PERSCOMMUNIQUE nr. 25/05
15 maart 2005
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-209/03
The Queen, op verzoek van Dany Bidar / London Borough of Ealing & Secretary of State for
Education and Skills
STEUN TER DEKKING VAN DE KOSTEN VAN LEVENSONDERHOUD VAN
STUDENTEN VALT VOOR DE TOEPASSING VAN HET VERBOD VAN
DISCRIMINATIE OP GROND VAN NATIONALITEIT BINNEN DE
WERKINGSSFEER VAN HET EG-VERDRAG
De Engelse regelgeving die een dergelijke steun toekent op voorwaarde dat de student in het
Verenigd Koninkrijk is gevestigd, is onverenigbaar met het gemeenschapsrecht in zoverre een
onderdaan van een andere lidstaat als student onmogelijk de status van "gevestigd" persoon
kan verwerven
In Engeland en Wales wordt steun aan studenten ter zake van de kosten van levensonderhoud
als door de staat verstrekte studielening toegekend. Deze lening wordt verstrekt tegen een aan
de inflatie gekoppelde rente, die lager is dan de commerciële rente, en de student begint pas
met terugbetaling van de lening wanneer hij meer dan 10 000 GBP (ongeveer 14 500 EUR)
per jaar begint te verdienen. Een onderdaan van een andere lidstaat heeft recht op deze lening
indien hij in het Verenigd Koninkrijk is "gevestigd" en indien hij er in de drie jaar
voorafgaand aan het begin van zijn studie verblijf heeft gehouden. Volgens de Engelse
regelgeving kan iemand niet "gevestigd" worden indien hij alleen in het Verenigd Koninkrijk
verblijft om te studeren.
Dany Bidar, Franse onderdaan, is in augustus 1998 naar het Verenigd Koninkrijk gegaan. Hij
vergezelde zijn moeder, die er een medische behandeling moest ondergaan. Hij heeft er bij
zijn grootmoeder gewoond en zijn laatste drie jaar middelbaar onderwijs gevolgd. In
september 2001 heeft hij zich aan het University College London ingeschreven en financiële
steun gevraagd aan de London Borough of Ealing. Terwijl hij steun heeft ontvangen ter zake
van zijn collegegeld, is hem geen lening voor zijn levensonderhoud toegekend omdat hij niet
was "gevestigd" in het Verenigd Koninkrijk.
Bidar heeft deze beslissing aangevochten met het betoog dat de voorwaarde inzake gevestigd
zijn, een door het EG-Verdrag verboden discriminatie op grond van nationaliteit vormde. De
High Court heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gevraagd of, gelet op
de ontwikkelingen van het gemeenschapsrecht, waaronder de invoering van het burgerschap
van de EU, steun die aan studenten wordt toegekend ter zake van de kosten van
levensonderhoud nog steeds buiten de werkingssfeer van het EG-Verdrag valt. Indien dat niet
het geval is, wenst de nationale rechter te vernemen, aan de hand van welke criteria hij moet
bepalen of de voorwaarden voor toekenning van de steun gebaseerd zijn op objectieve
overwegingen.
Het Hof herinnert eraan dat volgens vaste rechtspraak, een burger van de Unie die legaal in
een andere lidstaat verblijft, zich op het verbod van discriminatie op grond van nationaliteit
kan beroepen in alle binnen de sfeer van het gemeenschapsrecht vallende situaties. Nergens
uit het Verdrag kan worden afgeleid dat studenten die burgers zijn van de Unie de door het
Verdrag aan de burgers verleende rechten verliezen wanneer zij zich naar een andere lidstaat
verplaatsen om daar te studeren. Een onderdaan van een lidstaat die zich begeeft naar een
andere lidstaat, waar hij middelbaar onderwijs volgt, maakt immers gebruik van het door
artikel 18 EG gewaarborgde recht om vrij te reizen.
Het Hof preciseert dat een onderdaan van een lidstaat die, zoals Bidar, woont in een andere
lidstaat, waar hij middelbaar onderwijs volgt en afrondt zonder dat hem wordt tegengeworpen
niet over toereikende middelen of een ziektekostenverzekering te beschikken, een
verblijfsrecht ontleent aan artikel 18 EG en aan een richtlijn van 19901 betreffende het
verblijfsrecht.
Het Hof merkt op dat, hoewel het vroeger heeft verklaard dat steun die aan studenten wordt
toegekend ter zake van het levensonderhoud buiten de werkingssfeer van het Verdrag valt, het
Verdrag betreffende de Europese Unie het burgerschap van de Unie heeft ingevoerd en een
hoofdstuk heeft ingevoegd dat met name betrekking heeft op onderwijs en beroepsopleiding.
Gelet op deze ontwikkeling van het gemeenschapsrecht stelt het Hof vast dat steun die, in de
vorm van een gesubsidieerde lening dan wel als beurs, aan legaal in een lidstaat verblijvende
studenten wordt toegekend ter dekking van hun kosten van levensonderhoud, binnen de
werkingssfeer van het Verdrag valt.
De door de Engelse regelgeving opgelegde voorwaarden worden gemakkelijker door Britse
onderdanen vervuld en het gevaar bestaat, dat vooral onderdanen van andere lidstaten worden
benadeeld. Een dergelijk verschil in behandeling kan enkel gerechtvaardigd zijn indien het
gebaseerd is op objectieve overwegingen die losstaan van de nationaliteit en evenredig zijn
aan de nagestreefde legitieme doelstelling.
In dit verband merkt het Hof op dat het elke lidstaat ervoor mag zorgen dat de toekenning van
steun ter dekking van de kosten van levensonderhoud van studenten uit andere lidstaten geen
onredelijke last wordt, die het totale bedrag van de door deze staat toekenbare steun zou
kunnen beïnvloeden. Het is bijgevolg gerechtvaardigd dat een ontvangende lidstaat deze
steun enkel toekent aan studenten die blijk hebben gegeven van een zekere mate van
integratie in de samenleving van deze staat.
1 Richtlijn 90/364/EEG van de Raad van 28 juni 1990 betreffende het verblijfsrecht (PB L 180, blz. 26).
De voorwaarden inzake een voorafgaand verblijf van enkele jaren en inzake "gevestigd" zijn
in de ontvangende lidstaat, zoals de Engelse regelgeving die oplegt, kunnen worden gebruikt
om het bestaan van een zekere mate van integratie aan te tonen.
Daarentegen maakt de Engelse regelgeving het een onderdaan van een andere lidstaat
volledig onmogelijk als student de status van gevestigd persoon te verwerven.
Een dergelijke behandeling belet een student die in een andere lidstaat legaal verblijft en een
groot deel van zijn middelbaar onderwijs heeft gevolgd, zodat hij een reële band met de
samenleving van deze staat heeft gelegd, zijn opleiding onder dezelfde voorwaarden voort te
zetten als een onderdaan van de lidstaat. Zij is dus onverenigbaar met het
gemeenschapsrecht.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie niet bindt.
Beschikbare talen: DA, DE, EN, ES, EL, FR, IT, NL, PL, PT
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te vinden op de internetpagina
van het Hof
http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl
vanaf ongeveer 12.00 uur.
Voor nadere informatie wende men zich tot de heer Stefaan Van der Jeught.
Tel: 00 352 4303 2170 Fax: 00 352 4303 3656
European Union