Contactpersoon
Datum
30 maart 2005
Ons kenmerk
DGW 2005/401
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
VW-05-140 / LNV 05-135
Onderwerp
Kaderrichtlijn Water, status toekenning Waddenzee: brief Hoogheemraadschap
Hollands Noorderkwartier aan de Vaste Commissie voor Verkeer en Waterstaat
Geachte voorzitter,
In aanvulling op mijn brief van 21 maart 2005 inzake de behandeling van een
tweetal brieven betreffende de statustoekenning van de Waddenzee onder de
Kaderrichtlijn Water (KRW) (briefnummer DGW 2005/234), wil ik u ook voor
een reactie op het schrijven van het Hoogheemraadschap Hollands
Noorderkwartier gaarne verwijzen naar mijn brief aan de Tweede Kamer
betreffende de stroomgebiedrapportages (zie bijlage).
In deze brief geef ik aan waarom en onder welke voorwaarden ik gekozen heb
voor een voorlopige aanwijzing van de Waddenzee als natuurlijk water.
Definitieve vastlegging zal in 2009 in de stroomgebiedbeheersplannen plaats
vinden. De definitieve status zal getoetst worden aan de voorwaarden zoals
ik ze in genoemde brief heb aangegeven. Mocht aan een of meerdere
voorwaarden niet voldaan kunnen worden dan dient de keuze voor de status
natuurlijk heroverwogen te worden.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw drs M.H. Schultz van Haegen
Contactpersoon
Datum
3 maart 2005
Ons kenmerk
DGW 2005/118
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
1
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Aanbieding KRW rapportages
Geachte voorzitter,
In vervolg op mijn toezegging u regelmatig op de hoogte te houden van de
voortgang van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (KRW) ontvangt u
hierbij, mede namens de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer en de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit, ter informatie de zogenaamde artikel 5-rapportages van de
KRW.
De rapportages voor de Nederlandse delen van de stroomgebieden van Eems,
Rijn, Maas en Schelde vloeien als verplichting voort uit de KRW. Conform de
vereisten van de KRW heb ik deze rapportages kort voor 22 december 2004
vastgesteld en de EU-commissie hierover geïnformeerd. Ik ben voornemens,
zoals de KRW dit vereist, de rapportages voor 22 maart 2005 formeel aan de
EU-commissie aan te bieden. Tevens zal ik de EU-commissie
in een brief attenderen op de belangrijkste bevindingen en elementen
benoemen die op de internationale agenda een plaats moeten krijgen. Een
eventuele reactie van uw Kamer op de rapportages kan ik bij het opstellen
van deze brief betrekken.
De rapportages zijn tot stand gekomen dankzij een gezamenlijke inspanning
van overheden in de regio en met instemming van de regionale bestuurders
vastgesteld. Naast de rapportages treft u de referenties voor natuurlijke
wateren en het auditrapport dat hoort bij de rapportages aan. De audit heb
ik in de zomer van 2004 laten verrichten door een onafhankelijke commissie
van deskundigen. De audit was er op gericht om te bezien of in de
rapportages de ruimte is behouden om in een later stadium bij de opstelling
van de stroomgebiedplannen, afwegingen te maken over doelen en maatregelen
die voldoen aan het criterium dat ze haalbaar en betaalbaar zijn. De
auditresultaten zijn in het najaar gebruikt om de rapportages te verbeteren
tot de huidige vastgestelde versies.
Hieronder wil ik ingaan op een aantal algemene conclusies uit de
rapportages en het belang hiervan voor het vervolgproces. Voor meer
specifieke bevindingen uit de verschillende stroomgebieden verwijs ik graag
naar de rapportages zelf.
Wat zijn de rapportages?
De rapportages zijn beschrijvingen van de watersituatie op dit moment.
Belangrijke onderdelen zijn de karakterisering van de waterlichamen. Hoe
zijn ze begrensd, zijn ze 'natuurlijk', 'sterk veranderd' of 'kunstmatig'.
Het bevat ook een eerste inschatting van waar we 'at risk' zijn voor het op
orde brengen van de kwaliteit van het water. De rapportages zijn
startdocumenten. Daarom wil ik graag benadrukken dat de rapportages
voorlopige karakteriseringen zijn, waarbij de begrenzing van waterlichamen,
de status en de doelen in het traject dat voor ons ligt nader uitgewerkt,
onderbouwd en indien nodig herzien moeten worden. Met de nodige
tussenstappen gaan we nu werken aan de stroomgebiedbeheersplannen (2009).
Daarin staat hoe Nederland de KRW feitelijk gaat uitvoeren en worden de
doelen en maatregelen beschreven.
Internationale stroomgebieden centraal
Uitgangspunt van de KRW is de stroomgebiedbenadering. In de vorig jaar mede
op uw verzoek uitgebrachte notitie 'Pragmatische implementatie KRW' (TK
2003-2004, 28808, nr. 12) heb ik gewezen op de kansen die dit voor
Nederland met zich meebrengt. De bron van onze waterkwaliteitsproblemen
ligt immers veelal in het buitenland. De stroomgebiedbenadering plaatst
Nederland in een goede onderhandelingspositie met onze bovenstroomse
buurlanden. Ik hecht daarom veel belang aan maximale samenhang tussen de
binnenlandse en buitenlandse rapportages van de stroomgebieden. Toch is dat
nog niet volledig gelukt, zodat op de landsgrenzen soms wateren zonder
verklaring van type veranderen of kaartbeelden niet geheel aansluiten. Op
weg naar de
stroomgebiedbeheersplannen worden deze verschillen weggenomen dan wel
helder gemotiveerd.
Doordat er in deze fase van de implementatie van de KRW nog geen eenduidige
EU-kaders waren voor vorm en vereisten van de rapportages, heeft dat ruimte
gegeven en geleid tot enigszins verschillende rapportages binnen Nederland.
In het kader van de 'common implementation strategy', het gezamenlijk
uitwerken van de uitvoering van de KRW, zal ik me blijven inzetten voor
verdere harmonisatie van aanpak en producten.
Bij het opstellen van de rapportages is het grote belang dat Nederland
heeft bij een goede stroomgebiedbrede aanpak van de
waterkwaliteitsproblemen opnieuw gebleken. De mondingen van Eems, Rijn,
Maas en Schelde zijn alle beschermde gebieden conform Vogel- en
Habitatrichtlijn. Om daar aan chemische en ecologische doelen te kunnen
voldoen moeten de emissies en andere menselijke belastingen in het gehele
stroomgebied verder worden teruggebracht. Dit zal internationaal
nadrukkelijk ingebracht worden als gemeenschappelijke opgave. Om deze
gemeenschappelijke problemen daadwerkelijk op stroomgebiedniveau op te
lossen zal een verschuiving nodig zijn van ambtelijk overleg en
samenwerking naar een stroomgebiedbrede aanpak op politiek bestuurlijk
niveau. Ik zal daartoe initiatieven ondernemen.
De nationale agenda
De rapportages vormen samen het eerste belangrijke product in een proces
dat moet leiden tot de stroomgebiedbeheersplannen in 2009 en verdere
verbetering van de waterkwaliteit. Hierbij sluit ik aan bij de notitie
'Pragmatische implementatie KRW'. In deze aanbiedingsbrief wil ik stilstaan
bij een aantal aspecten dat in dit vervolgproces nadrukkelijk aandacht zal
moeten krijgen.
A: Beoordeling 'At risk'
Uit de rapportages blijkt dat als gevolg van de menselijke belastingen de
oppervlaktewater waterlichamen in Nederland vrijwel allemaal 'at risk'
zijn. Hiermee wordt bedoeld dat ingeschat wordt dat vermoedelijk niet alle
milieudoelstellingen zoals de KRW die voorschrijft, de zogenaamde goede
toestand, in 2015 gehaald zullen worden bij gelijkblijvend beleid. Zoals
ook in de notitie 'Pragmatische implementatie KRW' staat aangegeven zijn
eutrofiering, zware metalen, PAK's en (andere) prioritaire stoffen de
belangrijkste problemen.
Bij de analyse van de toestand van waterlichamen is conform de KRW het
principe 'one out, all out' gehanteerd: dit wil zeggen dat wanneer aan één
bepaalde norm niet wordt voldaan, niet wordt voldaan aan de doelstellingen
van de KRW als geheel. Bij het doen van de analyse zijn twee belangrijke
uitgangspunten gehanteerd: (1) extra menselijke belasting ten gevolge van
economische groei moet conform het door de KRW vereiste 'stand still'
principe worden gecompenseerd door procesinnovatie of extra maatregelen;
(2) bij de risico-analyse wordt uitgegaan van een worst case scenario:'wat
wordt de situatie als geen extra maatregelen ten opzichte van het bestaande
beleid worden uitgevoerd'.
