Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag | |
|Datum |17 maart 2005 |Behand|GJ Bijl de Vroe | | | |eld | | |Kenmer|DIE-097/05 |Telefo|070 - 348 5005 | |k | |on | | |Blad |1/5 |Fax |070 - 348 6381 | |Bijlag|Concept-conclusies Europese Raad |gj.bijl-de-vroe@minbuza.nl | |e(n) | | | |Betref|Geannoteerde agenda Europese Raad | | |t |22-23 maart 2005 | |Graag bieden wij u hierbij de geannoteerde agenda aan van de Europese Raad welke op 22 en 23 maart a.s. plaatsvindt. Als bijlage treft u aan de meest recente versie van de ontwerp-conclusies van de Europese Raad.
De Minister De Staatssecretaris
van Buitenlandse Zaken, voor Europese Zaken,
Dr. B. Bot Mr. Drs. A. Nicolaï
Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 22-23 maart 2005
Het Luxemburgse Voorzitterschap wil de Europese Raad uitsluitend wijden aan het Stabiliteits- en Groei Pact alsmede de Lissabon-strategie en daaraan verwante onderwerpen. Het Voorzitterschap heeft (buiten een discussie over effectief multilateralisme tijdens het werkdiner van de Ministers van Buitenlandse Zaken en een discussie over uitbreiding tijdens het werkdiner van de Ministers voor Europese Zaken) geen externe onderwerpen geagendeerd. Nu de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 16 maart jl. een besluit heeft genomen vooralsnog geen toetredingsonderhandelingen met Kroatië te openen, zal ook dit onderwerp niet op de Europese Raad aan de orde komen.
Stabiliteits- en Groei Pact (SGP)
Het Luxemburgse voorzitterschap streeft ernaar om tijdens de Europese Raad een akkoord te bereiken over de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact. Dit zal mede afhangen van de uitkomst van de ingelaste Eurogroep en 'Extended Eurogroup' (alle lidstaten) op zondag 20 maart a.s., waar de ministers van Financiën hun besprekingen zullen voortzetten ter voorbereiding van de Europese Raad. Nederland zal zich constructief opstellen en zich inzetten voor een akkoord. Nederland prefereert echter handhaving van het huidige SGP boven een onbevredigend akkoord.
De ministers van Financiën hebben tijdens de Eurogroep en Ecofin Raad van 7 en 8 maart jl. een diepgaande discussie gevoerd over een compromisvoorstel van het voorzitterschap. Dit vormde naar inzicht van de regering een evenwichtig geheel en bood een goede basis voor een oplossing. De regering is bereid het voorzitterschap te steunen in zijn streven naar een akkoord tijdens de Europese Raad.
Hoewel lidstaten algemeen hun waardering hebben uitgesproken over de wijze waarop het voorzitterschap het voorstel heeft vormgegeven, zijn er enkele lastige elementen waarover nog geen overeenstemming is bereikt.
Het grootste discussiepunt wordt gevormd door de zogenoemde "overige relevante factoren" (artikel 104, lid 3 VEG) die in beschouwing moeten worden genomen bij de tenuitvoerlegging van de buitensporig-tekortprocedure. Het gaat om de vraag of en in hoeverre nader invulling zou moeten worden gegeven aan dergelijke factoren en hoe deze zouden moeten worden toegepast. Momenteel zijn de factoren in het Verdrag noch in de Verordeningen van het SGP gespecificeerd. Een aantal lidstaten pleit ervoor om dat nu wel te doen. Zij willen dat hieronder onder meer uitgaven aan defensie, ontwikkelingssamenwerking, onderzoek en ontwikkeling, publieke investeringen en 'speciale' kosten van hereniging en netto-afdrachten aan de Unie worden geschaard. Veel lidstaten staan echter terughoudend ten opzichte van een dergelijke invulling en toepassing van een lijst met factoren. De lijst van factoren zou in geen geval mogen leiden tot rechtstreekse uitzondering van uitgavencategorieën bij de berekening van het EMU-tekort.
De inzet van de Nederlandse regering met betrekking tot de hervorming van het SGP bouwt voort op de standpunten die tot op heden terzake zijn ingenomen. De regering meent dat randvoorwaarden dienen te worden gesteld wanneer bij de beslissing over het bestaan van een buitensporig tekort rekening gehouden wordt met bepaalde uitgaven, hervormingen of economische factoren. In elk geval dient dan de overschrijding van de 3%-grens "beperkt" en "tijdelijk" te zijn en dient de lidstaat voldoende maatregelen te hebben getroffen gedurende de economisch goede tijden. Een akkoord dient naar inzicht van de regering een goede balans te bevatten tussen enerzijds de noodzakelijke versterking van het preventieve deel van het Pact (budgettaire discipline in goede economische tijden, meer rekening houden met de schuldpositie van de lidstaten bij het bepalen van de middellange-termijndoelstelling voor het overheidstekort zoals volgt uit het Pact), en anderzijds een zekere flexibilisering, gestoeld op economische overwegingen, van het correctieve deel van het Pact.
