Bonnefanten Museum Maastricht

Doen jullie nog wat leuks, daar? Verzamelen!
Publiek debat over de rol van musea in de provincie in deze tijd van schaalvergroting en krappe budgetten
11 maart 2005 / 20.00 uur / Bonnefantenmuseum ingang Ipanema

De Nederlandse kunst verkeert in een crisis, zo signaleerden internationale coryfeeën afgelopen zomer in een artikel in de Volkskrant, en dreigt te marginaliseren. Nederland is één grote provincie geworden in de meest negatieve betekenis van het woord. Provincialisering staat voor kleine budgetten, beperkte schaalgrootte en versnippering. Nederland is haar rol als gidsland in de hedendaagse beeldende kunst definitief kwijtgeraakt, er zijn geen spelers van betekenis meer. Het budget is versnipperd, de identiteit van eens grote instituten is diffuus geworden en geen van hen kan zich nog meten met grote spelers elders in de kunstwereld.

Is ook in de kunstensector schaalvergroting noodzakelijk geworden om te overleven, is het echt het enige wondermiddel? Die indruk wekt het succes van het Britse Tate: onderdeel Tate Modern wist afgelopen jaar 4,4 miljoen bezoekers te trekken en ronselt haar staf op het niveau van museumdirecteuren van elders. Ander operationeel detail: qua mankracht is de conservation department van Tate Modern alleen al groter is dan menig museum in Nederland, in 2004 stonden er voor die ene afdeling 60 mensen op de loonlijst!

De consument doet trouw mee aan de verdergaande globalisering in de sector en is bereid om voor grote tentoonstellingen en spectaculaire nieuwbouwprojecten af te reizen naar grote centra als Londen en New York. De helpende hand wordt uitgestoken door de kunstredacties, die, uitzonderingen daargelaten, en masse achter de grote producties aanhollen en daarmee haar berichtgeving verdergaand veralgemeniseren. Eenmaal uit het zicht van bewegingen van de avantgardistische inner circle is de gemiddelde kunstcriticus geen sparringpartner meer van menig conservator. Het antwoord op `doen jullie nog wat leuks, daar' stoot steeds vaker op onbekendheid met wat er lokaal, edoch vaak met internationale allure, geboden wordt. Is daarmee de hele Nederlandse sector in een neerwaartse spiraal geraakt?

Nee! Onderscheidend vermogen voor kleinere musea begint bij de exposities enwordtvastgelegdindecollectie.Vandegrotecentrale spelers wordt traditioneel verwacht dat zij vooral encyclopedisch verzamelen, waardoor zij een rol van betekenis spelen in het internationale bruikleenverkeer ten behoeve van grote én kleine tentoonstellingen elders. Maar ook provinciale musea kunnen zich op dit podium een, weliswaar bescheiden, plek verwerven. Wat verzamelen zij dan? Géén encyclopedische overzichten, daarentegen juist collecties met een sterk profiel, samengesteld op basis van gedurfde, mogelijk risicovolle keuzes, die tot stand komen op basis van een combinatie van timing en een persoonlijk contact met de kunstenaar. Voor kleinere musea geldt de regel: `kiezen is vooral niet kiezen!' Zo kan exclusiviteit worden gecreëerd; de marginaliteit dwingt tot scherpte!

Een oplossing voor de geconstateerde verschraling in Nederland is hiermee nog niet gegeven. Immers, kleine specialisten staan in een wederzijdse afhankelijkheid tot grote generalisten. En alle goedbedoelde Europese gedachten ten spijt, de Nederlandse identiteit vereist een eigen nationale koploper! Het wordt tijd voor een écht Amsterdams museumplein, een plein van vereende krachten! In voetbaltermen spreekt men van een sterke spits die scoort! Een spits die kán scoren dankzij een sterk middenveld. Een samenspel van een elftal spelers met elk hun specifieke talenten...