De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: FEZ. 2005/738
datum: 17-03-2005
onderwerp: Schriftelijke overleg dummy-begroting 2006 TRC 2005/1287
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Hierbij ontvangt u mijn antwoorden op de vragen en opmerkingen van de
vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 3 maart
2005 over de brief met voorbeeldbegroting 2006 van LNV (29 949, nr.
2). Ik heb bij de beantwoording de indeling van het verslag van het
schriftelijk overleg aanhouden.
Procedureel
In welke mate sluit de dummybegroting aan bij de rijksbrede
voorstellen die onlangs zijn gedaan door de minister van Financiën? Is
er sprake van verschil in opzet met betrekking tot de voorstellen van
de minister van Financiën? Welke Invloed heeft de nieuwe
begrotingssystematiek, zoals is weergegeven in de dummybegroting op de
rol en werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer?
In het traject om te komen tot de dummybegroting is rekening gehouden
met de rijksbrede voorstellen van de minister van Financiën (TK 29
949, nr. 1) om te komen tot een andere begrotingsopzet. Nadien heeft
mijn ambtgenoot met de Commissie voor de Rijksuitgaven een algemeen
overleg gehouden en in een aansluitende brief de kern van het
kabinetsvoorstel nader uiteengezet. Het spreekt voor zich dat bij het
opstellen van de ontwerpbegroting 2006 de voorschriften van de
minister van Financiën worden gevolgd.
De rol en de werkzaamheden van de Algemene Rekenkamer veranderen niet
door de nieuwe artikelindeling van de dummybegroting.
Budgetrecht
Wat zijn de gevolgen van de nieuwe systematiek op het budgetrecht van
de Tweede Kamer? Deelt de minister de mening dat het budgetrecht van
de Kamer wordt aangetast?
Ik heb goede nota genomen van de zorgen over het budgetrecht van de
Kamer die de Commissie voor de Rijksuitgaven met de minister van
Financiën heeft gedeeld.
Ook ik vind het van groot belang dat het budgetrecht van de Kamer ook
in een nieuwe begrotingsindeling volledig wordt gerespecteerd. Ik meen
dan ook, dat niet alleen het aantal doelstellingen als maatstaf voor
de mogelijkheden voor de Kamer om haar taak uit te voeren moet worden
genomen, maar vooral ook de duidelijkheid van de indeling in algemene
en operationele doelstellingen.
De nieuwe begrotingsindeling beoogt een evenwichtiger balans te
creëren tussen de beleidsterreinen landbouw, natuur en
voedselkwaliteit, met als ondersteuning een artikel voor het
kennisbeleid. Bovendien heeft de agrarische ruimte door middel van een
apart beleidsartikel een belangrijke plaats gekregen. Er ontstaat meer
transparantie in de beoogde doelen in het landelijk gebied en de
budgettering ervan. Dit sluit aan bij de maatschappelijke
ontwikkelingen en de uitdagingen die LNV hier tegenover stelt,
vertaald naar doelstellingen op deze terreinen.
In mijn ogen wordt de indeling van de begroting hierdoor eenvoudiger,
eenduidiger en inzichtelijker en draagt ze bij tot een meer logisch
aansluiting van middelen en doelen. Ik ben dan ook van mening dat de
verduidelijking in de doelstellingenstructuur opweegt tegen de
reductie van het aantal doelstellingen en dus eerder het budgetrecht
van de Kamer versterkt.
Indeling
Wat zijn de argumenten voor het wijzigen van de begrotingsindeling en
welke voordelen verwacht de minister? Waarom is het nodig, zo snel na
de wijziging in 2002, de begrotingsindeling weer te wijzigen? Welke
verbeteringen vinden plaats en waarom kunnen deze niet met de huidige
indeling worden bereikt?
Met het introduceren van VBTB (Van Beleidsbegroting Tot
Beleidsverantwoording) in 2002 is de afgelopen jaren al een grote stap
gezet naar een verbetering van de transparantie van de begroting van
LNV. In eerdere begrotingen is beschreven dat het proces richting een
betere toegankelijkheid van de LNV-begroting en -verantwoording als
een groeiproces beschouwd moet worden.
In vier jaar tijd kan veel gebeuren en de huidige indeling van
beleidsartikelen en operationele doelen zijn niet meer een voldoende
afspiegeling van de politieke- en beleidswerkelijkheid. Daarnaast is
de afgelopen jaren gebleken dat de huidige indeling bij de
verschillende beleidsartikelen niet eenduidig is. Bovendien is er
onvoldoende aansluiting van de prestatiegegevens met de beleidsdoelen.
