Gemeente Veendam


Gemeente Veendam niet bereid tot schikking

Medio 2000 is door het college van burgemeester en wethouders van Veendam aangifte gedaan tegen dhr. W. Andreas wegens het plegen van mogelijke strafbare feiten. Dhr. Andreas is op 10 juli 2000 geschorst in afwachting van de uitkomsten van een strafrechtelijk onderzoek naar vermeende strafbare feiten. Vervolgens heeft de Rijksrecherche onderzoek gedaan en daarna de zaak in handen gegeven van het Openbaar Ministerie. Op 28 maart en 18 april 2002 heeft de arrondissementsrechtbank te Groningen dhr. Andreas voor 11 strafbare feiten veroordeeld. Tegen deze uitspraak heeft dhr. Andreas hoger beroep ingesteld.

Hoger Beroep
Op 25 februari 2005 deed het gerechtshof in Leeuwarden uitspraak in het hoger beroep van de heer Andreas. De gemeente was niet op de hoogte van de datum van deze zitting. De uitspraak van het Gerechtshof wijkt af van de uitspraak van de Rechtbank te Groningen. De Rechtbank Groningen veroordeelde betrokkene tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van 18 maanden, waarvan 6 voorwaardelijk, terwijl het Gerechtshof in Leeuwarden een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 240 uur oplegt. Het gerechtshof laat zich nogal negatief uit over de wijze van boekhouden binnen de gemeente en ontleent hieraan argumenten voor het opleggen van een lagere straf. Daarnaast was een belangrijke reden voor het gerechtshof dat de heer A. als gevolg van de doorhem begane feiten, oneervol is ontslagen en heeft geleden onder de veelal negatieve publiciteit. Buiten kijf staat echter dat het gerechtshof de heer Andreas wel degelijk schuldig acht aan bewezen, door hem begane strafbare feiten. In de uitspraak staat hierover:

'Verdachte heeft door zo te handelen zijn vertrouwensfunctie als ambtenaar bij de gemeente Veendam ernstig misbruikt. Hij heeft fraude gepleegd met gemeenschapsgeld, bedoeld voor onderhoud aan wegen en waterwerken, in enkele gevallen met het oogmerk zelf financieel voordeel te verkrijgen. Verdachte heeft zo het vertrouwen van het gemeentebestuur geschonden. Kwalijker is nog dat het vertrouwen van de burger in de overheid door dit soort praktijken ernstig wordt geschaad.'

Strafontslag
Op 2 oktober 2002 is dhr. Andreas onvoorwaardelijk disciplinair strafontslag aangezegd. Bij een dergelijke aanzegging heeft de ambtenaar het recht zijn zienswijze daarop kenbaar te maken. Van dat recht heeft dhr. Andreas gebruik gemaakt. Op grond van de bevindingen van Deloitte en Touche, uit een aanvullend onderzoek dat in 2003 is gehouden, is destijds bevestigd dat dhr. Andreas gedurende meerdere jaren en in diverse situaties gehandeld heeft in strijd met de bepalingen van de artikelen 15:1:1 en 15:1:4 van de arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Veendam (ARV) en daarmee zeer ernstig plichtverzuim heeft gepleegd. Op grond hiervan heeft het college op 23 december 2003 besloten om het reeds ingezette traject van disciplinair strafontslag, per 1 januari 2004 tot uitvoer te brengen.

Verzoek tot schikking
Naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof in Leeuwarden heeft de advocaat van de heer Andeas een verzoek bij de gemeente Veendam neergelegd om opnieuw in overleg te treden om te kijken of in de strafontslagzaak alsnog een minnelijke regeling getroffen kan worden. Het college van Burgemeester en Wethouders van Veendam heeft besloten om NIET op dit verzoek in te gaan. Belangrijkste reden is dat de heer Andreas wel degelijk schuldig bevonden is aan de door hem ten laste gelegde strafbare feiten. De advocaat van betrokkene heeft het college van burgemeester en wethouders, in een fax van 18 maart, een deadline gesteld van woensdag 23 maart, 13.00 uur, om te reageren op het schikkingsvoorstel. Wij zijn dan ook erg teleurgesteld om vandaag, 22 maart, in de 12.00 uur uitzending van Radio Noord al een reactie van de advocaat van betrokkene te horen. Dit tegen de door de advocaat zelf gemaakte afspraken gemaakte afspraken in. De gemeente laat vandaag via haar advocaat alsnog het officiële standpunt van het college weten, te weten geen schikking.

Onzorgvuldig boekhouden
Zoals boven vermeld noemt het gerechtshof in de uitspraak dat er binnen de gemeente Veendam een gewoonte van onzorgvuldig boekhouden bestond. Met dit feit werd de gemeente Veendam medio 2000 reeds geconfronteerd. In verband daarmee is Deloitte en Touche destijds gevraagd een onderzoek in te stellen. Het onderzoek heeft zich in hoofdzaak gericht op zaken als procedures en inrichting van de administratieve organisatie en interne controle. D&T heeft hierover op 31 maart 2003 een rapport uitgebracht. Het rapport oordeelt dat een rechtstreeks en causaal verband tussen onvoldoende regelgeving rondom aanbestedingen en de samenspanning niet is gebleken. De onderzoekers geven verder aan dat aanvullende regelgeving rondom het proces van aanbesteden de kans op het vroegtijdig signaleren van vormen van ongewenst gedrag door ambtenaren aanmerkelijk zou hebben verhoogd.

Rapport Deloitte en Touche
Samenvattend kan op basis van het onderzoeksrapport worden gesteld dat tijdens de start van het onderzoek een aantal fundamentele zaken binnen de gemeente ofwel onvoldoende geregeld of vastgelegd waren dan wel onvoldoende gecommuniceerd waren met de betrokken medewerkers. Een aantal van die zaken was toen in ontwikkeling, mede op aangeven van wettelijke verplichtingen dan wel als verbeterpunt uit de in 1999 afgeronde reorganisatie. Gelijktijdig dient geconstateerd te worden dat de situatie waarmee de organisatie medio 2000 werd geconfronteerd, bepaalde processen wel heeft doen versnellen, bijvoorbeeld het integriteitbeleid. Andere verbeterprocessen zijn juist enigszins vertraagd doordat ook de uitkomsten van het onderzoek zijn betrokken in die verbeterprocessen. Hoe het ook is: op dit moment zijn in de gemeentelijke (administratieve) organisatie nadrukkelijk verbeteringen aangebracht of in ontwikkeling. Echter, geen enkele organisatie is tegen samenspanning in het algemeen opgewassen.