Wat het meest in het oog springt uit de rapportages is dat vrijwel heel
Nederland als 'at risk' wordt ingeschat waar het gaat om het halen van de
doelen. Dit beeld is voor mij herkenbaar en daarnaast ook te somber.
Herkenbaar omdat de Nederlandse rapportages over waterkwaliteit al
jarenlang een beeld schetsen dat we een aantal forse en hardnekkige
problemen hebben. Eutrofiering, te hoge concentraties van een aantal zware
metalen, PAK's en PCB's zijn voorbeelden van hardnekkige problemen. Ook in
de notitie 'Pragmatische implementatie KRW' zijn deze aspecten als
problematisch aangeduid. De rapportages bevestigen het beeld dat op die
terreinen nog een grote opgave ligt. Zowel voor Nederland zelf als voor de
(bovenstrooms gelegen) lidstaten. Ik vind het beeld te somber omdat de
verbeteringen die inmiddels al wel zijn gerealiseerd niet prominent naar
voren komen. Door het KRW principe van 'one out, all out' ligt het accent
zeer sterk op tekortkomingen en op dat wat nog moet gebeuren. Daardoor zijn
de grote verbeteringen van de waterkwaliteit, die zijn gerealiseerd dankzij
de invoering van de WVO in 1970 en het Rijn actie programma, niet
herkenbaar. Het risico is reëel dat deze accentuering op wat nog moet
gebeuren en het onvoldoende in beeld brengen van wat al bereikt is,
uiteindelijk leidt tot verlies van bestuurlijk en maatschappelijk
draagvlak. Ik zal daarom bezien op welke wijze een genuanceerd inzicht kan
worden gegeven in de ontwikkelingen en toestand van de chemische en
ecologische waterkwaliteit.
Per probleemstof zal expliciet worden aangegeven op welke niveau, van
Europese Unie tot lokaal, de aanpak zich moet richten. Met het Derde
Actieprogramma Nitraatrichtlijn geeft Nederland alvast een verdere impuls
aan de aanpak van eutrofiering. Voor prioritaire stoffen is de Nederlandse
inzet dat naast communautaire normen, ook een communautair maatregelen
programma wordt opgesteld.
B: Veel niet-natuurlijke wateren, de Waddenzee voorlopig wel 'natuurlijk'
Vrijwel alle waterlichamen in Nederland worden gekarakteriseerd als 'sterk
veranderd' of 'kunstmatig' vanwege de wijzigingen in de fysieke structuur
die in het verleden hebben plaats gevonden.
Het intensieve waterbeheer in Nederland leidt er toe dat er vrijwel overal
sprake is van grote ingrepen in de 'hydromorfologie'. Daarom zijn voorlopig
vele waterlichamen aangewezen als 'sterk veranderd' of ´kunstmatig´. Deze
benadering sluit goed aan bij verzoeken uit uw Kamer gedaan tijdens de
behandeling van het wetsvoorstel om veel waterlichamen als 'sterk veranderd
water' of ´kunstmatig´ aan te wijzen. In de stroomgebiedbeheersplannen in
2009 zal de definitieve status van de waterlichamen worden aangewezen. Daar
waar (kosten)effectieve mitigerende en compenserende maatregelen kunnen
worden genomen kan een 'sterk veranderd water' alsnog de status
'natuurlijk' krijgen. Omgekeerd kan een voorlopige status 'natuurlijk' ook
worden omgezet in een status van 'sterk veranderd water'.
Overigens wijs ik erop dat ook veel 'sterk veranderde wateren' en
´kunstmatige wateren' een hoge natuurwaarde kunnen hebben. Zo is het
IJsselmeer dan wel geen Zuiderzee meer, maar wel een zeer waardevol
Vogelrichtlijngebied met navenant hoge ecologische doelstellingen.
In de stroomgebiedbeheersplannen zal worden aangeven hoe conform de KRW-
vereisten het versterken van ecologische waarden gestalte kan krijgen.
Daarbij blijft een veilig, droog en sociaal-economisch leefbaar Nederland
vanzelfsprekend uitgangspunt.
De Waddenzee heeft in de rapportages de status 'natuurlijk' gekregen. Ik
zie dit als meest passend bij de ecologische kwaliteit, de haalbare
ecologische doelstellingen en de internationaal beschermde status van de
Waddenzee. Binnen het Regionaal Bestuurlijk Overleg (RBO) Rijn-Noord
bestaat hierover verschil van inzicht. De aanwijzing van de Waddenzee als
'natuurlijk water' biedt in mijn ogen de beste kans om in overleg met onze
buurlanden tot haalbare en betaalbare uitvoering van de KRW te komen.
