Aan de leden en plaatsvervangende leden van de
Vaste Commissie VWS van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
| |
|datum |24 maart 2005 |in |Drs. J.A.J. Krosse | | | |behandelin| | | | |g bij | | |ons |jk2/rk1/md3 |doorkiesnu| 0348 437601 | |kenmerk | |mmer | | |uw | |e-mailadre|jkrosse@nigz.nl | |kenmerk | |s | | |onderwer|preventie van overgewicht | |p | |Geachte leden en plaatsvervangende leden,
Met velen van u hebben wij de afgelopen maanden contact gehad over het groeiende probleem van het overgewicht in Nederland en de dringende noodzaak van preventie op dit gebied. Wij hebben afgesproken u op de hoogte te houden van onze bevindingen en werkzaamheden op dit terrein. Dit schrijven dient daartoe en kunt u tevens gebruiken in de voorbereiding van het algemeen overleg met de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op 30 maart a.s. over infectieziektebestrijding/preventiebeleid. Ik verwijs hierbij ook naar de desbetreffende brieven van de minister van VWS van resp. 4 oktober 2004 ("Ons eten gemeten"), 13 oktober 2004 (over de samenwerking van de rijksoverheid met gemeenten en de public health sector) en die van 16 maart 2005 (over het convenant overgewicht).
In de bijlage treft u de visie van het NIGZ aan op de aanpak van het overgewicht, zoals die recentelijk publiekelijk is gemaakt. Ter toelichting daarop meld ik u het volgende. Er is in de afgelopen periode nogal wat publiciteit geweest over boetes voor ouders van kinderen die zonder ontbijt op school komen. Dit - hypothetische - voorbeeld was vooral bedoeld om de ernst van de zaak aan te geven en duidelijk te maken dat het NIGZ voorstander is van een set van allerminst vrijblijvende afspraken tussen ouders en school over een gezonde opvoeding. Het onderstaande handelt verder niet over dergelijke concrete voorbeelden en acties, maar over de alom gevoelde noodzaak van een integrale en gezamenlijke (overheden, bedrijfsleven, individu) aanpak van het probleem.
Al eerder werd door VWS bij de aanpak van het overgewicht de prioriteit bij de jeugd gelegd. Daarbij zij niet gezegd dat iedereen van boven de 18 jaar als van een verloren generatie moet worden gezien. Maar vanaf die leeftijd kan met gerichte informatievoorziening en een scala van slimme activiteiten van het bedrijfsleven, de eigen verantwoordelijkheid steeds beter onderbouwd genomen worden. Bij de jeugd tot 18 jaar speelt de omgeving (ouders/verzorgers, vriend(innet)jes, school, faciliteiten in de wijk, TV, Internet etc.) een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling van het gedrag. In feite vormt deze omgeving daarmee een cruciale partij in de aanpak van het probleem. De strijd tegen overgewicht is dan ook geen gemakkelijke opgave en zal nog jarenlang heel veel creativiteit en doorzettingsvermogen vergen. De inrichting van onze samenleving en de vrije ondernemingsgewijze productie die daarbij hoort draagt immers niet als vanzelfsprekend bij tot de ontwikkeling van mensen met uitsluitend een gezonde leefstijl. Het convenant dat de ministers van VWS en OCW met het bedrijfsleven hebben gesloten is een bemoedigende stap in een brede coalitie tegen wat nu al volksgezondheidsvijand nummer één wordt genoemd.
