Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

ons kenmerk: IZ. 2005/785
datum: 29-03-2005
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad Brussel, 14 maart 2005 - Verslag

Bijlagen:

Geachte Voorzitter,

Op 14 maart jl. vond in Brussel een vergadering plaats van de ministers van Landbouw en Visserij van de Europese Unie. Hierbij doe ik u verslag van deze Raad.

Tevens ga ik in deze brief in op het verzoek van lid Oplaat (VVD) tijdens het AO/Europa overleg op 10 maart jl. om een overzicht van lidstaten waar het inbrengen van een chip bij paarden verplicht is.

Wat visserij betreft heeft de Raad unaniem een akkoord bereikt over het voorstel van de Commissie tot oprichting van een Communautair Bureau voor de Visserijcontrole.
Verder heeft het Verenigd Koninkrijk aandacht gevraagd voor de bescherming van zeezoogdieren in het Westelijk Kanaal.

Op het vlak van landbouw debatteerde de Raad wederom over het Plattelandsontwikkelingsfonds voor de periode 2007-2013. De discussie spitste zich toe op twee vragen.
In de eerste plaats op de vraag of de lidstaten in kunnen stemmen met de voorgestelde minimale uitgavenpercentages voor elke van de vier thematische assen. Ten tweede op de vraag of een bepaald percentage van de middelen aan een reserve moet worden toegewezen om de LEADER-aanpak een extra impuls te geven. Daarnaast is ook gesproken over de schets van de EU-strategie voor plattelandsontwikkeling.

Verder gaf Commissaris Kyprianou een kort overzicht van de laatste stand van zaken rond de fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie. De onderhandelingen bevinden zich volgens de Commissaris thans in een cruciaal stadium. Hij zei voorzichtig optimistisch te zijn dat voor 1 april a.s. een akkoord met de Russische Federatie wordt bereikt. Over de uitvoering van het veterinair memorandum met de Russische Federatie dat op 1 januari jl. in werking is getreden, zei de Commissaris dat de overgang zonder noemenswaardige problemen is verlopen.

Commissaris Fischer Boel presenteerde twee nieuwe Mededelingen. De eerste betreft de langverwachte Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw. Hierin presenteert de Commissie onder meer drie opties voor aanvullende maatregelen voor risico- en crisisbeheer binnen het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid.
De tweede gaat over de uitvoering van EU-Bosbouwstrategie. De Commissaris kondigde aan naar verwachting in de loop van 2006 met een EU-Actieplan voor duurzame bosbouw te zullen komen.

Onder het agendapunt 'Diversen' ten slotte vroeg Portugal de aandacht van de Commissie en de Raad voor de aanhoudende droogte in het land.

Goedkeuring van de lijst met A-punten

De Raad heeft de volgende voorstellen op het gebied van landbouw en visserij als A-punt, dat wil zeggen zonder discussie, aangenomen:
* Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage VI bij Richtlijn 91/414/EEG ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen die micro-organismen bevatten;

* Richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 87/328/EEG van de Raad voor wat betreft het gebruik van eicellen en embryo's en de centra voor sperma van raszuivere fokrunderen.

Oprichting Communautair Bureau Visserijcontrole

De Raad heeft unaniem een akkoord bereikt over het Commissievoorstel tot oprichting van een Communautair Bureau voor Visserijcontrole. De hoofdtaak van het Bureau is de coördinatie van handhavings- en controleactiviteiten van de lidstaten. In het akkoord is ten aanzien van deze hoofdtaak een goed evenwicht bereikt tussen de verantwoordelijkheden van de lidstaten en de rol die het Bureau kan spelen om deze operationele coördinatie van de controles en inspecties te bevorderen. Lidstaten behouden het laatste woord over de inzet en prioriteitstelling van controlemiddelen. Het Bureau stelt in overleg met de lidstaten en de Commissie een communautair inspectieprogramma vast. Naast deze hoofdtaak zal het Bureau de lidstaten en de Commissie onder meer ondersteunen bij de harmonisatie van de implementatie van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB), bij onderzoek en ontwikkeling van handhavingstechnieken, bij training en uitwisselingsprogramma's van inspecteurs. Het Bureau zal naar verwachting in april 2006 met zijn werkzaamheden kunnen aanvangen.

