College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Samenvatting

De relatie tussen gebruik van selectieve cyclooxygenase-2 (COX-2) remmers en hart-en vaatziekte: een IPCI studie

Dr. MCJM Sturkenboom, apotheker, epidemioloog Dr. JP Dieleman, epidemioloog Dr. K. Verhamme, arts, epidemioloog Drs. S. Straus, arts, epidemioloog Mw. M. van der Hoeven-Borgman, onderzoeksassistent Prof.dr. J van der Lei, arts

Financieringsbron: Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek van en betaald door het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen.

Disclaimer: Deze samenvatting is gemaakt op basis van de resultaten zoals die op 15 februari bij de EMEA zijn besproken. Additionele analyses (subanalyses) kunnen nog worden uitgevoerd, deze kunnen eventueel nieuwe inzichten verschaffen.

Met dank aan:
Alle IPCI huisartsen die de data beschikbaar stellen om dergelijk onderzoek mogelijk te maken. Martijn van Oijen, Cornelis van der Hooft, Marije Smittenberg, Diederik Meensk, Philip Bos,Annemieke Kints, Liesbeth Vijfhuizen-Zeldenrust voor de hulp bij het valideren van de uitkomsten

Achtergrond

Selectieve COX-2 remmers (coxibs) zijn een relatief nieuw type van ontstekingsremmende geneesmiddelen, die verondersteld worden minder gastro-intestinale bijwerkingen te veroorzaken dan de oudere "niet-selectieve" niet-steroidale anti-inflammatoire geneesmiddelen (NSAIDs). Beschikbaar komende gegevens hebben ongerustheid veroorzaakt over een mogelijk toegenomen risico van cardiovasculaire bijwerkingen (waaronder hartaanval en beroerte) voor deze klasse van geneesmiddelen .

Sinds de publicatie van de VIGOR trial, waaruit bleek dat rofecoxib (50 mg/dag) een 4 keer hoger risico gaf op hartinfarct, staat de discussie rond de cardiovasculaire veiligheid van de selectieve COX-2 remmers (coxibs) en in het bijzonder die van rofecoxib centraal . In eerste instantie werd gedacht dat naproxen (de vergelijkingsgroep in de VIGOR trial) het risico op hart-en vaatziekte zou verlagen. In de verschillende observationele studies, die daarop volgden, kon dit cardioprotectieve effect van naproxen niet onomstotelijk worden aangetoond . Begin 2004 hebben de Europese registratie autoriteiten besloten tot een wijziging van de product informatie van alle coxibs en werd een waarschuwing opgenomen om voorzichtig te zijn bij het voorschrijven van deze middelen aan patiënten met een voorgeschiedenis van ischemische hartziekte. Op 30 september 2004 besloot de firma Merck om rofecoxib wereldwijd terug te trekken aangezien de APPROVe trial liet zien dat het risico op hart-en vaatziekte 2 maal hoger was tijdens gebruik van rofecoxib dan tijdens gebruik van placebo. Er zijn inmiddels zes observationele studies gepubliceerd waarbij men heeft geprobeerd de relatie tussen gebruik van coxibs en hart-en vaatziekten vast te stellen . Alle studies die bekend waren op 15 februari werden uitgevoerd in Noord-Amerika, waar het gebruik van coxibs veel hoger is dan in Nederland.

Doel van het onderzoek

De relatie onderzoeken tussen het gebruik van selectieve COX-2 remmers (coxibs) en het optreden van hart-en vaatziekte (hartinfarct, acute hartdood en beroerte) in Nederland.

