Erasmus MC
04-03-17: Leven en werken van G.A. van
Rijnberk
G.A. van Rijnberk, van 1909 tot 1946 als hoogleraar fysiologie
verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, was bij uitstek een
informant van studenten, artsen en belangstellende leken. Hoewel hij
aan de fysiologie geen wetenschappelijke bijdragen van betekenis heeft
geleverd, zette hij zich in om wetenschappelijke kennis voor publiek
toegankelijk te maken. Blijvende betekenis kan wellicht worden
toegekend aan zijn boeken over occultisme. L.A. Quak, arts, promoveert
op 23 maart aanstaande aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het
proefschrift 'G.A. van Rijnberk (1875-1953). Gerant van de Nederlandse
geneeskunde in het Interbellum'.
Het proefschrift omvat een beschrijving van leven en werken van de
Nederlandse medicus Gérard Abraham van Rijnberk, die geneeskunde
studeerde in Rome, waar hij vervolgens docent en onderzoeker van de
fysiologie van de hersenen werd. In Italië vatte hij ook een
levenslange belangstelling op voor occultisme en verwante
verschijnselen.
In 1909 volgde zijn benoeming tot hoogleraar fysiologie aan de
Universiteit van Amsterdam. Hij aanvaardde in 1913 de nevenfunctie van
hoofdredacteur-gerant van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde,
destijds tevens het orgaan van de Nederlandse Maatschappij tot
Bevordering der Geneeskunde.
Als fysioloog heeft van Rijnberk onder meer onderzoek gedaan op het
terrein van de segmentale fysiologie. Hij trad echter meer op de
voorgrond als redacteur van tijdschriften en boeken. Tussen 1937 en
1940 kwam onder zijn leiding het 'Nederlandsch leerboek der
physiologie'(in zeven delen met drie herdrukken) tot stand.
Als hoofdredacteur van het NTVG schreef Van Rijnberk opinierende
artikelen over de uitoefening van de geneeskunde, geneeskundige
vaktaal, onderwijsvraagstukken, occultisme en de geschiedenis van de
geneeskunde. Van zijn hand verscheen in 1923 het 'Vertalend en
verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termen', waarvan
binnenkort de elfde herziene druk verschijnt. Vanaf 1921 was Van
Rijnberk als columnist verbonden aan het weekblad Haagsche Post. Vanaf
1935 ontpopte hij zich als auteur van boeken over occultisme. Na zijn
emeritaat in 1946 publiceerde hij onder meer artikelen over
gebarentaal.