Zoals uit bijgaande notitie blijkt pleit het NIGZ op basis van de beschikbare feiten en gegevens voor een samenhangende, preventieve aanpak die begint met een (omgevings) analyse van een kind in de verschillende ontwikkelingsfasen, gedifferentieerd naar de feitelijke (vooral ruimtelijke, maar ook sociaal-economische) omstandigheden waarin het opgroeit. Gestreefd zou moeten worden naar daadwerkelijk effectieve preventie, gebaseerd op het in beeld brengen van alles waar een opgroeiend kind mee in aanraking komt en aanzet of uitnodigt tot een ongezonde en dikmakende leefstijl. Hun ouders en verzorgers spelen hierbij een zeer belangrijke en verantwoordelijke rol. Want, terwijl kinderen niet kunnen kiezen in welk gezin ze opgroeien, kunnen ouders tot op zekere hoogte wel kiezen wat voor opvoeding zij hun kind geven. En hoe die ouders in relatie met andere omgevingsfactoren (school, winkels, straat/buurt etc.) invulling geven aan hun verantwoordelijkheid daarvoor. Een verantwoordelijkheid die in elk geval tot de (juridische) volwassenheid van het kind duurt. De rol van de overheid is hierbij het scheppen van zodanige voorwaarden en voorzieningen dat ouders die verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk kunnen dragen. Wel zij hierbij herhaald dat ook andere partijen (zoals de bij het VWS convenant betrokken partijen) een belangrijke verantwoordelijkheid hebben.
Een actueel voorbeeld dat ook in Nederland uitgewerkt kan worden: in een aantal landen kent men "The Walking Schoolbus", de "lopende schoolbus". Hierbij worden kinderen door ouders (en vaak ook door leraren) bij toerbeurt naar school gebracht, langs veilige routes. Dit gebeurt op dagen waarop afgesproken is dat kinderen niet met de auto naar school worden gebracht (dat kunnen natuurlijk ook alle dagen zijn!). Zo'n concept leent zich goed voor een gezamenlijke lokale aanpak, waarbij niet alleen de gemeente, de school, de ouders, maar ook bijvoorbeeld de wandelsportvereniging, een (lokale) sponsor en de (lokale) werkgevers worden betrokken.
Hierbij teken ik wel aan dat er natuurlijk al het nodige werk wordt verzet, door de (rijks)overheid en in het verlengde daarvan door het Voedingscentrum en het NISB en uiteraard door het NIGZ zelf. Maar tegelijkertijd lijkt een effectieve coördinatie van een samenhangende uitvoering van activiteiten vooralsnog te ontbreken. Daarin wil het NIGZ nu voorzien. Het NIGZ is (onder andere) met het ministerie in gesprek over de bedoelde aanpak waarin duidelijk wordt welke factoren in de omgeving van het opgroeiende kind aandacht zullen moeten krijgen. Een aanpak die ertoe moet leiden, dat het op het moment van volwassen zijn gemakkelijker dan nu in staat is om gezonde keuzes te maken. Ten behoeve van een effectieve aanpak op lokaal niveau bestaat het convenant Gezondheidsbevordering in lokaal perspectief dat de VNG, GGD Nederland en het NIGZ hebben gesloten en waar de andere landelijke GBI's zich successievelijk achter scharen. Dit instrument is zeer geschikt om de transfer van landelijke kennis en ervaring naar het lokale niveau snel en adequaat mogelijk te maken.
Tenslotte vragen wij aandacht voor het meten van effecten van alle voorgestelde en voor te stellen maatregelen en activiteiten. Gedurende de eerste (baby- en peuterjaren) worden via de consultatiebureaus van alle kinderen de noodzakelijke gegevens verzameld over de gezondheid en de ontwikkeling van elk kind. Deze gegevens kunnen zowel dienen voor individuele adviezen als voor statistische verwerking op verschillende niveaus. Tussen het vierde en het achttiende jaar gebeurt dit nog slechts drie keer (te weten: minimaal twee keer in het basisonderwijs en één keer in het voortgezet onderwijs). Dit dient tenminste gehandhaafd te worden, al was het maar om ouders te kunnen adviseren over de gezondheid van hun kinderen. Maar om een integraal inzicht te krijgen in het verloop van het (over)gewicht van kinderen in de groei, stelt het NIGZ voor om op een pragmatische en praktische wijze te voorzien in de behoefte aan relevante gegevens, in dit geval lengte en gewicht. In de praktijk van alledag kan dat relatief eenvoudig door ééns per jaar kinderen hun lengte en gewicht, bijvoorbeeld tijdens de les lichamelijke opvoeding, in te laten vullen. Ook het beweeggedrag van het kind kan dan gemonitord worden. Hierbij gaat het dan minder om de individuele advisering aan de ouders, maar meer om te bepalen wat het effect is van de verschillende interventies en acties. De precieze vorm hiervan is uiteraard een zaak van overleg met deskundigen en betrokkenen, zoals het RIVM, de JGZ, de KVLO en de onderwijsorganisaties.
