatie transparante, in samenstelling wisselende Euro-Amerikaanse avant gardes in het leven kunnen roepen. Wij willen immers voorkomen dat de Verenigde Staten zich telkens opnieuw geconfronteerd ziet met 25 lidstaten; tegelijkertijd willen wij zekerstellen dat alle EU-lidstaten zich vertegenwoordigd en geïnformeerd weten. Dat betekent dat de Europese zijde vertegenwoordigd zou zijn door de meest betrokken EU-lidstaten. Daarbij zouden wij criteria als "speciale betrokkenheid" of een "grote politieke of financiële inspanning" kunnen hanteren. Ook de Hoge Vertegenwoordiger of de toekomstige Europese Minister van Buitenlandse Zaken, en de Europese Commissie, kunnen daarbij een rol spelen.
Samengevat komt mijn pleidooi van vandaag er dus op neer dat Europeanen en Amerikanen blijven investeren in de transatlantische relatie, in woord en daad. Wij moeten niet alleen over elkaar praten, maar ook met elkaar. De Europese Unie zal zich in de Verenigde Staten bovendien beter moeten leren verkopen. Wij zullen in deze dialoog ook expliciet aandacht moeten schenken aan de conservatief-christelijke gemeenschap in de Verenigde Staten, en niet alleen omdat zij een belangrijke machtsfactor is geworden. Daarnaast moeten en kunnen de regeringen de politieke dialoog binnen de NAVO, tussen de EU en de NAVO en tussen de EU en de Verenigde Staten intensiveren. Het doel van onze alliantie stijgt boven die alliantie zelf uit: de transatlantische samenwerking staat ook ten dienste van een brede mondiale agenda. Onze alliantie - moreel geïnspireerd door democratie, vrijheid en menselijke waardigheid - is ook een cruciale zuil onder het bouwwerk van de Verenigde Naties en een effectief multilateraal stelsel.
(Conclusie)
Dames en heren,
Nog even terug naar Norbert Schmelzer, naar wie deze lezing is vernoemd. Naar aanleiding van zijn reis naar de Verenigde Staten noteerde Schmelzer in zijn memoires het volgende: "Wat mij ronduit verbaasde dat de kennis ván en het begrip vóór zaken als cultuur of de belangen van andere landen, zo uitgesproken marginaal was in dit grootste land van de 'vrije westerse wereld'" . Nu, vier decennia later, blijkt de kennis in Amerika over Europa nog altijd gebrekkig. Omgekeerd geldt het zelfde. Wij Europeanen hebben ons te lang blind gestaard op het Amerika van Friends, Frazier en Sex and the City. Nu beginnen wij geleidelijk aan in te zien dat er binnen de Verenigde Staten grote culturele verschillen bestaan, en dat Hollywood en Broadway ons slechts zeer beperkt helpen de Amerikaanse samenleving te doorgronden.
Van Hawaï tot Helsinki is het palet aan normen en waarden breed, en haar kleurstelling rijk, maar de kern van wat Amerikanen en Europeanen drijft is opvallend eenduidig: dat iedereen het recht heeft op vrijheid, democratie en welvaart - en daarmee dus op een menswaardig bestaan. Het laatste woord geef ik graag aan Norbert Schmelzer, die in zijn memoires alles wat ik zojuist heb gezegd kernachtig samenvat. Ik citeer: "Ik heb het vertrouwen dat er ooit een situatie zal ontstaan waarin geestelijk-morele waarden uiteindelijk tot een gebundelde positieve kracht zullen samenvloeien."
Dank u wel
-----------------------
Schmelzer, Norbert. Herinneringen van een Politiek Dier. Uitgeverij Balans: 2004. p. 144.
---- --
CDA