Tijdens het debat is een akkoord bereikt over de samenstelling en stemverhoudingen in de Raad van Bestuur. Op basis van het one-man-one-vote principe zal namens elke lidstaat één vertegenwoordiger en zullen namens de Commissie zes vertegenwoordigers in de Raad van Bestuur zitting hebben. Dit is mijns inziens een stemverhouding met het juiste evenwicht tussen de invloed van de Commissie en de lidstaten.

Ik heb steeds aangedrongen op voortvarende besluitvorming over het Bureau en conform mijn eerder ingenomen positie heb ik steun gegeven aan de oprichting. Ik hecht groot belang aan het bevorderen van uniforme en effectieve toepassing van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid en ik verwacht dat het Bureau hieraan een positieve bijdrage zal leveren. Daarmee kan het ook bijdragen aan een level playing field, hetgeen het draagvlak voor het beleid onder de vissers zal kunnen versterken.

Fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie

Commissaris Kyprianou gaf een kort overzicht van de laatste stand van zaken rond de fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie.

De Commissaris zei dat de onderhandelingen zich in een cruciaal stadium bevonden.
Hij zei dat aan Rusland een ontwerp-Memorandum voor lag, waarin op de belangrijkste punten tegemoet wordt gekomen aan de zorgpunten van Rusland (uniform exportcertificaat, bepalingen die misbruik/vervalsing van documenten moet tegengaan, traceerbaarheid van documenten, bepalingen ten aanzien van de doorvoer van plantaardige producten vanuit derde landen via de EU naar Rusland). De Commissaris zei voorzichtig optimistisch te zijn dat dit Memorandum een goede basis vormt voor een akkoord met de Russische Federatie voor 1 april a.s. Hij is van mening dat indien er daadwerkelijk een akkoord wordt bereikt, de bestaande bilaterale exportverboden opgeheven moeten worden. Een aantal lidstaten uitte zorgen over de aanwezigheid van Russische exporteurs in lidstaten en benadrukte (onomstreden overigens) de gewenste tijdelijkheid.

Twee dagen na de Raad, op 16 maart, deelde de Commissie en het Luxemburgse voorzitterschap mee dat een akkoord is bereikt met de Russische autoriteiten op basis van het voornoemde Memorandum. Met ingang van 1 april a.s. geldt dat alle export van plantaardige producten vanuit de Gemeenschap naar de Russische Federatie vergezeld moet gaan van een uniform EU-exportcertificaat. Er is voorzien in een overgangsperiode van 3 maanden tot 1 juli 2005. De komende tijd zullen de bilaterale besprekingen tussen de EU en Rusland op technisch niveau worden voortgezet over de daadwerkelijke implementatie van de nieuwe certificaten.

Plattelandsontwikkelingsfonds (2007-2013)

De Raad debatteerde wederom over het Plattelandsontwikkelingsfonds voor de periode 2007-2013. De discussie spitste zich deze keer toe op twee vragen. In de eerste plaats op de vraag of de lidstaten in kunnen stemmen met de voorgestelde minimale uitgavenpercentages voor elke van de vier assen met inhoudelijke beleidsdoelstellingen . Ten tweede op de vraag of een bepaald percentage van de middelen aan een reserve moet worden toegewezen om de LEADER-aanpak een extra impuls te geven.1
Daarnaast is gesproken over de schets van de EU-strategie voor plattelandsontwikkeling.

Over de eerste vraag liepen de meningen uiteen. Veel lidstaten stellen zich op het standpunt dat het vaststellen van
minimumuitgavenpercentages strijdig is met het subsidiariteitsbeginsel en een flexibele nationale uitwerking van het EU-plattelandsbeleid in de weg staat.
Andere lidstaten zeiden zich wel te kunnen vinden in het principe van minimumpercentages, maar vonden de voorgestelde percentages te hoog. Enkele lidstaten daarentegen pleitten voor een hoger minimumpercentage voor een bepaalde as.
De lidstaten waren echter wel eensgezind in hun pleidooi voor meer flexibiliteit.
Conform mijn voorgenomen inzet, zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer d.d. 7 maart 2005 met de geannoteerde agenda^2, heeft Nederland aangegeven tegen het vaststellen van minimale uitgavenpercentages te zijn.
Commissaris Fischer Boel wees in haar reactie op het belang van een gebalanceerd plattelandsprogramma. Dit mede ook met het oog op de toekomstige allocatie van middelen in het kader van de discussie over de Financiële Perspectieven.