Aangezien de door het NIGZ voorgestane aanpak nogal wat voeten in de aarde zal hebben, is een groot maatschappelijk en vooral ook een zo groot mogelijk politiek draagvlak gewenst. Wij stellen het in dit licht uiteraard zeer op prijs op uw steun te mogen rekenen.
Wij zien de uitkomsten van uw overleg op 30 maart met de minister van VWS met zeer veel belangstelling tegemoet.
Van dit schrijven en de bijlage heb ik een afschrift gezonden aan Minister Hoogervorst en Staatssecretaris Ross-Van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Minister Van der Hoeven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Met vriendelijke groet,
Drs. J.A.J. Krosse,
Directeur
cc. de Ministers van VWS en OCW en de Staatssecretaris van VWS de partijen bij het VWS Convenant overgewicht
VNG, GGD-NL
RIVM, VC, NISB, KVLO
Bijlage
De inzet van het NIGZ tegen overgewicht
Het sprookje van luilekkerland is een drama geworden Overgewicht is het resultaat van de ontwikkeling van de Westerse samenleving van de afgelopen 30 jaar. Het is niet alleen een gezondheidsprobleem, maar vooral een samenlevingsprobleem en hiermee dus geworden tot een maatschappelijke kwestie. Ons eet- en maaltijdpatroon is veranderd en we zijn minder gaan bewegen. Er is meer aanbod van eten, het aantal verkooppunten is uitgebreid, er is meer reclame en de toegenomen welvaart leidt ertoe dat we te veel consumeren (ook steeds vaker buitenshuis) en te veel tussendoortjes eten. We bewegen minder door voortgaande veranderingen in het het arbeidsproces (verdergaande mechanisatie), maar ook in onze vrije tijd bewegen we minder door auto, televisie en PC. Kortom: de energiebalans is zoek! We moeten dus gaan werken aan gezonde, gevarieerde voeding en meer beweging.
Kinderen van nu zijn de ouders van morgen
De prioriteit ligt bij de jeugd, zoals aangegeven in de nota Langer gezond leven van het ministerie van VWS. De aanpak van het NIGZ gaat uit van de ontwikkeling van een kind vanaf - 9 maanden tot + 18 jaar. De oplossing ligt niet in één maatregel, maar in een langjarige, integrale aanpak. Aan de basis hiervan ligt het perspectief van een opgroeiend kind in verschillende leeftijdsfasen en verschillende leefomgevingen. De kern van de aanpak zit dus in de omgeving van het opgroeiende kind. Waar en met wie komt een kind in aanraking? Ouders - die ook zichzelf veelal als eerstverantwoordelijken zien-, grootouders, oppassers/babysitters, consultatiebureau, kinderopvang, speel(on)mogelijkheden op straat, binnenshuis, school et cetera.
Het is van belang dat de jeugd meekrijgt dat "een leven lang gezond" door met mate te eten en te drinken en veel te bewegen niet alleen leuk is, maar ook de norm is. We moeten kiezen voor de gezonde oplossing in voeding en beweging. Voorbeelden hiervan zijn borstvoeding, matig met eten (zeg vaker nee, gepast verwennen, ook door grootouders), bewust inkopen, niet te vaak de auto pakken om je kind ergens heen te brengen, liever samen lopen en fietsen (leren), altijd speelplaatsen aanwezig bij de kinderopvang en elke dag veel bewegen.
