De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
ons kenmerk: IZ. 2005/656
datum: 07-03-2005
onderwerp: Landbouw- en Visserijraad Brussel, 14 maart 2005 -
Geannoteerde agenda TRC 2005/1270
Bijlagen:
Geachte Voorzitter,
Op 14 maart aanstaande vindt in Brussel de eerstvolgende vergadering
plaats van de Raad Landbouw en Visserij. Hierbij informeer ik u over
de inhoud van de agenda. Het is mogelijk dat nog punten aan de agenda
worden toegevoegd of dat bespreking van bepaalde onderwerpen wordt
uitgesteld tot een volgende vergadering.
Op het gebied van visserij zal de Raad besluiten over de oprichting
van een Communautair Bureau voor de visserijcontrole.
Voor wat landbouw betreft zullen het Luxemburgse voorzitterschap en de
Commissie een stand van zaken geven over de lopende fytosanitaire
onderhandelingen tussen de EU en de Russische Federatie over een
uniform EU-exportcertificaat. Voorts zal de Raad wederom een debat
voeren over het nieuwe EU-plattelandsbeleid voor de periode 2007-2013.
Het debat zal zich deze keer concentreren op de hoofdlijnen van de
EU-strategie voor plattelandsontwikkeling die de Commissie naar
verwachting in de Raad zal presenteren.
Tenslotte zal de Commissie zoals het zich nu laat aanzien een
Mededeling presenteren over de toepassing van de EU-bosbouwstrategie
als ook een Mededeling over risico- en crisisbeheer in de landbouw.
Goedkeuring van de lijst met A-punten
Op het moment van schrijven is nog niet bekend welke voorstellen op
het gebied van landbouw en visserij als A-punt, dat wil zeggen zonder
discussie, aan de Raad ter goedkeuring zullen worden voorgelegd.
Oprichting Communautair Bureau voor de Visserijcontrole
(Aanneming)
Aan de Raad ligt ter besluitvorming voor het voorstel voor de
oprichting van een Communautair Bureau voor Visserijcontrole.
Het voorstel vloeit voort uit de beslissing van de Europese Raad van
16 december 2003 tot de oprichting van een communautair controlebureau
voor de visserij, waarbij de Commissie werd verzocht uiterlijk in
maart 2004 een voostel in te dienen. Het voorstel is in de Raad van
juni 2004 door de Commissie gepresenteerd. In oktober heeft de Raad
onder Nederlands voorzitterschap een oriënterend debat gevoerd over
het voorstel (zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 9 november 2004 met het
verslag van de Raad, Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr 96, TK). Er
bleek voor de oprichting van een controlebureau brede steun te bestaan
onder de lidstaten.
Nederland steunt de oprichting van een Europees bureau voor de
visserijcontrole teneinde te komen tot meer samenwerking bij en
coördinatie van de inspanningen van de lidstaten op het gebied van
controle en inspectie. Eerder heb ik aangegeven dat er voor Nederland
een aantal aandachtspunten is, zoals de bevoegdheidsverdeling tussen
de lidstaten en de Gemeenschap, de organisatiestructuur, de
uitvoeringsconsequenties en de bijdrage van het Bureau aan een
gelijkwaardig controleniveau. In het bijzonder is daarbij aan de orde
de keuzevrijheid van de lidstaten bij de inzet en de prioritering van
de nationale controle- en inspectiemiddelen.
Op hoofdlijnen is inmiddels in het voorstel een juiste balans
gevonden. De lidstaten zijn nu zelf verantwoordelijk voor de inzet van
nationale controlemiddelen. Dat wil zeggen dat zij het laatste woord
hebben over hoeveel schepen en hoeveel inspecteurs zij ter beschikking
stellen aan het gemeenschappelijke programma. Het Bureau beslist over
de inzet van deze middelen met behulp van een communautair
inspectieprogramma. Er is echter nog geen overeenstemming bereikt
tussen de Commissie en lidstaten over de samenstelling van de Raad van
Bestuur en over de stemverhouding binnen de Raad van Bestuur. De
Commissie ziet voorgestelde stemverhouding als voorwaarde om akkoord
te kunnen gaan met de andere wijzigingen. Ik vind dat de Commissie in
het voorstel een te grote invloed heeft op de besluitvorming binnen
het Bureau. De verwachting is echter dat ook voor dit punt een
oplossing komt.
Ten slotte zal ik in de Raad pleiten voor een spoedige oprichting van
het Bureau. Met oog op Level Playing Field is het immers belangrijk om
te komen tot gelijkwaardig controleniveau.
Fytosanitaire onderhandelingen met de Russische Federatie
(Informatie van het voorzitterschap en de Commissie)
In vervolg op het verslag van Commissaris Kyprianou aan de Raad op 28
februari jl. over zijn bezoek aan de Russische Federatie (14 en 15
februari jl.) zullen het voorzitterschap en de Raad een laatste stand
van zaken geven over de lopende fytosanitaire onderhandelingen tussen
de EU en Rusland over een uniform EU-exportcertificaat (zie mijn brief
aan uw Kamer met het verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 28
januari jl.). Ook na het bezoek van de Commissaris aan Rusland zijn de
onderhandelingen op alle niveaus onverminderd voortgezet om spoedig
tot een fytosanitair akkoord te komen.
(Eventueel) EU-Bosbouwstrategie
(Presentatie door de Commissie)
De Commissie zal naar verwachting haar Mededeling over de toepassing
van de EU-Bosbouwstrategie presenteren. Hiermee komt de Commissie
tegemoet aan een verzoek van de Raad uit 1998 om te rapporteren over
de toepassing van de strategie.