Daarbij worden de regionale aspecten goed in het oog gehouden. Ik denk
hierbij aan de effecten op de regionale economie.
Met de bewindslieden van LNV en VROM heb ik afgesproken om de Waddenzee aan
te wijzen als 'Natuurlijk' onder een aantal voorwaarden. Deze betreffen:
er zal geen alleingang zijn van Nederland. Besluit Duitsland of Denemarken
tot de status van 'sterk veranderd water' dan kan Nederland zich daarbij
alsnog aansluiten;
er mag geen opeenstapeling van belemmeringen ontstaan tengevolge van de
toepassing van de KRW en andere regelgeving, zoals de Vogel- en
Habitatrichtlijnen;
de aanwijzing als 'natuurlijk' waterlichaam mag geen belemmering vormen
voor de huidige en de aanleg van toekomstige waterstaatkundige werken
gericht op het bieden van veiligheid;
RBO-Noord heeft de volgende nadere voorwaarden gesteld. Deze betreffen:
er worden geen belemmeringen opgeworpen voor het actieve beheer, met het
oog op het bieden van veiligheid, mede omvattend het actieve kwelderbeheer;
er worden geen belemmeringen opgeworpen voor het garanderen van de
bestaande en toekomstige afwateringsmogelijkheden;
de havens met bijbehorende vaargeulen moeten hun functie kunnen behouden en
waar nodig uitbreiden, voor zover passend binnen de afspraken in PKB kader.
Met de eerste twee voorwaarden kan ik akkoord gaan. De laatste dient in
lijn te worden gebracht met de afspraken in het kader van de PKB Waddenzee.
Daarvoor geldt op dit moment dat er geen zeewaartse uitbreiding van havens
en alleen incidentele verdieping van vaargeulen mogelijk is. Dit is in lijn
met de kabinetsreactie van december 2004 op de aangenomen moties over het
Waddenzeebeleid. Overigens is en blijft de PKB-Waddenzee richtinggevend
voor de ontwikkelingen in en rond de Waddenzee.
Deze voorwaarden zullen voor Nederland richtinggevend zijn bij het verdere
overleg met Duitsland en Denemarken.
Mocht aan één of meerdere van deze voorwaarden niet voldaan kunnen worden
wanneer de Waddenzee de status 'natuurlijk' krijgt, dan dient deze keuze
heroverwogen te worden. Deze heroverweging heeft overigens betrekking op de
hydromorfologische belasting. Dit omdat het verschil tussen de status
'natuurlijk' en 'sterk veranderd' dáárin is gelegen, in casu de
aanwezigheid van dijken en het op diepte houden van vaargeulen.
C: Grondwater
Uit de rapportages blijkt dat ook de meeste grondwaterlichamen in Nederland
'at risk' zijn.
Net als voor oppervlaktewater zijn voor grondwater ook waterlichamen
aangewezen. Er zijn zowel grote (regionale) als kleine (meer lokale)
grondwaterlichamen. In het laatste geval gaat het om grondwaterlichamen,
die benut worden voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd
water. Hiervoor zijn reeds kleine grondwaterlichamen begrensd en
gekarakteriseerd door de provincies.
Op basis van de analyse van de belangrijkste stoffen is de gemiddelde
kwalititatieve toestand van het grondwater vaak goed te noemen met
uitzondering van het grondwater in het lössgebied in Zuid-Limburg (vanwege
te hoog nitraatgehalte). Toch zijn de meeste grote (regionale)
grondwaterlichamen m.u.v. die in de duingebieden wel 'at risk', vanwege het
overschrijden van de nitraatnorm in het ondiepe grondwater of vanwege de
kans dat door het uitstromende grondwater de kwaliteitsdoelstellingen in
het ontvangende oppervlaktewater niet kan worden bereikt. Dit doet zich
vooral voor in de meer in West en Noord Nederland gelegen klei/veen
grondwaterlichamen. Ook is een groot aantal grondwaterlichamen, die benut
worden voor de onttrekking van voor menselijke consumptie bestemd water,
'at risk'. Dit betreft met name de grondwaterlichamen bij ondiepe
onttrekkingen.
In het algemeen gesproken is de kwantitatieve toestand van de
grondwaterlichamen goed, vanwege het neerslagoverschot dat we in Nederland
hebben.
Lokaal kunnen grondwaterlichamen in waardevolle natuurgebieden wel een
slechte toestand hebben. Bij voortzetting hiervan kan verdroging optreden
van natuurgebieden. Omdat nog niet duidelijk is in hoeverre verdroging een
rol zal spelen bij het behalen van doelen in 2015 worden alle grote
grondwaterlichamen voor de kwantiteit als 'mogelijk at risk' aangeduid.
Voor de kleine grondwaterlichamen, waaruit water voor menselijke consumptie
wordt onttrokken zal vaak geen evenwicht aanwezig zijn tussen onttrekking
en aanvulling van grondwater. Het overschot aan onttrekking wordt
gecompenseerd door horizontale toestroming uit andere gebieden.
D: Referenties
Bij het opstellen van referenties voor de 'natuurlijke wateren' is bij
gebrek aan onbeïnvloede 'natuurlijke wateren' veel gebruik gemaakt van
expert judgement. Conform de Europese afspraken zijn voor de 'kunstmatige'
en de 'sterk veranderde' wateren geen MEP (maximaal ecologische potentieel)
opgesteld.
Conform de KRW dienen ook de referenties voor de natuurlijke wateren te
worden gerapporteerd. Referenties zijn belangrijk om daarvan de ecologische
doelstellingen te kunnen afleiden. Omdat er in Nederland maar weinige
ongestoorde 'natuurlijke wateren' voorkomen was dit geen eenvoudige opgave.
Op basis van expert judgement is daarom een referentie op hoofdlijnen
gerapporteerd. Verder benut Nederland de vergelijking met het buitenland -
de zogenoemde intercalibratie - optimaal om te komen tot Europese
afstemming van maatschappelijk haalbare doelen.
E: Monitoren
De rapportages laten zien dat voor veel elementen geen (volledige set van)
milieugegevens beschikbaar zijn, omdat deze (nog) niet gemeten worden in
Nederland.
In Nederland wordt al lang zeer intensief gemonitord. In alle verschillende
meetnetten gaan vele tientallen miljoenen euro's om. Toch is gebleken dat
bij het opstellen van de rapportages er voor vele wateren geen volledige
data set beschikbaar was. Desalniettemin kan op basis van de beschikbare
data een voldoende accuraat beeld geschetst worden van de huidige situatie.
De rapportages voldoen daarom goed als vertrekpunt voor het vervolgproces.
Vanaf 22 december 2006 moet de monitoring conform de KRW-vereisten
plaatsvinden. In 2005 wordt geconcretiseerd welke aanpassingen van de
monitoring moeten plaatsvinden. In de afgelopen periode is door meerdere
partijen de vrees geuit dat de KRW zal leiden tot een aanzienlijke toename
van de kosten voor monitoring. Ik onderken dat risico en zal daarom bij het
totstandkomen van de monitoringstrategie de volgende uitgangspunten
hanteren: (1) Conform de KRW zal de monitoring een adequaat beeld van de
toestand op stroomgebiedniveau moeten leveren en moet de effectiviteit van
het maatregelprogramma kunnen worden bepaald; (2) Optimalisatie en
kostenbeheersing door optimaal gebruik te maken van de bestaande
monitoringsinspanning, door in te zetten op meer samenwerking tussen
beheerders en door binnen de EU de wijze van monitoren af te stemmen en te
harmoniseren. Met deze uitgangspunten sluit ik aan bij de motie van Van
Lith c.s. (TK, vergaderjaar 2003-2004/28 808 /nr. 20)
Deze aanpak moet er toe leiden dat monitoren ten behoeve van KRW-
verplichtingen ten dienst staat van de beoordeling van de effectiviteit van
de maatregelen en uiteindelijk van de waterkwaliteit.
F: Schaal oppervlaktewaterlichamen
Specifiek voor het intensieve Nederlandse waterbeheer is het zeer grote
aantal kleine wateren zoals sloten. Aparte presentatie van die kleine
wateren zou leiden tot een detaillering waardoor het overzicht verdwijnt.
In een aantal rapportages is er daarom voor gekozen om deze stelsels van
haarvaten als 'virtuele' waterlichamen aan te geven.
Op aanraden van een auditcommissie die de rapportages heeft doorgelicht zal
Nederland in het stroomgebiedbeheersplan deze benadering aanpassen en een
systeem hanteren dat eenvoudig en overzichtelijk is. Binnen de
randvoorwaarden van de KRW is dan maatwerk van toepassing als dat
beleidsmatig en maatschappelijk wenselijk en haalbaar geacht wordt. Dit
sluit aan bij een tijdens de behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer
gedaan verzoek.
Dit betekent dat we de komende periode waar nodig, de begrenzing van
waterlichamen zullen aanpassen. Resultaat van het proces moet een
schaalniveau zijn dat afgestemd is op de gewenste doelen en maatregelen.
Daarnaast wordt gestreefd de lastendruk en de monitoringskosten beperkt te
houden. In alle wateren, ook de kleine, gelden conform de KRW de chemische
doelen. De waterbeheerders dienen ten behoeve van hun eigen beleid voor
deze wateren zelf ecologische doelen te formuleren, rekening houdend met de
invloed op ecologische doelen in andere wateren en het nationaal en
Europees natuurbeleid. In deze wateren moeten in ieder geval maatregelen
worden genomen in het geval problemen naar andere waterlichamen worden
afgewenteld.
In de richting van de EU-commissie zal ik aangeven dat de begrenzing van
waterlichamen in het stroomgebiedbeheersplan 2009 op basis van voornoemde
uitgangspunten zal worden herzien en van goede motivering voorzien.
G: Inbreng maatschappelijke organisaties
De maatschappelijke organisaties konden zich overwegend vinden in de
rapportages maar hebben wel een aantal aandachtspunten meegegeven.
In lijn met het Verdrag van Aarhus (richtlijn 2003/4/EG) gaat artikel 14
van de KRW in op voorlichting en raadpleging van het publiek. In artikel 14
worden de volgende elementen onderscheiden:
Informatievoorziening van het publiek (verplicht)
Consultatie van het publiek (verplicht)
Actieve betrokkenheid van geïnteresseerde partijen (moet worden
aangemoedigd)
Informatievoorziening en consultatie zijn grotendeels opgenomen in
Nederlandse wetgeving in de bestaande inspraakprocedures. In februari 2004
is een project gestart om invulling te geven aan actieve betrokkenheid.
Actieve betrokkenheid houdt in dat geïnteresseerde partijen uitgenodigd
worden om actief bij te dragen aan het proces en een rol te spelen in het
adviseren van de bevoegde autoriteiten. Voor de KRW rapportages is dit
gebeurd middels een Overlegorgaan Water en Noordzee-themabijeenkomst. De
maatschappelijke organisaties spraken in het algemeen waardering uit voor
de kwaliteit van de rapportages en waren van mening dat de rapportages op
hoofdlijnen een objectieve en heldere weergave bieden van de huidige
situatie van de Nederlandse wateren. Tenslotte is door de organisaties
aandacht gevraagd voor het aspect van de bestuurlijke legitimatie, de
regievoering van het Rijk, de samenhang tussen waterkwaliteit en
waterkwantiteit, een andere onderbouwing van de economische analyse en
recreatie als gebruiksfunctie.
Vervolgproces
De rapportages vormen vooral de start voor het vervolgproces. In dat
vervolgproces zullen, zoals hiervoor aangegeven, de volgende aspecten een
goede plek moeten krijgen op de agenda:
Transnationale issues. Bovenstrooms voldoende rekening houden met de
problemen die zich benedenstrooms manifesteren;
Stroomgebiedsamenwerking op politiek bestuurlijk niveau bevorderen;
Monitoren ten behoeve van KRW-verplichtingen dient als middel ten dienste
te staan aan de beoordeling van de effectiviteit van de maatregelen,
kostenbeheersing door afstemming en samenwerking;
Het sombere beeld uit de risico analyse moet de start vormen voor een met
behulp van een maatschappelijke kosten-batenanalyse geprioriteerd en
effectief innovatie- en maatregelenprogramma;
Meer evenwicht tussen signaleren van resterende problemen (one out, all
out) en presenteren van voortgang in te behalen resultaten;
Nadere analyse van mitigerende en compenserende maatregelen om voor wateren
waar sprake is van significante hydromorfologische ingrepen toch een goede
ecologische toestand te halen;
Maatschappelijk passende ecologische ambities in het Goed Ecologisch
Potentieel voor de in Nederland noodzakelijkerwijs veelal niet natuurlijke
wateren;
Een generiek effectief beleid voor de zeer kleine (veelal niet natuurlijke)
wateren waarbij maatregelen op het hele gebied van toepassing (kunnen) zijn
en de te bereiken effecten afgestemd zijn op de doelen in de grotere
''benedenstroomse'' wateren.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw. drs. M.H. Schultz van Haegen
Ministerie van Verkeer en Waterstaat