Algemene Vereniging Van Beroepsjournalisten in België
Journalisten en trauma's
Veiligheidstrainingen voor journalisten die naar oorlogsgebieden
trekken zijn sinds tien jaar een geaccepteerd verschijnsel. Dat
journalisten tijdens hun werkzaamheden emotionele schade kunnen
oplopen en daardoor een Post Traumatische Stress Stoornis (PTSD)
kunnen ontwikkelen is minder geweten. Er hangt dan ook een enorm taboe
rond. Het Dart Center for Journalism & Trauma probeert, vanuit zijn
kantoren in Washington en London, wereldwijd journalisten te
informeren en manieren aan de hand te doen waardoor collegas mekaar
kunnen helpen.
Het was traumapsycholoog majoor Erik De Soir van de Koninklijke
Militaire School die vorig jaar de kat de bel aanbond. Nogal wat
journalisten die het proces Dutroux meemaakten waren zo onder indruk
van de gruwel in de rapporten en het bezoek aan de kelder waarin de
meisjes hadden gezeten, dat ze nadien psychologische bijstand nodig
hadden om het gebeurde te verwerken, vertelde hij tijdens de laatste
trainingssessie over risico-en conflictbeheersing in oorlogsgebieden
georganiseerd door het Belgisch leger. Tijdens die sessie bleek dat
ook de aanwezige journalisten verhalen konden vertellen over
traumatische ervaringen tijdens het reportagewerk en niet altijd
wisten hoe ze daarmee moesten omgaan.
Ondertussen blijken wereldwijd ook journalisten die rapporteerden over
de tsunamiramp daaraan emotionele schade te hebben over gehouden. Roel
Van Hofstraeten (Gazet van Antwerpen) publiceerde in januari fotos
over de gevolgen van de tsunami-ramp in Indonesië. Alle kinderen die
ik tijdens mijn verblijf op foto heb vastgelegd zijn nadien overleden.
Ik heb situaties gezien die te gruwelijk waren voor fotos, maar die
beelden staan wel op mijn netvlies gegrift. Het is verschrikkelijk
moeilijk om daar in zulke gevallen professioneel afstand van te nemen.
Wel kon ik met de Belgische hulpverleners die daar ter plaatse waren
over die ervaringen praten, en dat is mijn geluk geweest.
Steven Decraene (VTM) was die eerste weken bijna constant in het
rampgebied. Ik kan alles nogal goed in hokjes stoppen en afstand
nemen, bekent hij. Maar de eerste week was verschrikkelijk
deprimerend. Ons hotel bevond zich in de onmiddellijke nabijheid van
het rampgebied zodat ik bijna voortdurend met die ellende
geconfronteerd werd. Wat wel hielp was praten, met de collegas, met de
mensen van het DVI-team. Toen ik in januari terugging hadden we een
hotel op vier uur rijden van het rampgebied. Die vier uur gaf ons de
tijd om afstand te nemen van hetgeen we gezien hadden.
Vooral sinds de tsunami-ramp is op de redacties het besef gegroeid dat
journalisten ook wel eens emotionele schade kunnen oplopen door de
gruwelijke situaties waarin ze beroepshalve moeten werken. Op de VRT
krijgen journalisten die terugkeren uit oorlogs-of rampgebieden sinds
twee jaar een debriefing door majoor Erik De Soir. De Gazet van
Antwerpen heeft haar journalisten eveneens psychologische hulp
aangeboden indien blijkt dat ze die nodig zouden hebben.
Maar dergelijke intiatieven blijven zeldzaam, en ze worden al helemaal
niet genomen voor journalisten die in eigen land naar rampen zoals
Pecrot of Ghislenghien worden gestuurd of die tijdens een manifestatie
zelf het slachtoffer worden van geweld. Men gaat er van uit dat
journalisten gewoon zijn om te gaan met geweld, als part of the job.
Als men zich concentreert op het werk en niet probeert om de rol van
politieagent, reddingswerker of dokter over te nemen, zullen de
traumatische gevolgen erg klein zijn, denkt men. Een ander argument
gaat terug op hoe sommige mensen denken dat ons brein werkt:
compartimentering. Stop alles in hokjes, cijfer je eigen gevoelens
tijdelijk weg en ga verder met je werk. Zo denken veel journalisten er
over.
