IP/05/337
Brussel, 18 maart 2005
Terbeschikkingstelling van werknemers: de Commissie verzoekt Griekenland en
Nederland een einde te maken aan ongerechtvaardigde beperkingen
De Europese Commissie heeft besloten Griekenland formeel te verzoeken
om een wijziging van de wettelijke bepalingen die een werkvergunning
verplicht stellen voor werknemers van buiten de Gemeenschap die legaal
in dienst zijn van een in de Gemeenschap gevestigde onderneming die
hen ter beschikking wil stellen om in Griekenland tijdelijk een dienst
te verlenen. De Commissie heeft haar verzoek geformuleerd in de vorm
van een met redenen omkleed advies, dat is de tweede fase van de
inbreukprocedure waarin artikel 226 van het EG-Verdrag voorziet.
Indien de Commissie binnen twee maanden geen bevredigend antwoord
ontvangt, kan zij Griekenland voor het Hof van Justitie dagen. Verder
heeft de Commissie besloten de Nederlandse overheid via een
ingebrekestelling - de eerste fase van de inbreukprocedure - te
verzoeken om toelichting wat de verplichting van de dienstverlenende
bedrijven uit bepaalde nieuwe lidstaten betreft om werkvergunningen te
verkrijgen alvorens ze hun werknemers in Nederland ter beschikking
kunnen stellen.
Elke ongerechtvaardigde beperking van de terbeschikkingstelling van
werknemers tussen lidstaten veroorzaakt een sneeuwbaleffect. In de
eerste plaats worden de ondernemingen waarop dergelijke beperkingen
worden toegepast gediscrimineerd ten opzichte van hun concurrenten die
in het gastland gevestigd zijn. In de tweede plaats kunnen de
ondernemingen die in het gastland gevestigd zijn hun
dienstenleveranciers op de Europese markt niet vrij kiezen en dus niet
de beste prijs krijgen. In de derde plaats dreigt de eindconsument
meer te betalen voor het product of de dienst.
Om elk gevaar van sociale dumping te voorkomen bepaalt de richtlijn
betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers (1996) dat voor
alle werknemers die binnen de Unie ter beschikking worden gesteld de
arbeidsvoorwaarden gelden van het land waar de dienst wordt verleend -
met name het minimumloon, betaalde vakantie en gezondheid en
veiligheid op het werk. De lidstaat waar de dienst wordt verleend ziet
er eveneens op toe dat aan deze voorwaarden wordt voldaan en kan,
bijvoorbeeld op bouwplaatsen, controles uitvoeren.
Griekenland - verplichte werkvergunning voor werknemers uit derde
landen die legaal in de EU werken
In Griekenland is een werkvergunning verplicht in het geval van een
tijdelijke terbeschikkingstelling van werknemers van buiten de
Gemeenschap die legaal in dienst zijn van een bedrijf uit een andere
lidstaat. De afgifte van zo'n werkvergunning hangt af van een
onderzoek van de situatie op de Griekse arbeidsmarkt.
Een dergelijke verplichting druist in tegen de bepalingen van het
Verdrag inzake het vrij verkeer van diensten (artikel 49 van het
EG-Verdrag).De Commissie heeft bijgevolg besloten Griekenland een met
redenen omkleed advies toe te sturen.
De voorwaarden die voor de terbeschikkingstelling worden opgelegd
bemoeilijken het verlenen van diensten in Griekenland voor bepaalde
bedrijven die in andere lidstaten gevestigd zijn. Veel Europese
informaticabedrijven hebben bijvoorbeeld specialisten uit derde landen
in dienst, aangezien er op de Europese arbeidsmarkt een tekort aan
gekwalificeerd personeel is.
Het met redenen omkleed advies betreft uitsluitend de werknemers uit
derde landen die in een lidstaat van de Europese Unie over een
verblijfs- en werkvergunning beschikken, die legaal in dienst zijn van
een werkgever uit de Europese Unie, en die tijdelijk ter beschikking
worden gesteld om specifieke opdrachten uit te voeren (bijvoorbeeld de
installatie van bepaald materiaal zoals software of een lift, dan wel
het verlenen van een klantenservice). De lidstaten zijn wel ten volle
bevoegd om de toegang van werknemers en werkzoekenden van buiten de
Gemeenschap tot hun arbeidsmarkt te regelen.