Ouders, verzorgers en begeleiders willen natuurlijk het beste voor hun kind. Daarom moet gekeken worden naar de negatieve factoren die overgewicht veroorzaken. Ouders brengen bijvoorbeeld hun kind met de auto naar school niet alleen uit gemak, maar vaak ook uit veiligheidsoverwegingen. In deze overwegingen is het risico van bewegingsarmoede en onveiligheid voor andere kinderen en ouders die lopend of met de fiets naar school gaan niet inbegrepen. Daarom is een nieuwe norm nodig ten aanzien van vervoer naar school. Veilig lopen en fietsen voorop, auto alleen als het dringend noodzakelijk is. Aan zo'n normstelling moet in de lokale situatie invulling worden gegeven in overleg tussen gemeente, ouders, school.
Verwennen kan op veel manieren. Verwennen wordt al snel geassocieerd met iets lekkers geven of televisie kijken als beloning voor goed gedrag. Uiteraard is er niets mis mee om je kind af en toe met een lekkernij te verwennen, maar het zou niet een algemene gedragslijn behoren te zijn. Het gaat hierbij niet om het 'nee-zeggen', maar om het zoeken naar alternatieven voor verwennen: de nieuwe verwennorm. Denk hierbij aan een spelletje spelen met je kinderen, een boek voorlezen, samen een potje voetballen op straat et cetera.
Snoep en snacks horen bij het hedendaagse leven. Snoepen en snacken mag, maar met mate. Snacks uitbannen is ook niet van deze tijd. Trakteren is vooral voor kinderen in bijvoorbeeld het basisonderwijs belangrijk en moet mogen, maar het feestelijke aspect moet voorop staan, niet de hoeveelheid. De porties moeten dus bescheiden zijn. Daarnaast kan fruit ook heel feestelijk zijn. In het voortgezet onderwijs kunnen gezonde kantines met relatief gezonde snacks van redelijke omvang worden ingevoerd. Niets bieden op een school betekent waarschijnlijk dat de jongeren hun heil zoeken bij de (te?) vaak in de buurt aanwezige middenstand/horeca.
Het NIGZ heeft met financiële steun van VWS en in samenwerking met het Voedingscentrum en het NISB het rapport 'Lokaal ingedikt en uitgediept' uitgebracht. Dit rapport biedt een overzicht van 26 wijkgerichte projecten en lokaal toepasbare instrumenten gericht op overgewicht.
Leefomgevingsbenadering per leeftijdsgroep
Kinderen die nu nog geboren gaan worden, hebben geen overgewicht. Daarom begint preventie van overgewicht bij aankomende ouders door middel van voorlichting: praktische tips voor de dagelijkse omgang met het pasgeboren kind, waaronder borstvoeding, veel aandacht voor leren lopen/fietsen/rennen/spelen De huidige beweegnorm voor jongeren tot 18 jaar (één uur per dag) geldt hier natuurlijk niet: in de periode 0-4 jaar gaat het om zo veel mogelijk bewegen (vgl. www.beweegkriebels.nisb.nl).
Voor 4 tot 12-jarigen vormt de lagere school een belangrijk uitgangspunt. Niet zonder ontbijt naar school, veilig (hard)lopend of fietsend naar school en eerder opstaan om goed te ontbijten. Een goed voorbeeld is de Walking School Bus: groepen ouders begeleiden (bij toerbeurt) de kinderen naar school. Door mee te lopen geven de ouders het goede voorbeeld. Ouders en scholen kunnen ook afspraken maken over gezond eten en voldoende bewegen in het schoolbeleid: tussen- en naschoolse activiteiten, regenkleding (sponsors?), voorbeeldgedrag onderwijzers en ouders, meerdere keren per week en meer op gezondheid gerichte lessen lichamelijke opvoeding. De op dit moment gehanteerde beweegnorm voor jongeren tot 18 jaar moet echt als het absolute minimum worden beschouwd. Als we winst willen boeken moet er serieus gedacht gaan worden aan substantieel meer tijd per dag besteden aan lekker en verantwoord lichamelijk bezig zijn: heen en weer naar school, sport, lessen l.o., buitenspelen et cetera. Ook de buurt en de gemeente hebben in de aanpak van het overgewicht een belangrijke rol: denk aan ruimtelijke inrichting van wijken/buurten, veilige loop- en fietsroutes, parkeerbeleid, vestigingsbeleid supermarkten en snackbars niet te dicht bij scholen, assortiment bij evt. school- en sportkantines en bijvoorbeeld sport- en spelactiviteiten in samenwerking met sport- en buurtverenigingen.