Herald of Free Enterprise
Maar vroeg of laat komen die herinneringen toch weer boven. Voormalig
VRT-cameraman Leo De Haes was in 1987 al een paar uur na de ramp op de
zinkende Herald of Free Enterprise. Ik ben op de romp van het schip
geklauterd om beelden te kunnen maken van de Seaking-helicopter die de
slachtoffers door de kapotte ramen naar boven haalde, vertelt hij.
Vervolgens werden ze losgemaakt en op de romp gegooid, tot vlak voor
mijn voeten. Op de duur lag die romp zo vol lijken dat ik nauwelijks
nog plaats had om te staan. Pure horror was dat. Toen ik terug thuis
kwam na 36 uur werken, ben ik onmiddellijk op vakantie vertrokken. Ik
voelde mij afschuwelijk slecht en kon het gebeuren moeilijk uit mijn
hoofd zetten. Als ik nu beelden zie van een scheepsramp, komen die
herinneringen telkens terug. Dat raak ik nooit meer kwijt.
De Nederlandse journaliste Marjolein Wijnand was 20 jaar toen ze in
1993 de kans kreeg om voor De Volkskrant drie maanden in Noord-Irak te
werken. Terug in Nederland vernam ze dat haar Duitse collega Lissy
Schmidt, die ze in Noord-Irak had leren kennen vermoord was. Door haar
dood drong pas goed tot me door welke risicos ik zelf in Irak had
gelopen. Ook ik had vermoord kunnen worden. Ik was er kapot van, zegt
ze. En ook Bob Gassaway van de Associated Press wordt 40 jaar na de
oorlog in Vietnam nog steeds achtervolgd door de verschrikkelijke
gebeurtenissen van de oorlog. Het geluid van helicopters of knalpotten
van een auto doet hem opschrikken (schrijft hij in een getuigenis aan
het Dart Center), en als het even kon ontvlucht hij het feestgewoel
tijdens de Fourth of July-vieringen. De helle lichten en het lawaai
zijn veel te echt voor mij.
Hoewel posttraumatische stress in de vakliteratuur beschreven staat
als een stoornis, is er volgens Erik De Soir absoluut geen sprake van
een ziekte. Als je spreekt over post traumatische stress denken we aan
symptomen zoals herbelevingen, vermijdingen of ontkenningen en tekens
van blijvende lichamelijke opwinding. In het geval van een herbeleving
ervaart de journalist opnieuw alle sensaties van onmacht,
ontreddering, schok en het gevoel van totale gruwel bij het zien van
een dode of iemand met zware verwondingen. Als gevolg daarvan blijft
hij die gevoelens ontkennen, ontwikkelt hij een blijvende
schrikachtigheid, een hyperwaakzaamheid, en gaat op de duur helemaal
verstoord sociaal functioneren. Hij klampt zich vast aan de erge
gebeurtenissen die hij meegemaakt heeft en slaagt er niet meer in om
normaal in zijn familie of werkkring te functioneren. Daarbij wordt
hij voortdurend heen en weer geslingerd tussen herbeleving en
ontkenning. Net zoals een barbecue bij een brandweerman een associatie
kan oproepen met een verkoold lichaam, kan een geur of een woord die
heel traumatische gebeurtenis opnieuw oproepen. Als iemand een
dergelijke ervaring heeft meegemaakt in het donker, zal die persoon
gaan slapen met alle lichten aan. Hij vermijdt om terug te komen in
situaties die het trauma kunnen triggeren. Heel vaak zie je dan ook
dat de journalist naar de fles grijpt als enige middel om die
ervaringen te verwerken. Maar dat is volledig disfunctioneel. Al deze
symptomen maken deel uit van het aanpassingsproces dat journalisten
moet in staat stellen opnieuw te gaan functioneren. Maar om te
voorkomen dat zij wegglijden in de drank of onaangepast gedrag is het
nodig dat zij psychologische ondersteuning krijgen.
Bloedsporen op straat
Maar PTSD kan zich ook ontwikkelen bij doordeweekse opdrachten, van
het genre weekendongevallen bijvoorbeeld. Ginger Casey, een
televisiereporter uit Rhode Island, kreeg enkele jaren geleden de
opdracht zich bezig te houden met de slachtoffers van een
seriemoordenaar in Los Angeles. Weken later geraakte ik opeens mijn
bed niet meer uit, vertelt hij nu. Ik sliep soms 12 uur per dag. In
mijn nachtmerries zag ik altijd die kleine gezichtjes weer, zelfs al
gedroeg ik mijzelf heel professioneel en leverde ik mijn bijdragen
steeds op tijd en zonder één spoortje van emotie af. Ik wou niet dat
mijn baas te weten kwam dat die verhalen mij deden ineenkrimpen van
medeleven en dat ik misschien mijn werk niet meer aankon. Omdat
journalisten vaak de symptomen niet herkennen of niet weten hoe ermee
om te gaan, duurt het heel lang voor de traumas behandeld worden.
In 1996 ondervroegen twee Amerikaanse sociologen, Simpson en Boggs,
130 dagbladreporters, redacteuren en fotografen van verschillende
kranten in de staten Michigan en Washington. Allen hadden zware
opdrachten achter de rug: branden, neergestorte vliegtuigen,
auto-ongevallen, zelfs de fatale aanval van een dolgedraaide olifant.
Het rapport, An exploratory study of traumatic stress among newspaper
journalists, kwam tot verrassende conclusies. De groep reporters
vertoonde stress-symptomen die te vergelijken zijn met de symptomen
van reddingswerkers na een traumatische operatie. Hoe langer
journalisten werkten als gewoon verslaggever, des te meer
trauma-symptomen ze vertoonden, ongewenste flashbacks bijvoorbeeld en
de neiging om traumatische ervaringen op te bergen in hokjes. Sommige
reporters konden jaren soms zelfs decennia later nog gedetailleerde
informatie geven over de slachtoffers in de auto en op straat. Anderen
hadden het over de bloedsporen op straat, een achtergelaten scalpel
langs de kant van de weg, de niet aangeraakte doos met donuts in een
geaccidenteerde wagen of de half leeggedronken fles met wisky in een
andere. De onderzoekers ondervroegen ook familieleden, vrienden en
collegas over het gedrag van de ondervraagden. Die rapporteerden
opvliegendheid of gebrek aan redelijkheid bij de journalisten. Andere
journalisten waren ongewoon stil, zaten soms te wenen of geraakten in
een depressie. Ook een toenemende nervositeit en ongewoon veel roken
of drinken behoorden tot de symptomen. En hoe gingen de ondervraagden
zelf om met die stresstoestanden? Sommigen isoleerden zichzelf tot ze
weer in staat waren om te werken. Anderen waren geholpen met een goed
gesprek tussen vrienden. Het opdissen van straffe verhalen wordt het
vaakst aangehaald als middel om er bovenop te geraken. Nog anderen
maakten lange wandelingen, luisterden naar muziek, gingen naar de kerk
om te bidden of deelden hun frustraties met familieleden.
Maar ook veelvuldige interviews met slachtoffers kunnen dergelijke
effecten oproepen. Zo kreeg André Vastenavondt, lokaal correspondent
voor de Gazet van Antwerpen in Kessel, het emotioneel zwaar te
verduren toen hij nauw betrokken werd bij de zoektocht naar de
Kesselse slachtoffers van de tsunamiramp. Ik belde heel vaak over en
weer met familie en de vriend die in Thailand naar Erwin op zoek was.
De laatste keer dat ik die vriend aan de lijn kreeg, bevond hij zich
in een tempel. Plotseling bleef het stil. Ik kan niets meer zeggen,
hoorde ik nog en het gesprek werd afgebroken. Na een half uur bellen
met andere kennissen, vernam ik dat Erwin dood was teruggevonden. Toen
realiseerde ik mij dat tijdens het bewuste telefoontje die man net
voor het lijk van Erwin had gestaan. Het was alsof ik een vriend had
verloren. Omdat ik mij heel slecht voelde, heb ik mijn schoonzuster
opgebeld die ook journalist is. Dat hielp. Maar geslapen heb ik die
nacht nauwelijks. De volgende dagen kon ik mij moeilijk contreren en
het heeft een tijdje geduurd voor ik er overheen was.