Het aanpassen van de indeling op de actuele hoofdlijnen van beleid
enerzijds en een betere aansluiting tussen prestatiegegevens en het
beleid anderzijds zullen een belangrijke verbetering zijn in de
afstemming met uw Kamer en bijdragen aan een betere interne sturing.
Doelstellingen
Waarom is er voor gekozen om te komen tot minder doelen en artikelen?
Welke gevolgen heeft het reduceren van 31 naar 20 operationele
doelstellingen voor het beleid? Welke doelstellingen komen te
vervallen, blijven gehandhaafd en welke zijn geherformuleerd?
Op welke basis zijn de budgetten verschoven of samengevoegd om tot een
nieuwe indeling te komen? Is de samenstelling van de onderliggende
budgetten nog inzichtelijk? Bij welke operationele doelstellingen zijn
er in de begroting 2005 streefwaarden geformuleerd en op welke punten
is dat in de dummybegroting gedaan? Kan de Tweede Kamer nog goed
achterhalen of de doelen zijn gehaald en welke effecten zijn gehaald
met het gevoerde beleid?
Het terugbrengen van het aantal artikelen is een logisch gevolg van de
herinrichting van de algemene beleidsdoelstellingen. Daarbij is
gekozen voor de balans tussen de beleidsterreinen landbouw, natuur en
voedselkwaliteit, zoals ik hierboven heb beschreven.
Het verminderen van het aantal operationele doelstellingen heeft geen
invloed op het te voeren beleid. De begroting is een afspiegeling van
het beleid. In de dummybegroting is het beleid op een andere (ten
opzichte van de begroting 2005) wijze gepresenteerd, zonder
inhoudelijk veranderingen aan te brengen. Van nieuw beleid en
wijzigingen van het bestaande beleid wordt de Kamer op de
gebruikelijke wijze in beleidsnota's op de hoogte gebracht.
In de bijlage bij de dummybegroting is een conversietabel opgenomen.
De tabel geeft een overzicht van de indeling volgens de dummybegroting
en de huidige artikelindeling, die in de LNV-begroting 2005 is
opgenomen. De tabel laat tevens de relatie tussen de oude en de nieuwe
artikelen en de onderliggende operationele doelstellingen zien. Op
basis van deze conversietabel zal er in de ontwerpbegroting 2006 een
herschikking van de budgetten plaatsvinden.
Net als de Kamer hecht ik eraan dat in de begroting de beoogde doelen
en effecten van beleid, zo veel mogelijk in de vorm van streefwaarden
worden opgenomen.
Inzichtelijkheid
Waarom is er in de dummy geen verdiepingsbijlage opgenomen? Op welke
wijze kan de Kamer in de nieuwe begroting nagaan welke verschuivingen
er tussen de budgetten heeft plaatsgevonden? Hoe wordt gewaarborgd dat
na herindeling van de begroting alle budgetten uit de 'oude' begroting
weer terug zijn te vinden? Waarom wordt er in de dummy niet langer
inzicht gegeven in de meerjarige budgetten van de operationele doelen?
In de dummybegroting zijn alle technische onderdelen weggelaten om de
aandacht zo veel mogelijk te vestigen op de aanpassing van de
artikelindeling. In de ontwerpbegroting 2006 zullen de
Rijksbegrotingsvoorschriften van de minister van Financiën ook op het
punt van de verdiepingsbijlage worden gevolgd.
In de ontwerpbegroting 2006 wordt een zogenoemde was-wordt-tabel
opgenomen waarin de herschikking van de budgetten (uitgaven,
verplichtingen en ontvangsten) van de 'oude' operationele
doelstellingen (en artikelen) naar de 'nieuwe' operationele
doelstellingen (en artikelen) wordt weergegeven. Met deze tabel zijn
de budgetten uit de 'oude' begroting terug te vinden.
In de ontwerpbegroting zal er een uitsplitsing naar instrumenten
worden gemaakt in de tabel budgettaire gevolgen van beleid, waarmee
nader inzicht wordt gegeven in de meerjarige budgetten van de
operationele doelen.
Prestatiegegevens
Wat is de reden dat op zoveel plaatsen de kolom prestaties nog leeg
is?
Bij het opstellen van de dummybegroting heb ik mij vooral
geconcentreerd op een goede balans en eenduidigheid van de
artikelindeling, die logisch aansluit bij de middelen en de
doelstellingen van LNV. Om de betekenis van de artikelindeling
concreter weer te geven heb ik de doelstellingen zo veel mogelijk
aangevuld met instrumenten en prestatiegegevens. Ik heb hierbij voor
de dummybegroting geen volledigheid nagestreefd.
