Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het Kamerlid Van Bommel over berichten inzake een tekort aan condooms in de strijd tegen Aids. Deze vragen werden ingezonden op 25 februari 2005 met kenmerk 2040509480.

De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Antwoord van mevrouw van Ardenne-van der Hoeven, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van lid Van Bommel (SP) over berichten inzake een tekort aan condooms in de strijd tegen Aids.

Vraag 1
Kunt u een inhoudelijke reactie geven op het bericht 'Veel te weinig condooms beschikbaar'? 1)

Vraag 4
Ondersteunt u de inspanningen van de Britse minister van Ontwikkelingssamenwerking Thomas, die aangekondigd heeft zich in te zullen spannen om de condoomkwestie op de agenda te zetten van de VN-top over de Millenniumdoelstellingen die september van dit jaar plaats zal vinden? Bent u in dit verband bereid concrete stappen te zetten? Zo ja, welke? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
In het bericht wordt het wereldwijde tekort aan condooms aan de orde gesteld. Slechts 10 % van de behoefte aan condooms zou beschikbaar zijn. De groeiende behoefte aan condooms is inderdaad een gegeven. Op zichzelf is dit positief: het beleid, waarin mensen worden gestimuleerd condooms te gebruiken, in het bijzonder in de strijd tegen HIV/AIDS, werpt vruchten af. Echter, het gat tussen vraag en aanbod moet worden gedicht. Des te ernstiger is daarom de trend dat het gat tussen de behoefte aan condooms en dat wat beschikbaar is, steeds groter wordt. Niet alleen in de strijd tegen HIV/AIDS, maar ook ter voorkoming van geslachtsziektes en ongewenste zwangerschappen zijn condooms onmisbaar. Dit vind ik, net als het Verenigd Koninkrijk onacceptabel. Onze inspanningen in de bestrijding van AIDS en ter verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten worden zo tenietgedaan. Ik ondersteun dan ook van harte de inspanningen van het Verenigd Koninkrijk, en zal die steun ook in EU kader stimuleren. Ik ben van plan aandacht voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en voor HIV/AIDS in te brengen in alle relevante fora ter voorbereiding van de Millennium Review Top in september. Aandacht voor condooms, anticonceptie- en andere middelen voor het realiseren van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten hoort daar nadrukkelijk bij.

Vraag 2
Deelt u de mening dat de weigering van de Amerikaanse regering om een bijdrage te leveren aan de financiering van het UNFPA (het VN-Bevolkingsfonds) aanleiding zou moeten zijn om de Nederlands-Amerikaanse samenwerking op het vlak van HIV-/AIDS-bestrijding te heroverwegen? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord
Zoals in eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven (TK, vergaderjaar 2003-2004, nr. 262) is het uitgangspunt van de samenwerking met de Verenigde Staten dat bestaand beleid en inzichten van beide partijen het kader bepalen waarbinnen samenwerking mogelijk is. Het samenwerkingsplan richt zich dan ook uitsluitend op de deelterreinen van de AIDS-bestrijding waar Nederland en de Verenigde Staten gedeelde zorgen en overeenkomstige inzichten hebben. Nadrukkelijk is onderkend dat op onderdelen van het HIV/AIDS beleid, zoals ten aanzien van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en de primaire Amerikaanse focus op seksuele onthouding, geen samenwerking mogelijk is omdat de inzichten te ver uiteenlopen. Ik betreur het zeer dat de Verenigde Staten in 2002 haar vrijwillige bijdrage aan UNFPA heeft stopgezet en sindsdien niet meer hervat heeft. Op korte termijn zijn hierin echter geen veranderingen te verwachten. Toch zijn er deelterreinen waarop UNFPA, Nederland en de Verenigde Staten wel samenwerking zoeken. Getracht wordt de krachten te bundelen om de beschikbaarheid van anticonceptiemiddelen inclusief condooms te verbeteren. In het licht van eerder gestelde zie ik momenteel geen aanleiding om de Nederlands-Amerikaanse samenwerking op het vlak van HIV/AIDS bestrijding te heroverwegen; het blijft zaak de ontwikkelingen hierin goed te volgen.

Vraag 3
Wat heeft de Nederlandse regering gedaan met mijn verzoek om financiële steun te verschaffen aan Afrikaanse gezondheidsklinieken die vanwege het uitvoeren van abortussen in het kader van de Global Gag Rule getroffen zijn door het stopzetten van de financiering door de Verenigde Staten? 2)

Antwoord
Tijdens het AO van 29 juni vorig jaar (TK 29648 nr.3) heb ik u geantwoord dat, als de Verenigde Staten de financiering aan een abortuskliniek die voortgezet moet worden, zou stoppen, Nederland zich niet weg zou laten drukken door de lijn van de Verenigde Staten. Dat is nog steeds mijn standpunt. In eerdere beantwoording van Kamervragen (TK, vergaderjaar 2003-2004, nr. 1949) heb ik aangegeven dat ik bereid ben me in te spannen om te bezien hoe financiële tekorten, ontstaan door teruggetrokken Amerikaanse financiering met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, mogelijk gecompenseerd zouden kunnen worden. Dit betreft ook dienstverlening voor controversiële issues, zoals abortus. Ik kan dit echter alleen doen binnen het mij ter beschikking staand instrumentarium.

