D66

Schouw verwijt kabinet milieubeleid

Tijdens het geïntegreerd beleidsdebat, dat op 22 maart in de Eerste Kamer plaatsvond, kwamen de belangrijkste beleidsagendapunten op het gebied van onder meer ruimte en mobiliteit aan de orde. Gerard Schouw heeft tijdens dit debat gepleit voor radicalere maatregelen ter bescherming van het milieu. De D66er constateerde dat milieunormen vaak investeringen in de weg staan, waardoor deze milieunormen een averechts effect hebben en riep het kabinet op tot het aanpakken van het milieuprobleem aan de wortel.

Schouw haalde hierbij het voorbeeld aan van snelwegknopen waar niet gebouwd mag worden vanwege de luchtvervuiling, maar juist door niet te bouwen neemt de verdichting in de stad toe, waardoor mobiliteit en luchtvervuiling juist toenemen. Hij pleit niet voor het loslaten van de milieunormen, maar roept op tot aanpakken van het probleem aan de wortel, namelijk schonere lucht, meer openbaar vervoer, schonere autos et cetera. Kan zo vraagt de D66er het kabinet, een burger straks via de rechter zijn recht op schone lucht opeisen, waardoor het kabinet wel gedwongen wordt over te gaan op onorthodoxe maatregelen?

Tijdens het debat deed Schouw nog een drietal andere observaties. Ten eerste constateerde hij dat het kabinet geen samenhangend Randstad Holland beleid voert. Ten tweede plaatst Schouw vraagtekens bij één van de centrale themas van dit kabinet namelijk centraal wat moet, decentraal wat kan. Ten derde ontbreekt het bij dit kabinet in feite aan een gezamenlijke uitvoeringsagenda, waarin duidelijke keuzes worden gemaakt.

Lees hier de volledige bijdrage

De Eerste Kamer is begonnen aan een uniek avontuur. En wel het avontuur van ontkokering. Eén geïntegreerd beleidsdebat waarbij de meeste belangrijke beleidsuitgangspunten op het gebied van ruimte, mobiliteit, het platteland en de pieken in de Delta aan de orde komen met de meest betrokken bewindslieden.

Het is misschien goed in herinnering te brengen waarom we aan dit avontuur begonnen zijn. In essentie waren er twee redenen. De eerste is dat de Kamerleden het idee hadden dat er weinig samenhang is het beleid zou zitten. Er wordt veel gesproken over coördinatie en afstemming, maar het ook echt doen is toch wat anders. Om dit te beoordelen is het vergrootglas op een aantal verbindingen gelegd.De tweede hypothese was dat er aan de implementatiekracht iets zou schorten. Of, in andere woorden: veel papier, maar weinig meetbare resultaten in de praktijk.

Naar aanleiding van alle gesprekken die zijn gevoerd, de stukken en ontvangen reacties kom ik tot vijf observaties. In mijn eerste termijn zal ik deze observaties aan het kabinet voorhouden en hen uitdagen hierop te reageren.

Observatie 1: het kabinet voert geen samenhangend Randstad beleid.

Op dit moment woont bijna 90% van de Nederlanders in een stedelijk gebied. Nederland is gegroeid naar een stadsstaat die uniek is in Europa. Een uitgestrekt gebied van steden en stedelijkheid met een omvang en potentie die zich goed laat vergelijken met andere hotspots in Europa. Nederland is een uitgestrekte stadsstaat die haar welvaart dank aan de intensieve wisselwerking met de internationale omgeving. Het land heeft een urbane economische structuur.

Wat onze fracties opvalt, is dat het denken van beleidsmakers en beslissers in Den Haag wat weinig lijkt te zijn meegegroeid met deze werkelijkheid. De randstad ontglipt dit kabinet. Letterlijk, omdat internationale bedrijven er weg gaan.

De aantrekkingskracht van een policentrisch gebied zoals de Randstad moet internationaal concurreren met monocentrische gebieden zoals Londen en Parijs. Deze internationale concurrentieslag wordt versterkt door globalisering en de opkomst van een diensten- en kenniseconomie. Stedelijke agglomeraties dragen deze verbindingen en vormen interculturele smeltkroezen.

De grote internationale behoefte aan kennisintensivering en flexibilisering kunnen de Randstad de wind in de zeilen geven. Stedelijke agglomeraties trekken menselijk talent aan, de grondstof voor kenniseconomie. De randstad heeft veel kansen, maar wel onder voorwaarden:

* diversiteit in economie
* cultuur en leefstijlen
* tolerantie en vrijheid van vestiging
* ruimte voor continue veranderingen.

Als aan deze voorwaarden niet is voldaan gaan de nadelen van de agglomeratie overheersen en zakt de randstad door het ijs.

En de randstad heeft het moeilijk. Congestie en hoge kosten voor grond en huisvesting worden een competitief nadeel wanneer de samenleving onvoldoende investeert in stedelijke bereikbaarheid.

