Cassatieberoep in de zaak van Willem van E. verworpen
Samenvatting van de griffier van de Hoge Raad der Nederlanden (buiten
verantwoordelijkheid van de Hoge Raad)
De verdachte in deze zaak heeft in Groningen, in de jaren 1993, 1995
en 2001, verscheidene prostituees om het leven gebracht. Voor die
feiten is hij, wegens moord en doodslag meermalen gepleegd, door het
hof Leeuwarden op 28 november 2003 veroordeeld tot een levenslange
gevangenisstraf.
De verdachte heeft cassatieberoep ingesteld. Mr. A.A. Franken,
advocaat te Amsterdam, heeft de verdachte in cassatie bijgestaan.
Op 1 februari 2005 heeft de advocaat-generaal Jörg in zijn advies aan
de Hoge Raad geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft op 22 maart 2005 het cassatieberoep verworpen.
In de uitspraak van de Hoge Raad komt met name de klacht aan de orde
dat bij de berechting in cassatie de redelijke termijn als bedoeld in
art. 6, eerste lid, EVRM is geschonden, hetgeen zou moeten leiden tot
strafvermindering.
De Hoge Raad beslist dat de klacht dat de redelijke termijn in
cassatie is geschonden op zichzelf terecht is voorgesteld (het
cassatieberoep is op 28.11.2003 ingesteld, terwijl de zaak eerst op
13.10.2004 bij de Hoge Raad is binnengekomen), maar dat in dit
bijzondere geval daaraan geen gevolgen moeten worden verbonden. De
Hoge Raad overweegt daarbij dat een levenslange gevangenisstraf zich
naar zijn aard niet leent voor strafvermindering omdat de duur ervan
vooraf niet is bepaald.
De uitspraak van de Hoge Raad heeft tot gevolg dat de veroordeling tot
levenslange gevangenisstraf definitief is geworden.
Zie voor de volledige uitspraak (rolnr. 02901/04)
LJ Nummer
AS5881
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 22 maart 2005 Naar boven
Gerechtelijke organisatie