Methode

Middels een genest patiënt-controle onderzoek in een cohort van nieuwe NSAID gebruikers werd de relatie onderzocht tussen het gebruik van selectieve COX-2 remmers en het optreden van hartinfarct, acute hartdood en beroerte. De analyse was in eerste instantie gericht op de gecombineerde uitkomst (hartinfarct, acute hartdood en beroerte). Het onderzoek werd uitgevoerd in de Integrated Primary Care Information database (IPCI) (www.ipci.nl). Deze database bevat de geanonimiseerde ziektegeschiedenissen, zoals die bij huisartsen bekend zijn van meer dan 500,000 patiënten in Nederland. De IPCI database werd in 1992 opgestart door de afdeling Medische Informatica van het ErasmusMC en heeft reeds veel onderzoek naar optreden van ziekte, behandeling en de veiligheid van geneesmiddelen mogelijk gemaakt . Er zijn nu meer dan 150 huisartsen die data hebben bijgedragen aan de database.
De populatie voor het onderzoek bestond uit alle personen van 45 jaar en ouder, die tijdens de studieperiode (1999-2004) tenminste een recept voor een NSAID (niet-selectieve of COX-2 selectieve NSAID) hebben gehad. Bovendien mochten deze personen in de periode daarvoor tenminste 6 maanden geen recept voor een NSAID hebben gehad. Alle personen werden gevolgd vanaf het moment dat ze een NSAID kregen tot het einde van de studieperiode of overlijden, onafhankelijk van het feit of ze de NSAIDs bleven gebruiken. Tijdens de follow-up periode werd onderzocht of er een hartinfarct, acute hartdood of een ischemische beroerte/TIA

was opgetreden. De incidentie (het voorkomen) van deze aandoeningen tijdens de duur van het NSAID gebruik werd vervolgens berekend voor de verschillende groepen NSAIDs. Voor elke patiënt met een nieuwe hart-en/of vaatziekte (hartinfarct, beroerte/TIA, acute hartdood) die optrad tijdens of na het gebruik van NSAIDs werden alle personen met dezelfde leeftijd en geslacht op dat moment als controle genomen. Voor elke patiënt-controle set werd vervolgens gekeken naar de expositie (blootstelling) aan NSAIDs voorafgaand aan de datum dat de hart- of vaatziekte optrad. De expositie aan NSAIDs en coxibs werd ingedeeld in huidig gebruik, recent gebruik en in gebruik in het verleden aan de hand van de tijd sinds laatste inname. Huidig gebruik betekent dat de patiënt nog steeds gebruiker is of minder dan een maand tevoren is gestopt. Recent gebruik betekent dat de patiënt het gebruik gestopt heeft tussen 30 dagen en een half jaar tevoren. Gebruik in het verleden betekent dat de patiënt de NSAIDs meer dan een half jaar geleden gestopt heeft. Naast de tijd sinds laatste gebruik werd voor de huidige gebruikers ook onderscheid gemaakt tussen de verschillende doseringen. Omdat coxibs worden geadviseerd bij mensen met risicofactoren voor NSAID- gerelateerde gastro-intestinale klachten, zijn de personen die deze middelen krijgen vaak wat zieker dan mensen die een niet-selectieve NSAID krijgen. Om het effect van deze verschillen weg te werken werd in de analyse gecontroleerd voor een veelheid aan cardiovasculaire risicofactoren en geneesmiddelgebruik. Het effect van huidig gebruik van coxibs op hart-en vaatziekte werd vergeleken met het gebruik van deze middelen in het verre verleden of met het huidig gebruik van niet-selectieve NSAIDs. Binnen de coxibs werd onderscheid gemaakt tussen rofecoxib, en de andere coxibs (celecoxib, etoricoxib, en valdecoxib). Hoewel het in het protocol was voorzien om het effect van celecoxib te bepalen kon celecoxib niet apart worden berekend omdat dit middel in eerste instantie niet genoeg werd gebruikt.

Resultaten

Het gebruik van NSAIDs in de IPCI populatie (alle leeftijden) tijdens de studieperiode liet zien dat per jaar ongeveer 14-15% van de mensen een NSAID krijgt voorgeschreven. Sinds de introductie van de coxibs is het gebruik van niet selectieve NSAIDs afgenomen en dit deel is overgenomen door de coxibs. Over het algemeen worden de coxibs meer voorgeschreven aan oudere personen, vrouwen en mensen met risicofactoren voor NSAID-gerelateerde gastro-intestinale (GI) complicaties. De duur van het gebruik is gemiddeld niet erg lang (90 dagen) en de mediaan van het gebruik ligt op 30 dagen. Slechts een minderheid van de populatie ( De studiepopulatie bestond uit 49.970 personen die 45 jaar of ouder waren, tenminste een keer een voorschrift voor een NSAID kregen tijdens de studieperiode en daaraan voorafgaand tenminste 6 maanden niet. In het totaal werd voor 9057 persoonsjaren aan NSAIDs gebruikt, slechts 17.7% hiervan was gebruik van coxibs (14.5% rofecoxib, 1.5% celecoxib, 1.3% andere coxibs en 0.3% combinaties). In het totaal traden er 147 gevallen van acute hartdood, 951 beroertes/TIAs en 425 hartinfarcten op tijdens de follow-up periode. De incidentie van de verschillende uitkomsten tijdens de duur van de verschillende NSAIDs is weergegeven in figuur
1.

40
35
Y 30
P
25
1000re
peit 20
ne 15
dcinI 10
5
0 s s s s DI DI DI DI A sbix A sbix A sbix A sbix S Co S Co S Co S Co nN nN nN nN Acute hartdood Hartinfarct Beroerte/TIA Alle HVZ

Figuur 1: Incidentie (ongecorrigeerd) van de verschillende hart-en vaatziekten tijdens gebruik van niet-selectieve NSAIDs of coxibs. (Incidentie per 1000 persoonsjaren met het 95% betrouwbaardheidsinterval, HVZ = alle hart- en vaatziekten)

Figuur 1 laat zien dat de incidentie van acute hartdood en hartinfarct niet verschilt tijdens gebruik van niet-selectieve NSAIDs en coxibs. De incidentie van beroerte/TIA lijkt echter hoger tijdens het gebruik van coxibs dan tijdens het gebruik van niet-selectieve NSAIDs. Aangezien beroerte/TIA veel vaker voorkomt dan hartinfarct en acute hartdood, domineert het patroon dat we zien bij beroerte/TIA het patroon van de gecombineerde hart-en vaatziekten (acute hartdood, hartinfarct, beroerte/TIA). Aangezien de effecten van coxibs op de verschillende uitkomsten verschillend lijken, zullen we deze alleen apart bespreken.

Hartinfarct
Het huidige gebruik van coxibs was niet geassocieerd met het optreden van hartinfarct (OR=0.99, 95%CI: 0.52-1.88) indien het werd vergeleken met gebruik van NSAIDs in het verleden. Indien huidig gebruik van coxibs werd vergeleken met huidig gebruik van niet-selectieve NSAIDs was er ook geen verband (OR=0.96, 95%CI: 0.49-1.88). Na opsplitsing van de coxibs werd geen relatie gevonden tussen het optreden van een hartinfarct en rofecoxib en ook niet voor het huidige gebruik van de andere coxibs. Tevens werd er geen dosis-effect relatie gevonden.

Acute hartdood
Het huidige gebruik van coxibs was niet geassocieerd met het optreden van acute hartdood (OR=1.01, 95%CI: 0.38-2.69) indien het werd vergeleken met personen die in het verleden NSAIDs hadden geslikt. Indien huidig gebruik van coxibs werd vergeleken met huidig gebruik van niet-selectieve NSAIDs kon er ook geen significant verband worden aangetoond (OR=0.56, 95%CI: 0.20-1.54). Na opsplitsing van de coxibs werd ook geen relatie gevonden tussen het optreden van acute hartdood en het gebruik van rofecoxib. De andere coxibs konden niet apart worden bekeken aangezien er geen gevallen van acute hartdood waren tijdens het beperkte huidige gebruik van etoricoxib, celecoxib en valdecoxib.

Beroerte/TIA
Het huidige gebruik van coxibs was geassocieerd met een significant verhoogd risico voor het optreden van beroerte/TIA (OR=1.52, 1.08-2.15) indien huidig gebruik werd vergeleken met gebruik van NSAIDs in het verleden. Indien huidig gebruik van coxibs werd vergeleken met huidig

