Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
21 maart 2005
Ons kenmerk
DGP/MDV/u.05.00712
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

-
Uw kenmerk
2040509290
Onderwerp
kamervragen

Geachte voorzitter,

Bijgaand doe ik u toekomen de antwoorden op de vragen van het lid Mastwijk over het examen voor taxichauffeurs.


1. Hebt u kennisgenomen van de informatie in de tv-uitzending over het examen voor taxichauffeurs?


1. Ja.


2. Is het waar dat aankomende taxichauffeurs nog steeds het examen moeten afleggen in plaatsen waar het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) is gevestigd, dat het om ongeveer 28 plaatsen gaat, en dat het onderdeel 'stratenkennis' wordt getoetst aan de stratenkennis van de plaats waar het examen wordt afge-nomen? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de conclusie die de Kamer trok in het algemeen overleg van 10 september 2003, namelijk dat de problemen zich voornamelijk voordoen in de grote steden, en uw toezegging tijdens het Algemeen Overleg om een speciaal regime te maken voor de grote steden?
3. Deelt u de mening dat het examenonderdeel 'stratenkennis' slechts dan in het belang is van passagier, chauffeur, en dus de kwaliteit van het taxivervoer, als de

stratenkennis wordt getoetst in de standplaats(-omgeving) van de chauffeur? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen hebt u - mede naar aanleiding van de uitspraken van de Kamer, gedaan tijdens het AO van 26 januari 2005 - inmiddels genomen om deze situatie te bereiken?


2/3. Op dit moment kunnen taxichauffeurs op 28 locaties in Nederland van het CBR het examen afleggen. De geografische spreiding van de examenlocaties is op dit

moment zodanig dat iedere chauffeur in ieder geval in de eigen regio examen

kan doen. Naar verwachting zal het aantal examenlocaties, naar aanleiding van

het overleg dat ik op dit moment voer met het CBR en vertegenwoordigers van branchepartijen, op korte termijn worden uitgebreid. Ook bekijk ik op dit moment

samen met het CBR de mogelijkheden om bij het onderdeel stratenkennis een directere koppeling te leggen met de locatie waar daadwerkelijk taxivervoer wordt verricht in plaats van de locatie waar het examen wordt afgenomen.
Uitgangspunt van het verplichte examen is het borgen van een landelijk uniforme basiskwaliteit van de taxichauffeur, voor zowel binnen als buiten de grote steden. In dit examen is het onderdeel 'stratenkennis' opgenomen. Het gaat hierbij enerzijds om het toetsen van de lokale kennis van een bepaald gebied en anderzijds om algemene vaardigheden voor het gebruik van hulpmiddelen (zoals stratenboek en

navigatie) te toetsen. In het AO van 16 september 2004 heb ik aan uw Kamer toegezegd om voor een afgebakende categorie taxivervoer (zoals leerlingen- of gehandicaptenvervoer) bepaalde exameneisen, onder meer de onderdelen 'stratenkennis' en 'voertuigkennis', te laten vervallen. Door deze aanpassing verwacht ik dat het examen voor deze categorie taxivervoer beter aansluit op de dagelijkse werkpraktijk. Naast het verplichte examen zijn juist in de grote steden een aantal andere maat-regelen noodzakelijk om de specifieke problematiek van het taxivervoer in deze

steden op te lossen. Daarbij gaat het vooral om het beheer van de standplaatsen, de handhaving en de openbare orde. Hierover vindt intensief overleg plaats met de (bestuurlijke) vertegenwoordigers van de grote steden om concrete afspraken in een convenant vast te leggen.


1. Welke waar nodig aanvullende maatregelen gaat u nemen? Bent u bereid om voor te schrijven dat de examinatoren het examen inderdaad afnemen in en eventueel rond de standplaats van de chauffeur in plaats van in de standplaats van het CBR of een andere willekeurige plaats?

4. In aanvulling op mijn antwoord op de vragen 2 en 3 zal ik uw Kamer op korte termijn per brief informeren over de stand van zaken rondom het examen en mijn toezegging om voor een afgebakende categorie taxivervoer bepaalde exameneisen te laten vervallen.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Karla Peijs

-----------------------
Premtime, 22 februari jl., 21.30 uur
Kamerstuk 25 910, nr. 45