Het Hof heeft geoordeeld dat de verplichting om een werkvergunning te
verkrijgen in het land van bestemming voor werknemers uit derde landen
die legaal werkzaam zijn in de staat van vestiging van hun werkgever,
verder gaat dan wat als noodzakelijke voorwaarde voor het verrichten
van diensten kan worden verlangd (arrest-Vander Elst, C-43/93 van 9
augustus 1994).
Nederland - discriminatie van de ondernemingen uit acht nieuwe
lidstaten die werknemers ter beschikking stellen in Nederland
Ondanks het feit dat ze in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd
zijn, blijven de ondernemingen uit acht nieuwe lidstaten (met
uitzondering van Cyprus en Malta) die tijdelijk personeel in Nederland
ter beschikking willen stellen om er diensten te verlenen onderworpen
aan de verplichting om op voorhand een werkvergunning te verkrijgen.
Een dergelijke vereiste discrimineert de ondernemingen uit deze nieuwe
lidstaten die zich, in tegenstelling tot hun concurrenten die in de
voormalige vijftien lidstaten gevestigd zijn, niet vrij kunnen
verplaatsen met hun personeel om in Nederland een dienst te verlenen.
De discriminerende gevolgen van deze vereiste zijn des te flagranter
daar het weken kan duren alvorens de Nederlandse overheid de gevraagde
werkvergunning afgeeft, waardoor een bedrijf een contract in Nederland
kan mislopen. Wanneer het werknemers betreft die bij de onderneming in
vaste dienst zijn, kan een dergelijke vergunning niet worden
geweigerd, maar om als zodanig te worden aangemerkt moet een werknemer
reeds langer dan een jaar bij de onderneming werken, wat moeilijk
haalbaar is in sectoren waar veel personeelsverloop is of waar
arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd vaak voorkomen. In bepaalde
gevallen kan de Nederlandse overheid een werkvergunning weigeren en
natrekken of de banen niet kunnen worden ingevuld door werknemers die
een voorkeursbehandeling genieten, alvorens ze de werkvergunning
afgeeft.
Door een dergelijke voorwaarde op te leggen behandelt Nederland de
werknemers die door hun werkgever tijdelijk naar Nederland worden
gestuurd en die na de voltooiing van de overeenkomst naar hun land
terugkeren op dezelfde manier als de werknemers of werkzoekenden uit
derde landen die zich in Nederland op de arbeidsmarkt willen begeven.
De Commissie heeft deze inbreukprocedure gelanceerd nadat ze diverse
klachten van ondernemingen uit een van de nieuwe lidstaten had
ontvangen. Ook het Europees Parlement heeft de aandacht van de
Commissie gevestigd op de problemen die de ondernemingen uit de nieuwe
lidstaten meer in het algemeen ondervinden wanneer ze hun activiteiten
in de diverse landen van de Unie willen ontplooien.
Volgens de Commissie is het van essentieel belang dat de ondernemingen
uit de nieuwe lidstaten dezelfde grondrechten, en met name het recht
op vrij verkeer van diensten, genieten als hun concurrenten die in de
"oude" lidstaten gevestigd zijn.
Nederland komt krachtens het Toetredingsverdrag niet in aanmerking
voor enige afwijking van het vrij verkeer van diensten. De
mogelijkheden om van het EG-Verdrag af te wijken betreffen uitsluitend
het vrije verkeer van werknemers (artikel 39 van het EG-Verdrag) en
niet de terbeschikkingstelling van werknemers in het kader van een
dienstverlening (artikel 49 EG).
Voor de jongste informatie over de inbreukprocedures ten aanzien van
de lidstaten kunt u terecht op deze site:
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/sgb/droit_com/index_en.h
tm
European Union