gebruik van niet-selectieve NSAIDs was het risico op beroerte/TIA 48% hoger tijdens gebruik van coxibs (OR=1.48, 1.02-2.15).
Indien de coxibs werden opgesplitst naar rofecoxib en andere coxibs werd een significant verband gevonden voor rofecoxib (in vergelijking met gebruik van NSAIDs in het verleden), de odds ratio voor de andere coxibs was vergelijkbaar met die van rofecoxib maar niet significant door het beperkte huidige gebruik van etoricoxib, celecoxib en valdecoxib. In de gepubliceerde observationele onderzoeken werd het effect van rofecoxib vaak vergeleken met het effect van celecoxib. Hoewel we in het protocol hadden gesteld dat we rofecoxib en celecoxib apart wilden analyseren, kunnen we gezien het beperkte gebruik van celecoxib, geen betrouwbare uitspraak doen over de associatie van dit geneesmiddel alleen met het optreden van hart-en vaatziekte. Er was slechts 1 patiënt met een beroerte tijdens gebruik van celecoxib. Indien celecoxib uit de groep andere coxibs werd gehaald steeg de odds ratio. Dit suggereert dat de associatie tussen gebruik van celecoxib en beroerte lager was dan die met de overige coxibs.
Het relatieve risico op beroerte/TIA van coxibs was hoger in mensen zonder voorgeschiedenis van hart-en vaatziekten.
In een nadere analyse naar het effect van de dagelijkse dosering in huidige gebruikers van coxibs, bleek dat alleen het gebruik van een hoge dosis rofecoxib (50 mg of meer) geassocieerd was met een verhoogd risico op beroerte/TIA (OR=2.3, 95%CI:1.2-3.4) ten opzichte van gebruik van NSAIDs in het verleden. Gebruik van 25 mg of minder per dag was niet geassocieerd met een significant verhoogd risico (OR=1.33, 95%CI:0.84-2.11). Voor de andere coxibs kon door de kleine aantallen geen betrouwbare dosis-effect analyse worden uitgevoerd. Overigens lieten ook naproxen en andere niet-selectieve NSAIDs lieten een toename in het risico van beroerte/TIA zien bij het gebruik van een dubbele dagdosis.

Discussie en conclusies

Deze studie heeft een aantal belangrijke zaken naar voren gebracht. Ten eerste is uit deze studie gebleken dat het gebruik van coxibs in Nederland in de periode 1999-2004 door huisartsen beperkt is gebleven. Deze geneesmiddelen werden bij voorkeur gebruikt bij ouderen, vrouwen en personen met risicofactoren voor NSAID-gerelateerde gastrointestinale complicaties. Tevens bleek dat de cumulatieve duur van het gebruik per persoon beperkt is. Wat betreft de relatie met hart-en vaatziekten toonden we aan dat er geen associatie is tussen het gebruik van coxibs en het optreden van een hartinfarct of acute hartdood en een kleine associatie tussen het gebruik van coxibs en beroerte/TIA. Personen die tweemaal de normale dagdosering van rofecoxib slikten hadden een 2 keer verhoogd risico, terwijl personen met een normale dosering geen significant verhoogd risico hadden op beroerte/TIA.

Onze resultaten zijn niet direct vergelijkbaar met andere observationele studies die tot nu toe zijn uitgevoerd. Mamdani, Solomon, Shaya en Kimmel et al. beperkten zich met de uitkomsten tot niet-fataal myocardinfarct, terwijl Ray en Graham ook fatale hartinfarcten en acute dood in de uitkomsten meenamen . Geen van de gepubliceerde observationele studies (tot 15 februari) onderzocht tevens beroerte, maar het kan zijn dat er fatale beroertes bij de acute doden zijn ingesloten in de studies van Ray en Graham. Mamdani, Shaya en Kimmel hebben niet naar het effect van dosering gekeken. Ray, Graham en Solomon rapporteerden een verhoogd risico op hartinfarct of acute dood tijdens gebruik van meer dan 25 mg rofecoxib per dag. Het gebruik van 25 mg of minder was niet geassocieerd met een verhoogd risico op hartinfarcten/acute dood in die studies. In de meeste van deze studies werd alleen naar de dosering van rofecoxib gekeken en werd het gebruik van rofecoxib vergeleken met huidig gebruik van celecoxib.

De sterke kanten van dit onderzoek zijn de populatiegerichte aanpak, de mogelijkheden om meerdere uitkomsten tegelijk te bestuderen, om zowel fatale als niet fatale uitkomsten te bestuderen, de mogelijkheid om doodsoorzaken vast te stellen (complete medische dossiers beschikbaar), om naar dagdosering te kijken en om te kunnen controleren voor een veelheid aan risicofactoren voor cardiovasculaire aandoeningen zoals bloeddruk, roken, cardiovasculaire ziektegeschiedenis etc. In geen van de andere epidemiologische studies werden de uitkomsten gevalideerd, er werd meestal genoegen genomen met ontslagdiagnoses, die niet altijd accuraat zijn.
Naast de sterke kanten heeft onze studie ook zwakke kanten. Aangezien deze studie onder hoge tijdsdruk werd uitgevoerd zijn de uitkomsten gevalideerd vanuit het elektronische medische dossier en was er geen tijd om ontslagbrieven (voor zover patiënten opgenomen waren) op te vragen. Voorgaande studies met andere ziektebeelden hebben echter laten zien dat de informatie in het IPCI dossier zeer valide en compleet is. De belangrijkste beperking is het gebrek aan informatie over gebruik van NSAIDs, die door de patiënten zelf worden gekocht en niet voorgeschreven zijn. Hierdoor kan het zijn dat een persoon ten onrechte als niet huidige gebruiker wordt geclassificeerd terwijl hij dat in werkelijkheid wel is. Deze misclassificatie zal bij de vergelijking tussen huidige gebruikers van coxibs en niet-selectieve NSAIDs echter nihil zijn. In deze studie hebben we getracht confounding te reduceren door een studie populatie te kiezen die allemaal NSAIDs hadden gebruikt. Daarnaast hebben we gematched op leeftijd, geslacht en kalendertijd en geadjusteerd voor de overige risicofactoren. Desondanks kan het altijd zo zijn dat niet alle confounding is weggewerkt, vooral omdat coxibs bij voorkeur worden voorgeschreven aan ziekere personen.

Referenties


1. Bombardier C, Laine L, Reicin A et al. Comparison of upper gastrointestinal toxicity of rofecoxib and naproxen in patients with rheumatoid arthritis. N Engl J Med 2000;343:1520-1528.

2. Solomon DH, Avorn J. Coxibs, science and the public trust. Arch Intern Med 2005; 165:158-160

3. Graham DJ, Campen D, Hui R, Spence M, Cheetham C, Levy G, Shoor S, Ray W. Risk of acute myocardial infarction and sudden cardiac death in patients treated with cyclo- oxygenase 2 selective and non-selective non-steroidal anti-inflammatory drugs: a nested case control study. http://image.thelancet.com/extras/05art1005web.pdf
4. Mamdani M, Rochon P, Juurlink DN, Anderson GM, Kopp A, Naglie G, Austin PC, Laupacis A. Effect of selective cyclo-oxygenase 2 inhibitors and naproxen on short-term risk of acute myocardial infarction in the elderly. Arch Int Med 2003;163:481-486
5. Ray WA, Stein CM, Daugherty JR, Hall K, Arbogast PG, Griffin MR. Cox-2 selective non- steroidal anti-inflammatory drugs and risk of serious coronary heart disease. Lancet 2002; 360:1071-1073

6. Kimmel SE, Berlin JA, Muredach R, Jaskowiak J, Kishel L, Chittams J, Strom BL. Patients exposed to rofecoxib and celecoxib have different odds of nonfatal myocardial infarction. Ann Intern Med 2005;142:157-164
7. Shaya FT, Blume SW, Blanchette CM, Weir MR, Mullins CD. Selective cyclo-oxygenase-
2 inhibition and cardiovascular effects. Arch Intern Med 2005;165:181-186 8. Solomon DH, Schneeweiss S, Glynn RJ, Kiyota Y, Levin R, Mogun H, Avorn J. Relationship between selective cyclo-oxygenase-2 inhibitors and acute myocardial infarction in older adults. Circulation 2004;109:2068-2073 9. Van der Lei J, Duisterhout JS, Westerhof HP, et al. The introduction of computer-based patient records in The Netherlands. Ann Intern Med 1993;119:1036­41.

10. Vlug AE, van der Lei J, Mosseveld BM, et al. Postmarketing surveillance based on electronic patient records: the IPCI project. Methods Inf Med 1999;38:339­44.