Overig over de inhoud van de dummybegroting
Hoe kan worden gemeten dat EUR 57,3 mln. in 2005 voor bevorderen
duurzame landbouwproductie heeft bijgedragen aan meer duurzaamheid (p.
4-5)?
De inzet van de EUR 57,3 mln. in 2005 is gekoppeld aan specifieke
instrumenten. Deze zijn in de voorbeeldbegroting beschreven. De inzet
van deze instrumenten draagt naar mijn mening bij aan een duurzamere
productie. Op deze wijze - dus met de specificaties van instrumenten -
kan de bevordering van duurzame productie door middel van
overheidsinzet worden gemeten.
De totale ontwikkeling op het gebied van duurzame landbouw wordt
overigens door meer factoren bepaald dan de inzet van de overheid. De
overheid brengt deze totale ontwikkeling wel in beeld. Daartoe is
onlangs voor het eerst de LEI-publicatie 'duurzame landbouw in beeld'
verschenen.
Hoe kan worden nagegaan of het ondernemersklimaat is verbeterd (p.
4-5)?
De verbetering van het ondernemersklimaat wordt op een tweetal
manieren nagegaan.
Ten eerste wordt de reductie van de administratieve lasten en de
regeldruk gemeten. Ten tweede wordt nagegaan in welke mate gebruik
wordt gemaakt van de voorzieningen ter stimulering van het
ondernemerschap.
Hoe kan het effect van STIDUG worden gemeten (p. 6)?
Projecten waarvoor een aanvraag wordt ingediend in het kader van de
Stidug regeling worden beoordeeld op een achttal duurzaamheidsaspecten
die zijn vastgelegd in een beoordelingskader. Deze aspecten zijn
energie en CO2 voorziening, waterhuishouding, landschappelijke
inpassing, verkeer en vervoer, afval, herstructureringsbelang,
ruimtelijke duurzaamheid en multifunctionaliteit.
De projecten die het hoogst scoren komen het eerst in aanmerking voor
een toezegging van subsidie (het is een tenderregeling).
Planaanpassingen zijn tussentijds mogelijk, maar onder de voorwaarde
dat het duurzaamheidsniveau minimaal gehandhaafd blijft. Van tevoren
is dus al bekend welk duurzaamheidsniveau de projecten minimaal moeten
halen.
Welke bijdrage leveren de duurzame ketens aan de duurzaamheid, gelet
op het bedrag per project (p. 8)?
Het LNV beleid richt zich op een bijdrage aan de ontwikkeling van
internationaal concurrerende ketens met als kernelementen Planet,
People en Profit. De verantwoordelijkheid voor de realisatie van deze
ketens ligt primair bij de sectoren en bedrijven zelf. LNV heeft
hierbij een procesmatige en stimulerende rol. LNV beoogt met de inzet
van relatief weinig middelen een vermenigvuldigingseffect te bereiken.
Hoe wordt nagegaan of het verbeteren van de agrarische structuur (ILG)
en de daarbij behorende EUR 31,7 mln. bijdraagt aan de ontwikkeling
van de agrarische ruimte (p. 10)?
Het operationele doel 'ruimte voor grondgebonden landbouw' draagt bij
aan de algemene beleidsdoelstelling door middel van agrarische
structuurverbetering in de Landinrichtingsprojecten en het stimuleren
van kavelruilen. In het kader van het ILG zal LNV met provincies
nadere afspraken maken over de invulling van de te realiseren
beleidsdoelen.
Hoe wordt de algemene beleidsdoelstelling in verband gebracht met de
kwantitatieve gegevens inzake aankoop in hectares? Is de
veronderstelling dat elke aangekochte hectare evenveel nut toevoegt,
respectievelijk bijdraagt aan het realiseren van de doelstelling? Met
andere woorden valt ook na te gaan of blijven aankopen en/of beheren
van terreinen inderdaad leiden tot 'het realiseren van een
aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat' (p. 12)?
Het geheel van de EHS (728.500 hectare) en niet zozeer elke
afzonderlijke hectare draagt bij aan het realiseren van een
aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat in Nederland. Deze
doelstelling van de EHS wordt naast verwerving, inrichting en beheer
gerealiseerd door flankerende milieu- en waterkwaliteitsmaatregelen.
Hoe wordt straks gemeten - als de kwantitatieve prestaties zijn
gehaald - of de toegankelijkheid van het landelijk gebied inderdaad is
verbeterd en of dat daadwerkelijk leidt tot meer gebruik maken van
bijvoorbeeld wandelpaden en tot verbetering van de sector Recreatie en
Toerisme in de betrokken gebieden (p. 23)?