In december 1998 heeft de Raad een resolutie aangenomen over een
bosbouwstrategie voor de EU. De EU-Bosbouwstrategie vormt een raamwerk
van reeds bestaande regelgeving en alle bestaande acties en afspraken
van de EU op het gebied van internationaal bossenbeleid. De nadruk
ligt op het belang van de multifunctionele rol van bossen en duurzaam
bosbeheer.
In de resolutie nodigt de Raad de Commissie ook uit om binnen 5 jaar
aan de Raad te rapporteren over de toepassing van deze strategie.
Op het moment van schrijven heeft de Commissie haar Mededeling nog
niet gepubliceerd. Een definitief standpunt zal ik dan ook pas
formuleren na publicatie van het rapport.
Ten algemene hecht ik belang aan de EU-Bosbouwstrategie. De strategie
bundelt reeds bestaande afspraken en creëert binnen de EU een
gemeenschappelijke visie, zonder dat direct nieuwe wetgeving nodig is.
Verder vind ik dat de multifunctionaliteit van bossen binnen de
EU-Bosbouwstrategie meer aandacht moet krijgen dan tot dusverre het
geval is.
(Eventueel) Risicobeheer in de landbouw
(Presentatie door de Commissie)
De Commissie zal naar verwachting haar Mededeling over risico- en
crisisbeheer in de landbouw presenteren. Bij de definitieve aanneming
van de verordeningen inzake de hervorming van het Gemeenschappelijk
Landbouwbeleid in september 2003 heeft de Commissie in een verklaring
aangekondigd dat zij specifieke maatregelen zou bestuderen om
risico's, crises en natuurrampen in de landbouw aan te pakken en dat
zij voor het einde van 2004 bij de Raad een verslag met passende
voorstellen zou indienen.
Op het moment van schrijven heeft de Commissie haar Mededeling nog
niet gepubliceerd. Een definitief standpunt kan ik pas formuleren
wanneer ik bekend ben met de inhoud van het rapport. Belangrijk
aandachtspunt voor mij bij de beoordeling van de voorstellen is de
sterke eigen verantwoordelijkheid van de agrarische sector op het
gebied van risicobeheer. In het verlengde hiervan vind ik het
belangrijk dat de overheid private initiatieven niet verstoort door
onduidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling bij
risicobeheer in de landbouw.
Plattelandsontwikkelingsfonds (2007-2013)
(Oriënterend debat)
Het voorzitterschap heeft wederom een debat over de voorstellen voor
het nieuwe EU- plattelandsbeleid voor de periode 2007-2013
geagendeerd. Het betreft een vervolg op het debat in de Raad van 28
februari jl.
Het debat zal zich concentreren op de volgende punten:
* presentatie van de hoofdlijnen van de EU-strategie voor
plattelandsontwikkeling;
* voorstel van de Commissie inzake de minimale besteding van
EU-gelden over de vier assen van de verordening
(minimumpercentages).
Om tot een strategischer aanpak van de plattelandsontwikkeling te
komen, stelt de Commissie in de ontwerpverordening voor om als eerste
stap in de programmeringsfase een strategiedocument op te stellen
waarin de prioriteiten van de EU worden uiteengezet. De EU-strategie
moet vervolgens een richtinggevend kader bieden voor de nationale
plattelandsstrategieën en programma's. Een formeel voorstel van de
strategie wordt pas na besluitvorming over de verordening aan de Raad
voorgelegd. Hoewel de discussie over de verordening nog loopt, legt de
Commissie in dit stadium alvast aan de Raad de contouren voor van deze
EU-strategie. Doel is vooral om de lidstaten een beeld te geven van
wat de Commissie uiteindelijk zal voorstellen in de EU-strategie.
Voor wat betreft de hoofdlijnen van de communautaire strategie zal ik
een definitief standpunt formuleren zodra mij de inhoud van de
strategie bekend is. In principe kan ik de strategische benadering van
de Commissie ondersteunen. Een dergelijke strategie moet mijns inziens
de toegevoegde waarde van een communautair plattelandsbeleid invulling
geven. Wel ben ik van mening dat het plattelandsbeleid ook terdege
rekening moet houden met de specifieke situaties en diversiteit van
plattelandsgebieden in de EU.
Er moet voldoende ruimte blijven voor nationale invulling van het
plattelandsbeleid.
De ontwerp-plattelandsverordening kent zeer uitgesproken
doelstellingen en maatregelen. Daarom vind ik dat een verdere
inperking van de flexibiliteit voor de lidstaten via de EU-strategie
ongewenst is.
Om tot een evenwichtige strategie te komen stelt de Commissie voor om
tenminste 15% van de EU-middelen te besteden aan maatregelen onder as
1 (versterking concurrentiekracht) en as 3 (leefbaarheid en
diversificatie). Tenminste 20% van de middelen zou onder as 2
(landbeheer) moeten worden besteed en 7% aan de Leader-as.
Hoewel ik begrip heb voor het standpunt van de Commissie dat een
evenwichtige programmering gewenst is, ben ik van mening dat het
verplicht vastleggen van percentages indruist tegen de wens om
voldoende rekening te houden met de diversiteit in de Europese
plattelandsregio's. Bovendien beperkt het de mogelijkheden voor
lidstaten om een flexibele invulling te geven aan het
plattelandsbeleid en staat het op gespannen voet met het
subsidiariteitsbeginsel. In het debat zal ik dan ook deze Nederlandse
bezwaren aangeven.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit