Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
Der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA 's-GRAVENHAGE Telefax (070) 333 40 33
Uw brief Ons kenmerk
UB/K/2005/14073
Onderwerp Datum
Toezeggingen AO plan van aanpak ordening en 21 maart 2005
bescherming prostitutiesector
Op 14 december 2004 hebben de vaste commissies voor Justitie, voor Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties en voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de minister van Justitie en mij
overleg gevoerd over het plan van aanpak ordening en bescherming prostitutiesector dat door de
minister van Justitie (als coördinerend minister voor prostitutiebeleid) op 2 juli 2004 aan de Kamer
is aangeboden. Tijdens dit overleg heb ik toegezegd om de Tweede Kamer op een aantal punten
nader te informeren. Ik doe dat met deze brief.
1. Presentatie vacaturemeldingen door CWI op werk.nl toetsen op discretie
Ik heb tijdens het Algemeen Overleg op 14 december 2004 toegezegd dat CWI, binnen de eigen
uitvoeringsverantwoordelijkheid, vacatures in de prostitutiesector zal toetsen op de vereiste
discretie. Aanleiding voor deze toezegging, was de bezorgdheid van het lid Arib over de wijze
waarop vacaturemeldingen voor seksuele dienstverlening worden gepresenteerd op werk.nl.
Voor de wijze waarop het CWI omgaat met vacatures in deze sector heeft de Kamer reeds bij
eerdere gelegenheden aandacht gevraagd. Het lid Van der Vlies heeft tijdens de eerste termijn van
de SZW-begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer eveneens vragen gesteld over de presentatie
op internet door CWI van banen in de prostitutie. Staatssecretaris van Hoof heeft toen geantwoord
dat het hier om legale arbeid gaat en het de plicht van CWI is deze vacatures te registreren (mede
op werk.nl). In de presentatie van de vacature - ook op werk.nl - wordt het gebruik van
aanstootgevende terminologie vermeden (neutrale presentatie). Er wordt niet actief gewezen op de
vacature en er vindt geen actieve bemiddeling plaats.
De leden Verburg en De Pater-van der Meer hebben op 15 januari 2003 vergelijkbare schriftelijke
vragen gesteld.
Ik heb op 6 maart 2003 in antwoord op deze vragen aangegeven dat ik op het standpunt sta dat
CWI deze vacatures niet actief mag presenteren aan werkzoekenden. Ik heb daarbij overwogen
dat het belang van de werkzoekende, die niet ongevraagd met vacatures in de prostitutie wil
2
worden geconfronteerd, de doorslag geeft. Ik heb toen tevens aangegeven dat ik van oordeel ben
dat CWI in alle gevallen moet afzien van een wijze van presenteren van dit soort vacatures die kan
leiden tot een ongevraagde confrontatie door werkzoekenden.
Uit informatie van CWI is mij gebleken, dat de bezoeker van werk.nl, die op zoek is naar
geschikte vacatures, niet ongevraagd in aanraking zal komen met vacatures in de prostitutie.
Werk.nl is een database met alle beschikbare vacatures en maakt alleen vacatures inzichtelijk
waarnaar gericht gezocht wordt. Anders gezegd, slechts indien in een zoekopdracht specifiek
"prostitutie" wordt opgegeven, zullen dergelijke vacatures worden gepresenteerd. Slechts zij die
gericht (blijven) zoeken op het woord "prostitutie" zullen uiteindelijk beschikbare
vacatures/vacatureteksten uit deze branche voorgeschoteld krijgen. Een onbedoelde confrontatie is
daarmee uitgesloten.
Mijn conclusie is dan ook als volgt:
· De vacatures mogen wettelijk niet geweigerd worden;
· CWI gaat zeer terughoudend om met de presentatie van dergelijke vacatures;
· Op werk.nl zijn genoemde vacatures alleen bewust (door middel van gericht zoeken naar
deze vacatures) benaderbaar.
2. Toetsing modelcontracten medio januari door Belastingdienst en UWV
Het lid Arib heeft tevens gevraagd naar de stand van zaken rond de beoordeling door de
Belastingdienst en het UWV van de concept-modelcontracten die de partijen in de branche ter
toetsing hebben aangeboden.
Het UWV en de Belastingdienst hebben medio januari separaat hun inhoudelijk afgestemde
oordeel over de voorgelegde modelcontracten kenbaar gemaakt aan de betrokken partijen in de
branche. Het belangrijkste element uit deze oordelen is dat de wijze waarop het ontwikkelde
modelcontract was ingericht onvoldoende helderheid bood over de aard van de arbeidsrelatie
tussen de prostituee en de exploitant.
Het informatieve overleg met de partijen is naar aanleiding van deze beoordeling voortgezet met als
oogmerk een concept te kunnen overleggen dat wel voldoet aan de daartoe geldende maatstaven.
Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de zich ontwikkelende jurisprudentie.
3. Komt een handelwijze in geval van alternatief werkaanbod in de branche reeds voor?
Ik heb tot slot toegezegd aan UWV te zullen vragen of situaties, waarin een prostituee werkloos
raakt en door de exploitant ander werk in hetzelfde bedrijf wordt aangeboden, zich momenteel al
voordoen en op welke wijze daarin wordt of zal worden gehandeld.
Uit informatie van UWV is mij het volgende gebleken.
De WW-aanvragen van prostituees noch de aanbiedingen van werk door eigen werkgever worden
door het UWV afzonderlijk geregistreerd. Het is dus niet mogelijk om een uitspraak te doen of
zich bij het UWV een situatie heeft voorgedaan als hier bedoeld. Aan de hand van de
Werkloosheidswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsinstructies is echter wel in zekere mate aan
te geven hoe de uitvoering zou omgaan met de door de hier bedoelde situatie als deze zich in de
praktijk zou voordoen.
3
De vraag die hier moet worden beantwoord is of het aangeboden werk kan worden aangemerkt
als passend. Als passende arbeid wordt volgens artikel 24, lid 4, WW beschouwd alle arbeid die
voor de krachten en bekwaamheden van de werknemer is berekend, tenzij aanvaarding om
redenen van lichamelijke, geestelijke of sociale aard niet van hem kan worden gevergd.
Gelet op dit voorschrift is het UWV verplicht niet op voorhand uit te sluiten dat een aanbod van
werk als prostitué passend is. Hierbij valt te denken aan de situatie dat een betrokkene ook in het
verleden als zodanig gewerkt heeft en dat er bij de betrokkene tegen het werk van prostituee geen
dusdanige bezwaren van lichamelijke, geestelijke of sociale aard bestaan, dat dit werk niet van de
betrokkene gevergd kan worden. Gelet op de aard van het betreffende werk zal het in het
algemeen wel eerder voorkomen dat de aanvaarding niet van de betrokkene te vergen is dan bij
arbeid van meer maatschappelijk geaccepteerde aard. In die
zin zal het UWV in dergelijke situaties bij de beoordeling van de passendheid van een werkaanbod
als bedoeld extra zorgvuldigheid aan de dag leggen.
De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,
(mr. A.J. de Geus)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid