Federale regering Belgie
Zonnebanken en lampen van het type UV 4 - Advies van de Commissie voor
de Veiligheid van de Consumenten
(2005-03-11)
Gevolggevend aan de vraag om advies van de Minister van
Consumentenzaken, Mevrouw Freya Van den Bossche, heeft de Commissie
voor de Veiligheid van de Consumenten (CVC) het probleem bestudeerd
betreffende het gebruik van lampen van het type UV 4 in
zonnebankcentra, wat steeds algemener wordt in België. De Commissie
heeft zijn advies aan Mevrouw de Minister doorgegeven.
Een Europese norm die niet wordt gerespecteerd
Volgens de Europese norm die momenteel van kracht is (NBN EN
60335-2-27:1997), bestaan er 4 types van UV-lampen, naargelang de
eigenschappen van de uitgezonden UV A en UV B straling. Terwijl lampen
van het type UV 1 enkel UV A uitstralen, wordt de straling van lampen
van type 2 beperkt tot maximum 0,30 Watt/m2 in UV B (geen beperking
voor UV A). De straling van lampen van het type 3 is beperkt tot 0,30
Watt /m2 zowel in UV A als in UV B en voor de lampen van type 4 tot
0,30 Watt /m2 in UV A (geen beperking voor UV B).
Gezien het in de eerste plaats nodig blijkt om toezicht te houden op
de blootstelling van personen aan UV B straling, verplicht deze
Europese norm een medisch attest voor het gebruik van zonnebanken
uitgerust met lampen van het type UV 4 (turbo-zonnebanken en
analogen).
Uit talrijke controles van zonnecentra, uitgevoerd door de FOD
Economie, KMO, Middenstand en Energie sedert de invoering in 2002 van
een koninklijk besluit houdende de voorwaarden tot exploitatie van
zonnecentra, blijkt dat de meeste zonnebanken op de Belgische markt
(meer dan 80 %) behoren tot de categorie van zonnebanken van het type
UV 4 of van een combinatie van lampen van de types UV 3 en UV 4
voorzien zijn.
De verkoop en het gebruik van turbo-zonnebanken moet worden
gereglementeerd.
Indien men verwijst naar de Europese norm zouden deze zonnebanken,
theoretisch gezien, enkel ter beschikking van de gebruiker mogen
gesteld worden op medisch voorschrift. Het is duidelijk dat dit zeker
niet overeenkomt met de realiteit. Om deze reden heeft de Commissie
voor de Veiligheid van de Consumenten in zijn advies aan Mevrouw de
Minister voorgesteld om de nodige maatregelen te treffen, zowel voor
het gebruik van verschillende types UV-lampen in zonnecentra, als voor
de verkoop van de verschillende types van zonnebanken op de Belgische
markt.
Derhalve heeft de Commissie beslist tot de aanbeveling om het gebruik
van zonnebanken van type UV 4 en UV 2 te beperken voor medische
doeleinden, rekening houdend met enerzijds het ontbreken van een
hoogste limiet inzake UV-straling naargelang het type A of B en
anderzijds met de aangetoonde schadelijke gevolgen van UV-straling,
zowel A als B (versnelde veroudering van de huid, héliodermie,
risico's op huidkanker...).
In de zonnecentra zouden deze apparaten slechts onder de
verantwoordelijkheid van een dermatoloog kunnen worden gebruikt.
De Commissie is van oordeel dat enkel de apparaten van type 1 en 3
vrij ter beschikking van de verbruikers kunnen worden gesteld (het op
de markt brengen en het gebruik ervan). Evenwel is zij van mening dat
het zou volstaan om de bestralingssterkte in UV A van de apparaten van
type 1 te beperken, zoals dat reeds in andere Europese landen het
geval is. De Commissie stelt dan ook voor om de maximumgrens vast te
leggen op 0,30 watt/m2.
Beperking van de duur van blootstelling
Parallel aan deze technische beschouwingen die uitdrukkelijk
beantwoorden aan de vraag om advies van Mevrouw de Minister Van den
Bossche, heeft de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten
eraan gehouden om zijn advies aan te vullen met andere aanbevelingen
die zij belangrijk vond in de problematiek van de exploitatie van
zonnecentra.
Uitgaande van het principe dat de natuurlijke blootstelling aan de
ultravioletstraling van de zon (die onmogelijk te controleren is)
wordt aangevuld met de vrijwillige blootstelling aan UV A en UV B
straling van de zonnebanken, is de Commissie van mening dat het
eveneens noodzakelijk zou zijn om het aantal jaarlijkse
blootstellingen in een zonnecentra en de duur ervan te beperken, in
functie van het huidtype van de gebruiker. Het jaarlijks aantal
blootstellingssessies mag niet meer bedragen dan twintig, elk met een
maximumduur berekend in functie van het huidtype en nooit meer dan
twintig minuten per sessie. Dus hoe gevoeliger de huid is hoe
beperkter de toegelaten jaarlijkse dosis van blootstelling aan
kunstmatige UV moet zijn.
De veiligheid van de verbruiker gaat samen met een beter toezicht
Het advies van de Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten
vermeldt nog een aantal voorstellen betreffende de noodzakelijkheid om
voor alle soorten zonnebanken de voorwaarden vast te stellen voor
preventie en meer efficiënt toezicht op bepaalde aspecten zoals : hun
kenmerken van werkelijke bestralingssterkte, vervanging van de lampen,
de evaluatie van de duur van blootstelling en de voorlichting van de
consumenten zowel bij de aankoop van een zonnebank als bij het gebruik
ervan in de zonnecentra.
Het is de rol van de CVC om ervoor te zorgen dat het geheel van de
veiligheidsmaatregelen wordt nageleefd in het belang van de gezondheid
van de klanten van zonnecentra. Derhalve is zij van mening dat een
menselijke aanwezigheid noodzakelijk is in elk zonnecentra. Bijgevolg
oordeelt zij dat de geautomatiseerde zonnecentra (die men steeds meer
aantreft in België) onvoldoende veiligheidsgaranties bieden voor de
gebruikers ervan. De Commissie vraagt aan Mevrouw de Minister om ze te
verbieden binnen een redelijke termijn.
Commissie voor de Veiligheid van de Consumenten
Eric Balate
Voorzitter