De tweede vraag betreft het voorstel van de Commissie om 3 procent van de totale EU-financiering voor plattelandsontwikkeling die voor de programmeringperiode beschikbaar is, op te nemen in een reserve. Aan het einde van de programmeringperiode (2012 en 2013) worden de middelen uit deze reserve dan toegewezen aan de lidstaten waar in het kader van LEADER de beste prestaties zijn geleverd. Een overgrote meerderheid van de lidstaten zei tegen een dergelijke 'prestatiereserve' te zijn. Hieraan lagen verschillende overwegingen ten grondslag. Voor de nieuwe lidstaten speelt het probleem dat zij nauwelijks of geen ervaring met de LEADER-aanpak hebben. Zij zien zichzelf dan ook al bij voorbaat achtergesteld bij de oude EU-15. Andere lidstaten vinden dat de reserve beschikbaar zou moeten zijn voor alle plattelandsmaatregelen.
Nederland heeft opgemerkt veel belang te hechten aan verdere stimulering van de LEADER-aanpak, maar daarvoor het creëren van een prestatiereserve niet als het geëigende middel te zien. De negatieve ervaringen met de prestatiereserve in de huidige structuurfondsen onderschrijven dit standpunt. De ontwerpverordening zelf biedt voldoende stimulerende elementen.
Ten aanzien van LEADER merkte de Commissaris op dat dit een succesvol instrument is gebleken in de economische ontwikkeling en de ontwikkeling van de werkgelegenheid in plattelandsgebieden. Ze zegde toe na te zullen denken over de prestatiereserve en de mogelijke vereenvoudiging daarvan, zonder daarbij afbreuk te doen aan de gewenste versterking van LEADER.

Voorts is gesproken over de schets van de EU-strategie voor plattelandsontwikkeling. Evenals de ontwerpverordening gaat ook de beoogde EU-strategie uit van een as-gerichte benadering. Per as worden de prioriteiten van de EU aangegeven. Verder zullen de sterke en zwakke punten op EU-niveau worden aangegeven en kernindicatoren worden bepaald om de vorderingen bij de verwezenlijking van de prioriteiten van de EU te meten.

Daarnaast is het de bedoeling van de Commissie om in een bijlage bij de strategie landenprofielen op te nemen. In deze profielen wordt voor elke lidstaat per as de uitgangssituatie geschetst en wordt tevens een indicatieve vertaling gegeven van de prioriteiten van de EU naar het niveau van de lidstaten. In tegenstelling tot de strategie zelf, zal de Raad niet besluiten over de landenprofielen zoals opgenomen in de bijlage.
Het overgrote merendeel van de lidstaten gaf aan de strategische benadering van de Commissie in beginsel teondersteunen. Desalniettemin gaf de schets zelf aanleiding tot veel kritische opmerkingen waarbij de roep om meer flexibiliteit, eenvoud en subsidiariteit centraal stond. Zoals ook Nederland aangaf, waren veel lidstaten van mening dat de EU-strategie zich zou moeten concentreren op de meerwaarde van een EU-plattelandsbeleid.

De strategie zou zich moeten richten op het vinden van een balans tussen de wijze waarop het EU-plattelandsbeleid kan bijdrage aan de algemene EU-doelstellingen en de specifieke uitdaging voor nationale en regionale plattelandsgebieden. Vrijwel alle lidstaten zetten vraagtekens bij de toegevoegde waarde van de landenprofielen ten opzichte van de nationale strategieën die de lidstaten op basis van de EU-strategie moeten opstellen.
Met name de indicatieve vertaling van de prioriteiten van de EU naar het niveau van de lidstaten ervaren de lidstaten als te sturend. Nederland suggereerde in dit verband omwille van de gewenste transparantie wel een bijlage aan de EU-strategie toe te willen voegen, maar dan pas nadat de nationale strategieën zijn opgesteld en de verantwoordelijkheid dus in eerste instantie bij de lidstaten zelf komt te liggen. Nederland heeft verder nog eens specifiek gewezen op het belang dat in alle assen aandacht is voor plattelandsgebieden nabij stedelijke gebieden (zgn. peri-urbane gebieden).

Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw

Commissaris Fischer Boel presenteerde de langverwachte Mededeling betreffende risico- en crisisbeheer in de landbouw. In haar inleiding plaatste de Commissaris de rol van risico- en crisisbeheer in relatie tot de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Met de opeenvolgende hervormingen van het GLB is het zwaartepunt verschoven van het markt- en prijsbeleid naar een van productie ontkoppelde bedrijfstoeslag.
Als gevolg van deze meer marktgerichte benadering is de boer zelf verantwoordelijk voor het beheer van risico's die vroeger door het markt- en prijsbeleid werden opgevangen, aldus de Commissaris. Aan de andere kant krijgen boeren in de EU als gevolg van de verdergaande handelsliberalisering steeds meer te maken met concurrentie en schommelende landbouwprijzen. Bovendien zal de landbouw altijd kwetsbaar blijven voor specifieke risico's en crisissituaties. In dit kader heeft de Commissie onderzocht in hoeverre het wenselijk is om in de gemeenschappelijke marktordeningen (GMO's) een algemene bepaling op te nemen over crisisbeheer. Daarnaast is gekeken hoe aanvullende maatregelen voor risico- en crisisbeheer kunnen worden medegefinancierd met 1 procent modulatiegeld 3.

De Commissie concludeert in haar Mededeling dat het opnemen van een algemeen veiligheidsnet in de GMO's niet gewenst is, omdat het systeem van ontkoppelde betalingen in principe een goede basis biedt voor een stabiel inkomen. Mochten specifieke maatregelen nodig zijn, dan kunnen die geval per geval worden bezien in het kader van de herziening van de desbetreffende GMO's, zo lichtte Commissaris Fischer Boel toe. Ten aanzien van aanvullende maatregelen met modulatiegeld wil de Commissie enige mate van terughoudendheid betrachten, omdat dit geld onder de tweede pijler van het GLB (plattelandsontwikkeling) valt en daarmee onder de Green Box voorwaarden van de WTO. In de Mededeling, zo zei de Commissaris, worden drie opties beschreven die de huidige ad hoc maatregelen zouden kunnen vervangen. Het gaat hier om een bijdrage in de door de landbouwer te betalen premie voor een verzekering tegen natuurrampen, steun voor onderlinge stabilisatiefondsen en een basisdekking tegen inkomenscrises.

Deze opties zouden - apart of samen, volledig of gedeeltelijk - kunnen worden toegevoegd aan het keuzemenu van
plattelandsontwikkelingsmaatregelen. Dit sluit aan bij de GLB benadering en het streven naar subsidiariteit en een coherent beleid, aldus Fischer Boel.
De bespreking van de Mededeling zal nu eerst op technisch niveau worden voortgezet, voordat de Raad zich hier naar alle waarschijnlijkheid in mei wede rom over zal buigen.

Mededeling over de uitvoering van de EU-Bosbouwstrategie

Commissaris Fischer Boel presenteerde de Mededeling over de uitvoering van de EU-Bosbouwstrategie.
Volgens de Commissaris is de belangrijkste conclusie uit de Mededeling dat de basisprincipes en -elementen die in 1998 ten grondslag lagen aan de EU-bosbouwstrategie nog steeds gelden (duurzaam bosbeheer, de multifunctionele rol van bosbouw). De nationale bosbouwprogramma's bieden een adequaat raamwerk om deze principes te implementeren. Wel moet bij bosbouwbeleid meer rekening worden gehouden met zaken die wereldwijd spelen of over sectoren heen.
De ervaring heeft geleerd dat de bossen en bosbouw bij kunnen dragen aan de Lissabon- en Goteborg-doelstellingen. Duurzame bosbouw genereert werkgelegenheid en is ook belangrijk voor de ontwikkeling van plattelandsgebieden.