Kan het kabinet nog eens aangeven hoe de internationale concurrentiepositie van de randstad zich verhoudt tot andere hotspots? Wil het kabinet ook aangeven hoe zij sturing geeft aan de concurrentievoordelen van de randstad en de concurrentienadelen wegwerkt?

Kan het kabinet aangeven in welke nota die ene samenhangende visie op de randstad staat? Eén nota waarin economie, ruimte, milieu, verkeer en vervoer en de belangen van de zuid- en noordvleugel zijn verbonden. Die krachtige randstad nota is belangrijk omdat het ook een afwegingskader is voor investeren. Zowel van de overheid als van het bedrijfsleven. En investeren van die laatste groep is steeds meer een internationale afweging.

Wat er kan gebeuren als er geen duidelijke visie is komt het meest urgent naar voren rond het Schiphol-dossier. Iedereen begrijpt het belang van deze internationale mainport. Maar een verstandig antwoord op de vraag of het centrum van de randstad nu de meest optimale plek ervoor is, mis ik in elk debat. Er is al zo vaak gesproken over verplaatsing, dat het pragmatische korte termijn denken het wint van een duurzame visie. En, MdV, wie er even over nadenkt weet dat het niet de vraag is óf de start en landingsbanen van Schiphol verplaatst gaan worden, maar wanneer.

De huidige situatie handhaven betekent een standstill voor stedelijke en economische ontwikkelingen in de randstad. Een voorbeeld. De gemeente Amstelveen heeft op basis van haar toekomst visie een taakopdracht genomen om 6000 á 8000 nieuwe woningen te bouwen. Deze bouwopgave is afgestemd met de regio en provincie. In de nota ruimte haalt het kabinet echter een streep door deze visie. Meer woningen botst met de ontwikkelingen Schiphol. De grens van de 20 Ke-contour rond Schiphol is bikkelhard.

Deze casus roept de vraag op wat sturend is voor de ruimtelijk- economische ontwikkeling in het hart van ons land? De start- en landingsbanen van Schiphol op die plek, of een toekomstvaste visie op de Randstad? Overigens wil ik nog wel opmerkingen dat onze fracties om deze en nog een aantal andere redenen absoluut niets voor privatisering van Schiphol voelen.

Observatie 2: het milieu lijkt eerder het sluitstuk van beleid in plaats van het begin.

Enige tijd terug stond er een indrukwekkende foto op de voorpagina van de Volkskrant. Het was een luchtfoto van Europa met daarop de verschillende niveaus aan luchtvervuiling. Ingekleurd als dreigende rode wolken. Deze wolken bevonden zich boven Madrid, Milaan, Parijs, Londen, het Ruhrgebied en zowat heel Nederland. De acties om Nederland schoon te krijgen mag dan wellicht leiden tot minder zwerfvuil op de grond, net boven het maaiveld, in de lucht, maken we er een potje van.

Vervuiling van de lucht blijkt ook steeds vaker een sta in de weg voor stedelijke investeringen. Als bij snelwegknopen vanwege luchtvervuiling niet mag worden gebouwd verhindert dat stedelijke verdichting waardoor de mobiliteit en luchtvervuiling juist toenemen. Ik constateer dat dergelijke averechtse effecten zich hand over hand voordoen. Wat doet het kabinet hieraan?

Zo is mijn eigen stad, Dordrecht, met vereende krachten bezig om de binnenstad te vernieuwen. Maar daar stak de rechter onlangs een stokje voor. Investeringen staan in de ijskast omdat milieunormen worden overschreden. Nu is mijn pleidooi niet om die normen los te laten, maar om aan de voorkant dit probleem aan te pakken. Schonere lucht, meer openbaar vervoer, schonere autos, etcetera. Dordrecht is niet de enige stad met dit probleem, er zijn inmiddels 50 projecten in het land die stil liggen.

Ik vraag aan het kabinet of zij met ons vindt dat het beleid eigenlijk onvoldoende is om dit ernstige probleem van luchtvervuiling aan te pakken? Begrijpt het kabinet ook dat wanneer investeringen in de ijskast worden gezet investeerders hun geld elders, niet in Nederland, gaan investeren?

Observatie 3: de sturingsfilosofie centraal wat moet, decentraal wat kan is een politiek mantra.

Het rijksbeleid probeert op landelijk niveau meer samenhang te brengen en tegelijkertijd niet alles te regelen. Een loofwaardig streven. Met het bepalen van de ruimtelijke hoofdstructuur is op een aantal punten gekozen. Maar helaas, naar de opvatting van de fracties van D66 en OSF, op een aantal andere punten niet voldoende. Zo is het hoofdwegennet overbelast en de visie om dit te verbeteren onduidelijk. Ook zijn de nationale landschappen slecht benoemd.

Fundamentele aanpakken van de problemen in en rond de grootste steden blijven achterwege, zeker in vergelijking met de landen om ons heen.Het kabinet sluit aan op regionale ambities. Maar hoe verhoudt zich dat tot regio-overstijgende zaken?

