027- Meer aandacht voor leesplezier in het literatuuronderwijs
Datum: 8 maart 2005
Leerlingen in het voortgezet onderwijs lezen vooral omdat ze lezen
leuk vinden. Naarmate ze ouder worden, lezen ze steeds minder. Het
literatuuronderwijs en meer aandacht voor het leesplezier kunnen deze
negatieve trend tegengaan. Dat zijn enkele conclusies uit het
onderzoek van Erik van Schooten. Hij promoveert op 17 maart 2005 aan
de Rijksuniversiteit Groningen.
Hoe krijgen we leerlingen in het voortgezet onderwijs zover dat ze
meer gaan lezen en dan vooral kwalitatief betere boeken? Dat was in de
jaren negentig de insteek van het leesbevorderingsbeleid van de
overheid. In dit kader heeft Erik van Schooten onderzocht wat de
attitude (houding) van leerlingen is ten opzichte van lezen, welke
factoren het leesgedrag beïnvloeden en hoe leerlingen reageren op
literatuur. Hij concludeert dat plezier in het lezen essentieel is om
leerlingen aan het lezen te krijgen en te houden. En dat is
belangrijk: "Leerlingen die veel lezen, hebben een grotere
woordenschat en zijn beter in begrijpend lezen. En dat is weer van
belang voor alle schoolse vakken en daarmee voor de schoolprestaties."
Hij is daarom een groot voorstander van lezen in de vrije tijd: "Op
school is daar onvoldoende tijd en gelegenheid voor."
Invloed op leesgedrag
Om meer inzicht te krijgen in de factoren die het leesgedrag van
leerlingen beïnvloeden, heeft Van Schooten, gebaseerd op theoretische
modellen, instrumenten ontwikkeld waarmee hij de attitude ten opzichte
van het lezen en de literaire respons van leerlingen kan meten. Deze
instrumenten heeft hij eenmalig afgenomen bij leerlingen in de eerste
drie schooljaren van alle schooltypes. Om na te gaan hoe deze aspecten
zich ontwikkelen bij individuele leerlingen, heeft hij bij twee
cohorten van havo- en vwo-leerlingen jaarlijks metingen verricht: van
het eerste tot en met het derde en van het derde tot en met het vijfde
leerjaar.
Plezier
Leesplezier komt naar voren als de belangrijkste factor die het
leesgedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs bepaalt. Het
onderwijs moet hiermee dan ook rekening houden , vindt Van Schooten:
"Als je leerlingen al vroeg het leesplezier afneemt door ze boeken te
laten lezen die ze helemaal niet leuk vinden of die te moeilijk zijn,
schiet je jezelf in de voet. Dan is het heel moeilijk om ze nog te
motiveren om iets anders te lezen. Andere factoren, bijvoorbeeld dat
je iets leert van lezen of omdat je omgeving vindt dat je moet lezen,
zijn veel minder belangrijk dan het leesplezier."
Trance en literaire interpretatie
Van Schooten onderzocht ook de literaire respons: hoe reageren
leerlingen innerlijk op het lezen van literatuur? Hij onderscheidt
twee factoren: trance, de mate waarin de lezer meeleeft met het
verhaal, en literaire interpretatie, de manier waarop de lezer het
gelezene interpreteert. "Trance en literaire interpretatie blijken
elkaar niet te hinderen, zoals wel wordt beweerd, maar vullen elkaar
aan. Detotale beleving van een literair werk veronderstelt zowel
trance als literaire interpretatie."
Remmend effect literatuuronderwijs
Net als het lezen zelf, vermindert de literaire respons met de jaren,
sneller bij jongens dan bij meisjes. Van Schooten wijst erop dat
literatuuronderwijs deze trend af lijkt te remmen.
"Literatuuronderwijs lijkt ervoor te zorgen dat leerlingen bij het
ouder worden blijven lezen en het leuk blijven vinden om het gelezene
te interpreteren. Verder blijven ze positief staan tegenover het lezen
van fictie en blijven ze een sterkere trance ervaren. Dat gaat dan
vooral op voor de tekstervaringsmethode, waarbij leerlingen niet wordt
verteld wat ze van een boek moeten vinden, maar een eigen mening
kunnen vormen. En komen ze dan met een mening die de leerkracht niet
bevalt, dan is dat geen probleem."
Leesplezier actief bevorderen
Hij heeft een aantal heldere aanbevelingen voor het voortgezet
onderwijs. Zo vindt hij dat leraren zich in de onderbouw vooral zouden
moeten richten op het bevorderen van leesplezier. "Sluit aan bij de
belevingswereld van leerlingen. Laat ze zelf boeken uitkiezen en bied
zelf kwaliteitsboeken aan van grote literaire schrijvers, maar let er
wel op of leerlingen daar al aan toe zijn. En eis niet dat leerlingen
een boek dat ze niet leuk vinden helemaal uitlezen. Dat is zo
demotiverend."
Curriculum Vitae
Erik Joost van Schooten (Amstelveen, 1957), studeerde Nederlandse Taal
en Letterkunde, hoofdvak Taalbeheersing, aan de Universiteit van
Amsterdam. Als bijvakken studeerde hij Methoden en Technieken van
Sociaal Wetenschappelijk Onderzoek en Portugese Letterkunde. Hij is
bij deze universiteit werkzaam als opdrachtonderzoeker bij het
SCO-Kohnstamm Instituut van de faculteit Maatschappij- en
Gedragswetenschappen. Hij promoveert op 17 maart 2005 tot doctor in de
Letteren aan de Rijksuniversiteit Groningen. Promotor is prof.dr. C.M.
de Glopper. De titel van het proefschrift luidt Literary Response and
Attitude Toward Reading Fiction.
Noot voor de pers
Meer informatie: E.J. van Schooten, tel. (020) 525 13 53, email:
e.j.vanschooten@uva.nl (werk)
Rijksuniversiteit Groningen