Nederland heeft in die landen in Afrika waar als bilaterale partners wordt samengewerkt in de gezondheidssector de financiële steun aan die sector de laatste jaren geleidelijk aan uitgebreid. Niet in al die landen maakt dienstverlening met betrekking tot abortus deel uit van het algemene gezondheidsbeleid van de overheid, of is de capaciteit van de overheid zeer beperkt. Kwalitatief goede dienstverlening op dit gebied is dan afhankelijk van NGO's.

Wereldwijd is de steun voor reproductieve gezondheid en rechten gedaald, leidend tot een steeds groter wordende discrepantie tussen behoeften en financiering daarvan. Daarbij komen de effecten van de Global Gag Rule, die leiden tot minder financiële armslag voor die NGO's, die een breed pakket aan seksuele en reproductieve gezondheidsdiensten willen verlenen.

Vraag 5
Hoe denkt u de financiële drempels weg te kunnen nemen waardoor de bevolking van vooral de minst ontwikkelde landen onvoldoende toegang tot voorbehoedsmiddelen heeft? Is de Nederlandse regering bereid initiatieven te nemen die leiden tot het opvoeren van de productie van condooms en het wegnemen van financiële drempels die de toegang tot voorbehoedsmiddelen beperken?

Antwoord
Ik heb mij vorig jaar, in het kader van het EU Voorzitterschap ingespannen om als EU, tezamen met de Europese Commissie, een bedrag van ten minste $ 75 miljoen op tafel te leggen om het acute tekort aan middelen voor het realiseren van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, waaronder condooms, op te lossen. Dat is gelukt. Samen hebben we eind 2004 ruim $ 80 miljoen aan het Reproductive Health Commodity Fund van UNFPA, het VN Bevolking Fonds, kunnen toezeggen.

Gelet op het feit dat een groot deel van de middelen gratis ter beschikking gesteld wordt aan minder koopkrachtige en kwetsbare groepen is daarmee een belangrijke financiële drempel weggenomen voor de bevolking van vooral de minst ontwikkelde landen, althans waar het gaat om de korte-termijn beschikbaarheid. Ik zal me blijven inzetten voor ruimhartiger financiering voor deze middelen, ook door andere donoren, zodat de tekorten aan voorbehoedsmiddelen, inclusief condooms in elk geval op korte termijn verminderen.

Het is echter duidelijk dat we toe moeten werken naar een lange termijn oplossing. Nog tijdens het Nederlandse EU-Voorzitterschap heb ik daartoe, in samenwerking met enkele andere partners, reeds het initiatief genomen. Met het oog op een lange termijn 'commodity security' moeten we, met andere partners zoals UNFPA, UNAIDS, andere bilaterale donoren, NGO's, maar ook het bedrijfsleven, het probleem vooral op landenniveau aanpakken. Hiervoor is het nodig de capaciteit voor planning, management en logistiek te versterken en uit te breiden, maar ook te zoeken naar creatieve manieren om ervoor te zorgen dat vooral de armen worden bediend. Tevens dienen er in de nationale begrotingen van de betreffende landen adequate middelen gereserveerd te worden. Veelal complementair aan de overheid levert het maatschappelijk middenveld een belangrijke bijdrage aan de verbetering van de beschikbaarheid en toegankelijkheid van voorbehoedsmiddelen. Erkenning en verdere versterking van de rol van de 'civil society' zal ook bijdragen aan duurzame oplossingen. Zij zal dan ook integraal betrokken moeten zijn bij het vinden daarvan. Het lijkt mij onwaarschijnlijk dat een te lage productie van condooms oorzaak van condoomtekort zou zijn. Het zal vooral een kwestie van vraag en aanbod zijn.

Tot slot wil ik opmerken dat financiële drempels niet de enige drempels zijn die toegang belemmeren tot voorbehoedsmiddelen en condooms. Sociale toegang tot bedoelde middelen is vaak beperkt of soms onmogelijk voor vrouwen en jongeren, bijvoorbeeld vanwege hun achtergestelde positie, of omdat het cultureel niet geaccepteerd wordt. Zij lopen vaak tegen deze niet-financiële drempels op. Basis is dat vrouwen het recht hebben te beschikken over hun eigen vruchtbaarheid. Daarnaast is gebrekkige acceptatie en te geringe keuze van middelen, voor met name vrouwen, soms een belemmering voor het gebruik ervan. Onderzoek naar nieuwe middelen, evenals naar acceptatie en verbeterd gebruik van bestaande middelen, blijft dan ook noodzakelijk.


1) De Volkskrant, 24 februari jl.
2) Kamerstuk 29 648 / 29 200 V, nr. 3, Verslag Algemeen Overleg, 29 juni 2004


---- --