De prestaties zullen periodiek met behulp van evaluatieonderzoek
worden gemeten, zoals dat in het verleden ook is gebeurd. Daarnaast
worden met de provincies afspraken gemaakt over de invulling van de te
realiseren beleidsdoelen. Naast kwantitatieve prestaties zal LNV ook
de effecten van beleid in de vorm van kwalitatieve waarden voor
toegankelijkheid meenemen in de besprekingen.
Welke instrumenten staan de Kamer ter beschikking om na te gaan of de
inspanningen (uitgedrukt in activiteiten als onderzoek en projecten)
op het gebied van voedselveiligheid en diergezondheid hebben bijdragen
aan de algemene doelstelling (p. 25)?
De Kamer zal worden geïnformeerd over de geleverde prestaties en de
effecten van beleid door middel van de jaarverslagen en op de
gebruikelijke wijze in beleidsnota's. De informatie zal ook gebaseerd
zijn op de resultaten van (ex post) beleidsevaluaties.
Op dit moment wordt voor de ontwerpbegroting 2006 onderzocht of een
aanvullende verbeterslag mogelijk is naar meetbare beleidsprestaties
en maatschappelijke effecten en de relatie daartussen. Gelet op de
aard van het beleidsveld, waar naast meetbare effecten ook de emoties
een rol spelen bij de beleving van voedselkwaliteit, zal dit
beleidsartikel kwalitatieve elementen blijven bevatten.
Welke eisen/meetpunten worden gesteld/gekoppeld aan de kwaliteit van
het onderzoek? Hoe kan worden nagegaan of het onderzoek daadwerkelijk
leidt tot hoogwaardige kennis van de Agrofoodsector (p. 29)?
Ten aanzien van 'waarborgen van het kennisstelsel' wordt de kwaliteit
beoordeeld op een aantal aspecten. Ten eerste door externe visitaties
van de onderzoeksgroepen op wetenschappelijke kwaliteit, output en
organisatie. Ieder instituut wordt iedere 4 jaar beoordeeld. Het
visitatierapport en de reactie van het management worden mij
voorgelegd. Daarnaast zijn er ISO normen waaraan de laboratoria moeten
voldoen. Ten slotte wordt iedere 4 jaar een strategisch plan van
Wageningen UR aan mij voorgelegd met de hoofdlijnen van de
kennisstelsel en het lange termijnonderzoek.
De bijdrage van het basisonderzoek door DLO (in feite de invulling van
de strategische hoofdlijnen) aan het kennisniveau van de
agrofoodsector wordt jaarlijks in strategische conferenties met
maatschappelijke organisaties getoetst en besproken. Op basis daarvan
volgen aanwijzingen van LNV aan DLO over de invulling van dit
onderzoek.
Wat zijn de gewenste maatschappelijke effecten van de vernieuwing van
onderwijs en onderzoek en welke mogelijkheden zijn er om na te gaan of
de op p. 33 vermelde projecten daartoe hebben bijgedragen (p. 32-33)?
De vernieuwingen van het groene onderwijs sluiten waar mogelijk aan
bij het OCW-beleid ter zake, waarbij rekening wordt gehouden met de
specifieke LNV situatie (structuur, sector).
Met name wordt gestreefd naar een betere aansluiting van het onderwijs
op de (regionale) arbeidsmarkt én op de individuele mogelijkheden en
wensen va n de leerlingen en studenten. Daarvan afgeleid wordt ook een
actieve rol van het beroepsonderwijs voorgestaan in de relatie met het
MKB-bedrijfsleven met als doel betere scholing (levenlang leren) en
meer innovatie. De effecten hiervan zijn alleen op langere termijn te
meten. Op de korte termijn kan wel de inzet (mensen, middelen,
samenwerking) gevolgd worden. Dat gebeurt onder meer via de meerjarige
monitoring van de zogenaamde impulsmiddelen, die een belangrijke
component vormen van de stimulering.
Op welke manier draagt het samenvoegen van de elementen 'natuur' in de
begroting tot één artikel bij aan de transparantie ten aanzien van wat
er met de natuurgelden gebeurt.
In de huidige begroting zijn de natuurgelden verdeeld over drie
begrotingsartikelen artikel 1 (versterking landelijk gebied, onderdeel
landelijk natuurlijk), artikel 2 (verwerving en inrichting) en artikel
3 (beheer)). In de dummybegroting worden alle natuurgelden in één
begrotingsartikel samengebracht en verdeeld over vier operationele
doelen (Realiseren EHS verwerving, Realiseren EHS inrichting, Beheren
EHS, Biodiversiteit nationaal en internationaal. Het onderbrengen van
alle natuurgelden in één begrotingsartikel is naar de mening van het
kabinet transparanter dan de huidige indeling.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit