23.03.2005

Europese Commissie: volste vertrouwen in EU-regelgeving GGO's

De Europese Commissie heeft het volste vertrouwen in de regelgeving die de EU toepast ten aanzien van Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO's). Dit heeft zij gisteren verklaard na afloop van een oriëntatiedebat hierover in haar College van Commissarissen. Het betrof hier een eerste debat over dit onderwerp binnen het College in de huidige samenstelling.

De Commissie heeft nu expliciet duidelijk gemaakt dat zij het huidige beleid ten aanzien van GGO's, dat in januari 2004 door het vorige College is ontwikkeld, wil voortzetten en zij heeft hiervoor een aantal nadere actiepunten opgesteld. Deze actiepunten houden voornamelijk verband met:
* de autorisatie van specifieke GGO's;

* de opheffing van nationale verboden ten aanzien van bepaalde GGO's die door de EU zijn toegelaten;

* de vaststelling van drempelwaarden voor GG-sporen in conventioneel zaaizaad;

* de inschrijving van nieuwe GG-variëteiten in de Europese rassenlijst;

* de coördinerende rol van de Commissie op het terrein van de coëxistentie.

Autorisatie GT73 en MON863 De Europese Commissie zal binnen enkele weken via een beschikking autorisatie verlenen voor de invoer en verwerking van het GT73-raapzaad. Over de invoer van het betreffende raapzaad hebben de EU-lidstaten in een eerder stadium op zowel ambtelijk als politiek niveau geen overeenstemming kunnen bereiken. Verder zal de Commissie de EU-ministers van Milieu op korte termijn een ontwerp-goedkeuring voorleggen voor de invoer en verwerking van de MON863-maïs. Over deze toelating hebben de EU-lidstaten op 29 november 2004 in het kader van het verantwoordelijke Comité geen overeenstemming kunnen bereiken op ambtelijk niveau. De verwachting bestaat dat de milieuministers zich op 24 juni a.s. zullen uitspreken over de toelating van deze GG-maïslijn. Mochten de ministers hierover geen besluit kunnen nemen, omdat de hiervoor benodigde gekwalificeerde meerderheid (voor of tegen) niet kan worden bereikt, dan zal de Commissie de toelating van deze GG-maïs via een beschikking autoriseren. Ook bij volgende aanvragen voor autorisatie, waarvan enkele ook voor teeltdoeleinden, zal de Commissie een dergelijke wetgevende rol blijven vervullen.

Opheffing nationale verboden Enkele lidstaten hebben op grond van de safeguard-clausule van EU-Richtlijn 90/220 of EU-Richtlijn 2001/18 een tijdelijk nationaal verbod ingesteld op de invoer, verwerking en teelt van bepaalde GG-gewassen. Het betreft hier inmiddels niet alleen de verboden die door Oostenrijk (Bt176-maïs, MON810-maïs en T25-maïs), Frankrijk (MS1/RF1-raapzaad en Topas 19/2-raapzaad), Duitsland (Bt176-maïs), Griekenland (Topas 19/2-raapzaad) en Luxemburg (Bt176-maïs) in de periode 1997-2000 zijn ingesteld. Ook Hongarije heeft inmiddels in januari 2005 een dergelijk verbod ingesteld voor de MON810-maïs, terwijl Polen voor hetzelfde GGO een verbod voorbereidt. De Commissie zal de EU-ministers van Milieu een voorstel tot opheffing van dergelijke verboden voorleggen. Naar verwachting zal dit onderwerp al op de agenda van de eerstvolgende vergadering van deze ministers (24 juni a.s.) prijken.

Drempelwaarden GG-sporen in zaaizaad De Commissie zal haar inspanningen voortzetten om drempelwaarden voor onbedoelde aanwezigheid van GG-zaden in conventioneel zaaizaad te bereiken. In afwachting van aanvullende gegevens over de economische gevolgen van dergelijke drempelwaarden, heeft zij in september 2004 de indiening van een voorstel hieromtrent uitgesteld. Momenteel wordt er door het Joint Research Center (JRC) een studie afgerond die deze aanvullende gegevens zal verstrekken.

Europese rassenlijst
De Commissie zal de inschrijving van GG-variëteiten in de Europese rassenlijst voortzetten, zodra deze in nationale rassenlijsten zijn opgenomen en zijn genotificeerd aan de Commissie. In september 2004 heeft de EU de eerste 17 door Frankrijk en Spanje genotificeerde GG-variëteiten (alle MON810-maïs) in de zgn. 'Gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen' opgenomen.

Coëxistentie
De Commissie wil haar coördinerende rol op het terrein van de coëxistentie versterken. Hiervoor zal de totstandkoming van een coördinatie-netwerk worden versneld om een betere uitwisseling van informatie over dit onderwerp tussen Commissie en lidstaten en lidstaten onderling mogelijk te maken. Nadere initiatieven op dit terrein zullen worden gebaseerd op een rapport over de ervaringen die in de lidstaten zijn opgedaan bij de implementatie van coëxistentiemaatregelen. Dit rapport zal eind 2005 gereed zijn.

Nadere inlichtingen over het EU-beleidsdebat worden verstrekt door Frans Köster, tel. 070-3195118, e-mail koster@mvo.nl.

Sluit venster