Lissabon-strategie
Nederland geeft steun aan de door de Voorzitter van de Commissie bepleite focus op groei en werkgelegenheid in de Lissabon-strategie. Elementen die Nederland daarbij benadrukt zijn onder meer een interne markt voor diensten, betere regelgeving en vermindering van administratieve lasten, excellent onderwijs in de gehele onderwijsketen, de praktische uitwerking van eco-efficiënte innovaties en ICT en productiviteit bij bedrijfsleven en overheid. Het volledige standpunt van de regering ten aanzien van de mid-term review van de Lissabon-strategie moge bekend worden verondersteld. Het Nederlands standpunt voor de Voorjaarsraad 2005 is aan de Kamer toegegaan op 21 februari jl. (TK 21 501-20, nr. 275). Daaraan voorafgaand heeft de regering reeds met de Kamer van gedachten kunnen wisselen tijdens een Algemeen Overleg over de Lissabon-strategie op 10 februari jl.
De ontwerp-conclusies voor de Europese Raad zijn niet alleen vrij lang, zij weerspiegelen ook de wens van veel spelers in het spel eigen accenten en opvattingen daarin een plaats te geven. Het Voorzitterschap streeft ernaar de noodzaak tot focus op groei en werkgelegenheid goed in de ontwerp-conclusies naar voren te laten komen. Tot op heden slaagt het daar naar mening van de regering goed in. Als in de Europese Raad de focus op groei en werkgelegenheid uit het zicht verdwijnt en daarmee ook de gewenste nadruk op de daarvoor noodzakelijke structurele hervormingen, gericht op bevordering van duurzame economische groei door verhoging van het concurrentievermogen, dan zal Nederland zich daartegen uitspreken Nederland zal tevens inzetten op een betere uitvoering (governance) van de Lissabon-strategie door het instellen van nationale actieplannen. Deze moeten de discussie over de uitvoering van de Lissabon-strategie ook in de lidstaten zelf verankeren.
Duurzame ontwikkeling
De Europese Raad zal politieke sturing geven aan de herziening van de Europese Strategie voor Duurzame Ontwikkeling (EU-SDO), die in de tweede helft van 2005 afgerond zal worden. Het Luxemburgse Voorzitterschap stelt in de ontwerp-conclusies voor om de Europese Raad van juni een 'Verklaring inzake de Richtinggevende Principes van Duurzame Ontwikkeling' te laten aannemen, die een raamwerk zal vormen voor de herziene EU-SDO. Nederland vindt het met name belangrijk dat de herziening leidt tot een meer actiegerichte EU-SDO. Nederland heeft geen bezwaar tegen de 'Verklaring inzake de Richtinggevende Principes van Duurzame Ontwikkeling', mits die niet ten koste gaat van de inhoud en effectiviteit van de herziene EU-SDO zelf. Voor Nederland zijn de belangrijkste aandachtspunten bij de herziening van de EU-SDO: verankering in de EU-SDO van richtinggevende principes die van toepassing zijn op het gehele beleid van de EU; verdergaande operationalisering door het opstellen van een goede set indicatoren; versterking van de samenhang binnen de EU-SDO tussen de drie pijlers van duurzame ontwikkeling en tussen de verschillende strategische processen zoals de Lissabonstrategie, de EU-SDO en het Cardiff-proces (integratie van milieu in sectoraal beleid); en versterking van de "externe dimensie" (bijdrage aan mondiale duurzame ontwikkeling).
Klimaatbeleid
Nederland zet in op duidelijke conclusies van de Europese Raad die ingaan op het belang van een open discussie over toekomstige klimaatstrategieën met andere Partijen bij het Klimaatverdrag en over het belang van het werken richting een "low carbon economy" vanuit alle Raadsformaties. De Europese Raad kan sturing geven aan de consultaties met de belangrijkste partnerlanden, door aan te geven dat zij het wenselijk vindt dat een toekomstig klimaatregime als doelstelling heeft dat de mondiale opwarming beperkt blijft tot 2 graden boven het preïndustriële niveau en de daarbijbehorende emissiereducties, zoals werd geformuleerd in de conclusies van de Milieuraad van 10 maart jl. In bijgevoegde versie van de ontwerp-ER conclusies zijn de emissiereducties niet vermeld. Op verzoek van de meeste lidstaten, waaronder Nederland, heeft het Luxemburgse Voorzitterschap echter in de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen op 16 maart jl. toegezegd deze emissiereducties op te nemen in de volgende versie van de conclusies, die naar verwachting op 23 maart aan de Europese Raad zal voorliggen. Om dergelijke doelen te kunnen halen dient een toekomstig regime voldoende flexibiliteit te bieden (alle reductieopties, emissiehandel, alle gassen enzovoort).
Effectief multilateralisme
Tijdens hun diner zullen de ministers van Buitenlandse Zaken van gedachten wisselen over de vraag hoe effectief multilateralisme bevorderd kan worden op het gebied van mensenrechten, non-proliferatie en de strijd tegen het terrorisme. Daarbij spelen naast actuele bijeenkomsten als de VN Mensenrechtencommissie en de NPV-Toetsingsconferentie de hervormingen van de VN (naar aanleiding van het rapport van het High-level Panel on Threats, Challenges and Change en met het oog op de Top van september a.s.) uiteraard een belangrijke rol. De Nederlandse inbreng in de gedachtenwisseling zal in lijn liggen met de zienswijze van de regering, zoals vastgelegd in de brief van de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking van 25 februari jl. (kenmerk DVF/CI-030/05), betreffende het rapport van het High-level Panel on Threats, Challenges and Change.
---- --