Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Contactpersoon

Datum
15 maart 2005
Ons kenmerk
DGP/WV/u.05.00237
Doorkiesnummer

Bijlage(n)

-
Uw kenmerk

-
Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Pormes in het kader van de Spoedwet Wegverbreding.


1. Herinnert u zich uw toezegging, gedaan tijdens de behandeling van de begroting van uw ministerie op 19 en 20 april 2004, om de motie- Eversdijk (28679,

nr. 1289) onverkort uit te voeren?


1. Ja.


2. Herinnert u zich ook de toezegging een lijst met eerder vastgestelde hogere waarden op te stellen?


2. De toezegging is gedaan om per project een lijst met eerder vastgestelde hogere waarden op te stellen bij het betreffende geluidplan.


3. Kunt U meedelen hoeveel wegaanpassingsbesluiten reeds zijn genomen in het kader van de Spoedwet wegverbreding? Op welke wijze heeft U bij deze wegaanpassingsbesluiten de motie-Eversdijk uitgevoerd?

3. In het kader van de Spoedwet wegverbreding zijn met betrekking tot de projecten als vermeld in de bijbehorende bijlage onder A twee wegaanpassingsbesluiten genomen. Een daarvan is ingetrokken. Voorts zijn 12 wegaanpassingsbesluiten genomen, die betrekking hebben op de projecten als vermeld in de bijlage onder B. Daarvan zijn er 7 onherroepelijk, 2 vernietigd, 1 ingetrokken en 2 in afwachting van een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De motie-Eversdijk is bij deze wegaanpassingsbesluiten uitgevoerd zoals mijn ambtsvoorganger dat heeft aangegeven tijdens de behandeling van motie Eversdijk in de Eerste Kamer. De toenmalige minister heeft gezegd "de motie te zien als een impuls om bij de uitvoering van de spoedwet nog eens zeer goed te kijken naar de geluidsmaatregelen die direct al bij de wegverbredingen moeten worden genomen". Hij heeft voorts toegezegd zijn "uiterste best te moeten doen voor het ineenschuiven van de wegaanpassingsbesluiten en het geluidsplan, opdat in samenhang daarmee voortvarend geluidplannen tot stand kunnen worden gebracht". Deze toegezegde inspanning wordt geleverd. Zo zijn voorbereidingen getroffen die zien op een gestandaardiseerde en geüniformeerde wijze van het uitvoeren van het akoestisch onderzoek en het op te stellen geluidrapport die de grondslag vormen voor elk geluidplan. Hiermee wordt recht gedaan aan bestuursrechtelijke eisen van een zorgvuldige voorbereiding en deugdelijke motivering, die voor elk besluit gelden; een geluidplan is een bestuursrechtelijk besluit. Bij alle projecten wordt conform de toezegging gestreefd naar het voortvarend voorbereiden en opstellen van het geluidplan en niet te wachten tot het wegaanpassingsbesluit onherroepelijk is geworden.


4a. Heeft U kennisgenomen van de behandeling van het beroep met betrekking tot het Wegaanpassingsbesluit Plusstrook A27 Utrecht
-Noord-knooppunt Eemnes?

4a. Ja, daarvan heb ik kennis genomen.

4b. Waarom heeft de landsadvocaat bij de behandeling van dit beroep de indruk gewekt dat de regering de motie-Eversdijk niet wil uitvoeren?

4b. Ik heb die indruk niet. De motie wordt uitgevoerd overeenkomstig de wijze waarop mijn ambtsvoorganger dat heeft toegezegd (zie het antwoord op vraag 3).


5. Is het waar dat bij dit wegaanpassingsbesluit Plusstrook A27 Utrecht-Noord-knooppunt Eemnes het in de motie-Eversdijk bij punt 2 van het dictum genoemde geluidplan en de lijst met eerder vastgestelde hogere waarden ontbreken? Zo ja, wat is daarvan de reden? Op welke wijze zal deze ommissie worden hersteld?

5. Nee dit is niet juist. Het wegaanpassingsbesluit Plusstrook A27 Utrecht-Noord-knooppunt Eemnes betreft een project als vermeld in de bijlage bij de Spoedwet onder B.. Er is geen sprake van een omissie in het betreffende wegaanpassingsbesluit wanneer hierin geen lijst met hogere waarden is opgenomen. Deze hogere waarden zijn eerst van belang bij het voorbereiden en opstellen van het geluidplan en in dat kader zullen ze ook opgenomen worden, conform de Spoedwet. Er wordt - conform de toezegging van de motie-Eversdijk op dit punt - niet gewacht met het onherroepelijk worden van het wegaanpassingsbesluit alvorens de voorbereidingen voor het geluidplan te treffen. Ik wijs er overigens op dat het geluidplan geen onderdeel uitmaakt van het wegaanpassingsbesluit; het betreft immers twee besluiten


6. Bent u van oordeel dat het toetsingsadvies van 24 mei 2004 van de commissie voor de m.e.r. inhoudende dat het uitgangspunt in het MER voor de aanleg van dubbellaags ZOAB met een geluidsbelasting van meer dan 70 dB(A) nader onderbouwd moet worden, in lijn ligt met de bedoeling van de motie Eversdijk? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom heeft u niet conform dit advies gehandeld?

6. De Commissie voor de m.e.r. adviseert ten behoeve van de verdere besluitvorming te onderbouwen dat het in het MER aangegeven uitgangspunt voor de aanleg van dubbellaags ZOAB in lijn ligt met de bedoeling van de motie-Eversdijk. Hieruit volgt dat de Commissie voor de m.e.r. vindt dat genoemd uitgangspunt in lijn ligt met de bedoeling van de motie-Eversdijk. Zij adviseert mij dit in de besluitvorming te onderbouwen. Ter nadere onderbouwing op dit uitgangspunt heeft mijn ambtsvoorganger reeds vóór het nemen van eerste wegaanpassingsbesluit, namelijk tijdens de parlementaire behandeling, aangegeven dat voor zover de in de motie genoemde 200-meter-afstand in overeenstemming is met de berekening van een overschrijding van een geluidsbelasting van 70 dB(A), overeenkomstig de motie gehandeld zal worden. In die situatie dient immers op basis van artikel 6, vierde lid van de Spoedwet een geluidsreducerende wegdeklaag te worden voorgeschreven in het plan, tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. De toenmalige minister heeft voorts de volgende onderbouwing gegeven. "Nu de motie toelaat af te zien van het aanbrengen van dubbellaags ZOAB als dit niet nodig is of onmogelijk, is het naar mijn oordeel mogelijk om conform de motie te handelen in de gevallen waarin geen overschrijding van de geluidsbelasting van 70 dB(A) plaatsvindt en er zich woningen bevinden binnen een afstand van 200 meter. De vorige week heb ik aangegeven dat het hanteren van een vaste afstandnorm van 200 meter een te rigide instrument is en dat maatwerk eigenlijk in dat soort situaties een vereiste is. Dit houdt in dat, tenzij uit onderzoek blijkt dat er zich geen overschrijdingen van 70 dB(A) voordoen dan wel dat het onnodig of onmogelijk is om een dergelijke geluidsreducerende wegdeklaag aan te brengen, in de geest van de motie gewerkt zal worden. Aldus bezien acht ik de motie uitvoerbaar, gelet op de bewoordingen die daarin zijn gekozen. Ik heb dat ook aangegeven tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel."

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Karla Peijs