Time : 12:22:09 PM
Date : Tuesday, March 15, 2005
Sender Name: Bureau fédéral du Plan
O&O: Economische impact van de Barcelona-doelstelling en diagnostiek voor België
In het verlengde van de Lissabon-strategie, die tot doel had van de
Europese economie de meest competitieve kenniseconomie ter wereld te
maken, werd op de Top van Barcelona als doelstelling vooropgesteld
dat de Europese Unie tegen 2010 haar uitgaven voor onderzoek en
ontwikkeling (O&O) moet verhogen tot 3 % van het bbp. Twee derde van
die 3% moet door de privé-sector worden gefinancierd.
Het Federaal Planbureau heeft de gevolgen van die doelstelling voor
de lidstaten bestudeerd, alsook de haalbaarheid ervan in termen van
human resources en financiële middelen in België en zijn drie
gewesten. In 2001, het laatste jaar waarvoor er gegevens beschikbaar
zijn, bedroegen de Belgische O&O-uitgaven 2,17 % van het bbp, wat
boven het Europese gemiddelde ligt (1,98 % voor de EU-15). Dat goede
resultaat valt te verklaren door de sterke groei van de Belgische
O&O-uitgaven sinds 1995. De ondernemingen financierden 64,3 % van de
totale O&O-uitgaven, wat de doelstelling van 2/3 dicht benadert.
Het Federaal Planbureau publiceert de Working Paper 03-05 'European
R&D Strategy : Impact and Feasibility Study for Belgium'. Die Working
Paper onderzoekt de 3 %-doelstelling via simulaties op Europees
niveau en de haalbaarheid ervan op Belgisch niveau.
De 3 %-doelstelling : positieve maar verschillende gevolgen per
sector en per land
Voor de Europese Unie als geheel toont de macro-economische
simulatieoefening dat het nastreven van de 3 %-doelstelling zeer
positieve gevolgen zal hebben voor de economische groei op lange
termijn, de buitenlandse handel, de werkgelegenheid en de
productiviteit.
De impact zal echter nadelig zijn voor de minder O&O-intensieve
sectoren, zoals die van de ferro- en non-ferrometalen, de minerale
producten en de metaalproducten. Dat resultaat toont aan hoe
belangrijk het is om te komen tot een hogere mobiliteit van de
productiefactoren tussen de sectoren en, binnen eenzelfde sector, te
evolueren van laaggeschoolde jobs naar op kennis gebaseerde
arbeidsplaatsen.
De landen die een grotere O&O-inspanning leveren, zullen een veel
positievere impact ondervinden, met name op het vlak van
productiviteit. Lidstaten, zoals België, daarentegen die nu reeds
over een relatief hoge O&O-intensiteit beschikken en die, in
vergelijking met andere landen, minder inspanningen dienen te leveren
om hun uitgaven te verhogen, zouden hun concurrentievoordeel binnen
Europa zien afbrokkelen. Bijgevolg tonen de simulaties dat het voor
de concurrentiekracht van de intra-Europese buitenlandse handel van
België belangrijk is dat ons land een productiviteit boven het
Europese gemiddelde behoudt en dus een O&O-doelstelling nastreeft die
verder reikt dan die van Barcelona.
De 3 %-doelstelling : haalbaar voor België als geheel maar de huidige
inspanningen moeten op zijn minst gehandhaafd blijven
De kwantificeringsoefening toont dat de 3 %-doelstelling binnen het
bereik van België ligt indien het groeitempo van de O&O-uitgaven op
zijn minst behouden blijft en bij voorkeur wordt verhoogd tegen 2010.
De jaarlijkse groeivoeten inzake O&O-uitgaven en O&O-personeel -
factoren die onmisbaar zijn om de 3 %-doelstelling te halen - dienen
aldus licht hoger te zijn dan die tussen 1993 en 2001, maar
vergelijkbaar met die van de voorbije jaren. Bovendien hoeft het
aantal nieuwe gediplomeerden geen knelpunt te vormen, ook al moet
worden onderstreept dat de belangstelling voor bepaalde
wetenschappelijke richtingen afneemt, wat op termijn voor problemen
kan zorgen voor bepaalde O&O-categorieën.
Dat algemeen positieve vooruitzicht moet evenwel worden genuanceerd
wat het regionale niveau betreft. Het Vlaamse Gewest en het Waalse
Gewest hebben onlangs individueel de 3 %-doelstelling goedgekeurd.
Die doelstelling lijkt haalbaar voor beide gewesten, maar de ramingen
tonen aan dat dit minder het geval is voor het Brussels
Hoofdstedelijke Gewest, dat een lagere O&O-intensiteit heeft dan de
twee andere gewesten. In 2001 bedroegen de O&O-uitgaven van het
Vlaamse, het Waalse en het Brussels Hoofdstedelijke Gewest
respectievelijk 2,49 %, 2,11 % en 1,29 % van de regionale bbp's. Dit
betekent dat de gemiddelde jaarlijkse groeivoet van het Brusselse
Hoofdstedelijke Gewest tot in 2010 14% zou moeten bedragen om de
doelstelling te bereiken. Die cijfers moeten echter met de nodige
voorzichtigheid worden geïnterpreteerd omdat de pendelaars een
belangrijk deel voortbrengen van het Brusselse bbp. Tot besluit
moeten de federale en gewestelijke overheden hun inspanningen dus via
nauwe samenwerking laten verlopen zodat België als geheel de Europese
doelstelling zou kunnen halen.
De 3%-doelstelling: toekomstige onderzoekspistes
Indien België de 3%-doelstelling, waarvan 2/3e gefinancierd door de
privé-sector, wil halen, dan moeten de ondernemingen hun O&O-uitgaven
opdrijven ten opzichte van de periode 1995-2001. In het verlengde van
de huidige studie zou het dus interessant zijn de factoren die het
O&O-gedrag van de ondernemingen beïnvloeden te analyseren. Middelen
besteden aan O&O is een ondernemingsstrategie die past in een
macro-economische, reglementaire en fiscale context, en die
onderworpen is aan de rendabiliteitscriteria van elke
investeringsbeslissing. Daarom is het voor een open land als België
van bijzonder groot belang om de factoren die bepalend zijn voor de
vestiging van de onderzoekscentra van multinationals beter te kunnen
duiden, hoewel de aanwezigheid van geschoold personeel op zich al een
essentiële factor is.
Meer informatie
Chantal Kegels (Frans)
ck@plan.be, 02/507.74.30.
Jeroen Fiers (Nederlands)
jef@plan.be,
02/507.73.85
De publicatie
Working Paper 03-05 "European R&D strategy: impact and feasibility
study for Belgium", B. Biatour, J. Fiers, S. Gilis, C. Kegels, F.
Thiery, te raadplegen en te downloaden op www.plan.be