(Te veel) empathie
De Amerikaanse psycholoog Charles Figley omschrijft de indirecte
traumatische blootstelling als compassion fatigue, omdat het drijft op
de empathie van iemand die werkt met traumaslachtoffers. Een
journalist leidt even erg onder het trauma als het dichtstbijzijnde
familid van het slachtoffer. De relatie tussen een getraumatiseerde
persoon en een journalist is in dit geval te vergelijken met de
relatie tussen een therapeut en zijn cliënt. Als het echt gaat om een
meeslepend maar pijnlijk verhaal, wordt de luisterende journalist een
emotionele last opgedrongen. Sommige geïnterviewden willen dat een
journalist duidelijk laat blijken dat hij om hen geeft. Daarom
proberen journalisten zo min mogelijk emoties te tonen, enerzijds om
zich zelf te beschermen en anderzijds om de objectiviteit niet in het
gedrag te brengen. Maar er zijn journalisten die het moeilijk hebben
om hun empathie te verbergen omdat ze veel geven om de geïnterviewde
en om het verhaal.
Een groot gedeelte van de journalisten die ondervraagd werden door
Simpson en Boggs praatten ook vrijuit over hun empathie jegens de
slachtoffers. 68% van de ondervraagden gaf toe dat het om emotioneel
pijnlijke interviews ging. Het waren vooral de verhalen waar kinderen
het slachtoffer werden waar ze het moeilijk mee hadden. Anderen die de
bomexplosie op een dagcentrum in Oklahoma City hadden meegemaakt
voelden zich schuldig omdat ze alleen maar hun werk gedaan en niets
hadden ondernomen om de kinderen te redden. Oudere redacteurs wezen
hun jongere collegas in het veld op de noodzaak om in dergelijke
stressvolle ogenblikken het publiek te informeren over wat er aan de
hand was.
Hoe omgaan met traumatische ervaringen ?
ü Het eerste en belangrijkste is te erkennen dat je als journalist
toestanden meemaakt of verhalen hoort waarop je mentaal niet bent
voorbereid. Een reporter antwoordde op de vragenlijst van Simpson en
Boggs dat het minder erg was geweest als zijn redacteur hem van te
voren had ingelicht over wat hij kon verwachten.
ü Aandacht in de opleiding over hoe je moet handelen en welke
routinetaken je moet afhandelen kan ook helpen. Sommige journalisten
vertelden dat ze minder problemen hadden doordat ze konden terugvallen
op een routine.
ü Als je de tijd er voor hebt is het altijd nuttig om de plaats van de
ramp eerst even te verkennen en te observeren wat er gebeurt. Dat
geeft je de tijd om even te wennen.
ü Als je met slachtoffers of familieleden praat, probeer dan je eigen
reacties onder controle te houden. Sommige journalisten vuren de ene
na de andere vraag af zonder rekening te houden met de gevoelens van
het slachtoffer.
ü Erik De Soir doet nog het volgende aanbod: Wij kunnen mensen voor ze
naar een reportage toegaan een aantal mentale hygiënetechnieken
aanleren waarmee ze zichzelf ter plaatse kunnen redden. En daarnaast
kunnen we journalisten ook leren aan buddy-aid te doen, om collegas
die het moeilijk hebben te helpen.
De VVJ organiseert over het thema Journalisten en traumas een
informatie- en gespreksavond op 30 mei 2005 om 19u30 in de Résidence
Palace.
Collegas die graag meewerken aan meer initiatieven (zoals het
uitvoeren van een enquête, de samenstelling van een brochure) nemen
best contact op met Denise Van den Broeck, tel. 015/51.15.81, e-mail
Denise.van.den.broeck@pandora.be.
(30/03/2005)
reacties
nieuws