Verder stelde de Commissaris concreet voor om een EU-Actieplan voor duurzaam bosbeheer op te stellen. Dit Actieplan moet een coherent raamwerk bieden voor de implementatie van bosbouw-gerelateerde activiteiten. Bovendien moet het gaan fungeren als een instrument voor de coördinatie van activiteiten door de Commissie enerzijds en het bosbouwbeleid van de lidstaten anderzijds. De Commissie is voornemens in de loop van 2006 dit Actieplan te presenteren, aldus Fischer Boel. Verder stelt de Commissie voor om de huidige communautaire middelen en praktijken te herzien. Dit om de coördinatie, communicatie en samenwerking tussen de verschillende beleidssectoren die van invloed zijn op het bosbouwbeleid, te vergemakkelijken. De bespreking van de Mededeling zal nu eerst op technisch niveau worden voortgezet.

Diversen:

a. Bescherming van zeezoogdieren in het Westelijk kanaal Het Verenigd Koninkrijk heeft aandacht gevraagd voor de vele strandingen van zeezoogdieren (met name dolfijnen) door de spanvisserij in het westelijk Kanaal.
Met het oog op de wens van het VK tot een verbod van deze visserij, heeft mijn Britse collega de Commissie verzocht om versneld onderzoek te doen naar deze problematiek. Commissaris Borg heeft toegezegd de resultaten van het sinds 2004 operationele waarnemersprogramma versneld te zullen analyseren. Ik onderschrijf de actie van de Commissaris.
b. Implementatie van het Veterinair Memorandum met de Russische Federatie
Commissaris Kyprianou gaf kort de stand van zaken weer van de uitvoering van het veterinair memorandum met de Russische Federatie dat sinds 1 januari jl. in werking is getreden. Volgens de Commissaris is de overgang zonder noemenswaardige problemen verlopen. De Commissaris zei bekend te zijn met het feit dat sommige lidstaten, door onder andere de dierziektesituatie in de betreffende lidstaten, niet aan bepaalde invoereisen kunnen voldoen. De Commissie is echter huiverig om de onderhandelingen over de invoereisen op dit moment weer te starten. In een later stadium zal dit zeker gebeuren, hiervoor bestaat ook ruimte in het door beide partijen getekende memorandum.
c. Droogte in Portugal
Portugal vroeg de Raad begrip voor de aanhoudende droogte in het land. Sinds september 2004 ligt de neerslag ver beneden het jaarlijkse gemiddelde met alle gevolgen van dien voor de agrarische sector. Het land informeerde de Raad ook over de maatregelen die het land heeft getroffen om de situatie voor de sector te verlichten.
d. Organisatie van de toekomstige werkzaamheden De zitting van de volgende Landbouw- en Visserijraad is voorzien op 26 april in Luxemburg.

Tot slot wil ik hier ingaan op het verzoek van lid Oplaat (VVD) tijdens het AO/Europa overleg op 10 maart jl. om een overzicht van lidstaten waar het inbrengen van een chip bij paarden verplicht is. In antwoord op dit verzoek kan ik u mededelen dat in Ierland sinds 4 oktober 2004 een chipverplichting geldt voor alle veulens die vanaf die datum geboren worden. Overige paarden en pony's kunnen worden gechipt als de eigenaar dat wenst. Ierland heeft geen uitzondering voor gewetensbezwaarden.
Frankrijk is in 2003 begonnen met een stapsgewijze invoering van de chipverplichting.
Op dit moment moet bij alle paarden met bestemming slacht (2003), alle veulens (2004) en alle fokpaarden (2005) een chip worden ingebracht. Vanaf 2006 geldt deze verplichting ook voor paarden die deelnemen aan een concours, race of show. Met ingang van 1 januari 2008 moeten alle paarden in Frankrijk, inclusief de geïmporteerde paarden, zijn voorzien van een chip. Evenmin als Ierland kent Frankrijk een uitzonderingsregel voor gewetensbezwaarden.
Andere lidstaten kennen nog geen chipverplichting voor paarden. In hoeverre zij op korte termijn over zullen gaan op een dergelijke verplichting is niet bekend.

De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,

dr. C.P. Veerman

1 1) verbetering van de concurrentiekracht van land- en bosbouw 2) milieu en landbeheer
3) diversificatie van de plattelandseconomie en de kwaliteit van het bestaan op het platteland
4) LEADER

2 Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 115, Tweede Kamer

3 Modulatie is het mechanisme ter versterking van de tweede pijler van het GLB, waarmee middelen van de rechtstreekse ontkoppelde betalingen worden afgeroomd ten behoeve van plattelandsontwikkeling.