Voor 12 tot 18-jarigen is de middelbare school uitgangspunt. Ook hier niet zonder ontbijt naar school, veilig hardlopend of fietsend (liever geen brommer), openbaar vervoer. Op school kan gelet worden op het aanbod van schoolkantines en -automaten. Ook hier speelt de ruimtelijke inrichting een belangrijke rol. Ook kan gedacht worden aan regels afspreken tijdens pauzes of lesuitval, bijvoorbeeld door het organiseren van beweegactiviteiten in en om de school in de vorm van extra lessen lichamelijke opvoeding. Verder vergelijkbaar met 4-12 jaar.
Goede lokale initiatieven worden nu al ontwikkeld. Denk aan de Gezonde Schoolkantine op het Prisma College in Breda. Dit wordt door het NIGZ begeleid en uitgevoerd. Ook de Drie Gezonde Weken op de Maaspleinschool in Utrecht en het beweegprogramma op de speelplaats en thuis van basisschool de Wegwijzer in Drunen zijn goede voorbeelden.
Overgewicht is een zaak van ons allemaal!
Overgewichtproblematiek is het gevolg van de wijze waarop onze welvaartstaat zich heeft ontwikkeld. Het heeft geen zin om één of enkele partijen schuldig te verklaren. Het individu, de overheid, het bedrijfsleven: slechts in een gezamenlijke aanpak ligt de oplossing. De overheid is een belangrijke partner, niet alleen in de regierol ten aanzien van de aanpak, maar ook als wetgever, voor het geval bepaalde landelijke afspraken niet tot het overeengekomen resultaat leiden.
Meten is weten
Het NIGZ wil het resultaat inzichtelijk maken. Dit kan gedaan worden aan de hand van de plannen van aanpak die de VWS-convenant partijen nu aan het opstellen zijn. Landelijke (en internationale) thema's als vettax, prijs"maatregelen" en reclamebeperkingen zijn hierbij discussiepunten. Het NIGZ wil dat - afhankelijk van de technische mogelijkheden - per 1 januari 2006 of 2007 gestart wordt met integrale jaarlijkse meting van gewicht en lengte van alle kinderen per leeftijdsjaar van 0 tot en met 18 jaar. Bij wijze van nulmeting wordt voorgesteld om in 2006 alle kinderen per leeftijdsjaar te wegen en te meten (BMI bepalen). Door jaarlijkse metingen kan dan worden vastgesteld of (het totaal van) de verschillende acties en initiatieven, zowel lokaal als landelijk effectief zijn. Op basis van die gegevens kan dan ook besloten worden over eventuele vervolgactiviteiten.
De aanpak als aangegeven dient vooral lokaal uitgevoerd te worden. Gemeenten, scholen, GGD-en (incl. JGZ en huisartsen), maar ook het lokale bedrijfsleven, winkeliers, (sport)verenigingen etc. hebben een belangrijke rol hierin. Het NIGZ heeft het convenant Gezondheidsbevordering in lokaal perspectief met de VNG en GGD Nederland gesloten en levert daarmee de schakel van een landelijke aanpak naar het lokale niveau. Een goed voorbeeld hiervan is het project SchoolSlag Limburg. Ook is van belang om buitenlandse ontwikkelingen en projecten te blijven volgen (onder meer WHO en EU, Zweden, VS) en te vertalen naar Nederlandse situatie.
Het bovenstaande is zoveel als mogelijk gebaseerd op succesvolle en veelbelovende projecten en interventies in Nederland en in het buitenland.
---- --