Centraal wat moet, decentraal wat kan, is vooral een bezweringsformule. Samenhang op een hoog abstractieniveau. Sommige beweren zelfs dat door deze formule te hanteren Haagse verkokering in stand blijft, en bovendien toeneemt. Het zou een aantal Haagse problemen naar de regio doorschuiven.

Een belangrijke vraag bij dit geheel is wie nu eigenlijk de regisseur van het totaal is. Is die er wel? Of is de regisseur een plan op hoofdlijnen? Al met al wekt het de indruk dat iedereen een beetje richting bepaalt, maar is dat nou zo verstandig in een klein land met veel tegengestelde belangen?

De heer Derksen van het ruimtelijke planbureau stelde dat het ministerie van VROM niet meer doet dan het secretariaat voeren, nu de vier enveloppen zijn verdeeld over verschillende ministeries. En secretariaat is wat anders dan coördinatie, laat staan regie. Vraag: Wie is waarvoor verantwoordelijk?

Een punt van zorg daarbij is de rol van de provincies. Deze hadden tot voor kort vooral een controlerende en toetsende rol richting gemeenten. Dit gaat nu veranderen. Zij gaan meer sturen. Dit roept de vraag op of de provincies hiervoor wel voldoende zijn uitgerust. Het vraagt een ander type ambtenaar, een andere werkcultuur. Wat is de zienswijze van het kabinet hierop?

Overigens ben ik ook benieuwd naar een reactie van het kabinet op het punt dat het verkrijgen van meer ontwikkelende bevoegdheden op gespannen voet staan met de controlerende taak van provincie. Wie overigens de lijn van decentralisatie serieus wil doortrekken die zou de consequentie onder ogen moeten te durven zien van een sterker lokaal belastingstelsel. Zoals in Amerika. Vraag is: doet het kabinet dat ook? Is zij voor een sterker lokaal belastingstelsel, en zo ja, hoe komt dat tot uitdrukking.

Observatie 4: gebrek aan focus op de 10 grote nationale projecten voor de korte en de 10 projecten voor de middenlange termijn.

Op basis van de gevoerde gesprekken mogen we gerust de conclusie trekken dat er veel beleid wordt gemaakt, maar dat die fraaie voornemens meestal niet zijn gekoppeld aan concrete investeringsschemas. Als je dit positief wilt bekijken dat zie je dat op veel plaatsen ambities bestaan, waarbij iedereen naar dezelfde geldbronnen kijkt.

Per saldo oogt het niet zo verstandig. Van een afstand beschouwd lijkt alles belangrijk. Er zijn misschien wel te veel prioriteiten. Maar adequate financiële dekking en stevig bestuurlijk committent bepalen uiteindelijk of er iets gaat gebeuren. Het kabinet lijkt er niet in geslaagd een gezamenlijke uitvoeringsagenda te presenteren. Financieringsbronnen zijn onvoldoende op elkaar aangesloten en een herkenbare focus ontbreekt.

Wat onze fracties missen zijn concrete lijstje van nationale projecten, kabinetsbreed,die voor 2010 gerealiseerd moeten zijn. De lijsten zijn nu te omvangrijk. Hebben weinig focus. En geven daarom weinig sturing. Ook weten investeerders niet welk project een reële opportunity is en welke niet. Door alle ballen in de lucht te houden ontstaan geen doelpunten. Kan het kabinet nu eens op één A4 brede topprioriteiten van het kabinet voor 2010 leveren? Wil het kabinet dan op de achterkant van dat A4-tje de prioriteiten 2020 zetten? Wil daarbij ook opnemen welke minister projectverantwoordelijk is. Op die manier ontstaat één uitvoeringsagenda met daarin duidelijke keuzes. Dat sluit naadloos aan bij de behoefte van marktpartijen die graag willen mee investeren, als maar duidelijk is waarin en met welk tempo.

Afrondend. Per saldo liggen de vier ruimtelijk relevante notas min of meer in elkaars verlengde. Maar de relatie tussen ruimtelijk- fysiekbeleid en allerlei niet fysieke beleidsvelden is erg dun. Ook hanteren de verschillende notas elk een eigen tijdshorizon. Te ver vooruit kijken is niet verstandig, te dichtbij blijven ook niet. Waarom niet een gelijke tijdshorizon van 2010 voor de korte termijn en 2020 voor de middenlange termijn? En waarom niet bij elke nota een operationeel plan met een horizon van maximaal 3 jaar waardoor lange termijn denken en korte termijn handelen meer in elkaars verlengde komen te liggen?

Meer vrijheid aan lagere overheden, en meer ruimte voor particulier initiatief lijkt prima. Maar bij vrijheid hoort ook een toetsingskader waarbinnen die vrijheid zich beweegt. Zo is het toetsingskader tussen nationale landschappen en het overige landelijke gebied nauwelijks helder. Een toetsingskader is nodig om de ruimtelijke kwaliteit te borgen. De ruimtelijke ordening in ons land moet naast een procedurele ook langs een inhoudelijke lijn tot stand komen. Laatste vraag aan het kabinet is hoe zij de borging van de ruimtelijke kwaliteit in de uitvoering van het beleid verzekert.

22-3-2005 16:27