Contactpersoon
Datum
11 maart 2005
Ons kenmerk
DGW/GW 2005/368
Doorkiesnummer
Bijlage(n)
4
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Ontwikkelingsschets Schelde-estuarium
Geachte voorzitter,
Met deze brief bied ik u mede namens minister Veerman en staatssecretaris
Schultz van Haegen het kabinetsstandpunt over de - samen met Vlaanderen
opgestelde - Ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium en een
aantal daaraan gelieerde dossiers aan. Het betreft de uitwerking van de
Memoranda van Vlissingen(1), ondertekend op 4 maart 2002, waarin een aantal
beleidsafspraken waren neergelegd ten aanzien van het Schelde-estuarium,
oftewel het gedeelte van de Schelde dat aan getijdenwerking onderhevig
is(2). Deze afspraken betroffen:
de ontwikkeling van het watersysteem in relatie tot de daarbij betrokken
prioritaire thema's (veiligheid, toegankelijkheid, natuurlijkheid),
de reeds lang slepende nautische dossiers,
de problematiek van de externe veiligheid, die beide dossiers verbindt.
Voor zowel het watersysteem als de nautische dossiers werd afgesproken dat
ook de structurele samenwerking op langere termijn onderwerp van verder
overleg zou zijn.
Op 19 september 2003 heeft tenslotte de Staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat tijdens een vervolgoverleg met de toenmalige Vlaamse minister G.
Bossuyt een aantal afspraken gemaakt met betrekking tot de Kanaalzone Gent-
Terneuzen.
In deze brief gaan wij in op de wijze waarop beide regeringen deze
afspraken wensen uit te voeren, en op de overige vervolgafspraken naar
aanleiding van de eerder gesloten Memoranda. Hiermee wordt een voor de
wederzijdse relatie belangrijke stap gezet: wij hopen hiermee de aanzet te
geven voor een duurzaam gemeenschappelijk beleidskader, zodat wij een
aantal structurele knelpunten kunnen beheersen die de onderlinge verhouding
regelmatig onder druk hebben gezet, te weten de toegankelijkheid van de
vaarweg en de loodsenproblematiek. De essentie van deze afspraken - die het
karakter hebben van bestuurlijke commitments - treft u aan in deze brief;
wij hebben deze vandaag in een derde Memorandum met Vlaanderen vastgelegd,
dat wij u hierbij doen toekomen (bijlage 1). Daarna willen wij de afspraken
die daarvoor in aanmerking komen nader in een aantal verdragen vastleggen.
Binnenkort zullen wij u tenslotte in een afzonderlijke brief instemming
vragen om de rijksprojectenprocedure in te zetten als instrument om het
pakket natuurmaatregelen - integraal onderdeel van de eerdergenoemde
Ontwikkelingsschets 2010 - onder regie van de provincie Zeeland tijdig te
realiseren. Om de voortgang van de afspraken te bewaken voorzien wij
minstens eenmaal per jaar een gezamenlijk bewindsliedenoverleg, waarbij ook
de provincie Zeeland zal worden betrokken; ook zullen wij jaarlijks over
deze voortgang aan u rapporteren.
In het navolgende gaan wij successievelijk in op de Ontwikkelingsschets; de
samenwerking op langere termijn bij beleid voor en beheer van het
estuarium; het nautisch dossier; de externe veiligheid; en de Kanaalzone
Gent-Terneuzen.
De Ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium
Naar aanleiding van de Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium is in
het Memorandum van Vlissingen overeengekomen dat het Schelde-estuarium in
2030 een gezond en multifunctioneel estuarien watersysteem zal zijn dat op
duurzame wijze gebruikt wordt voor menselijke behoeften. Beide landen
spraken zich uit voor:
1. instandhouding van de fysieke systeemkenmerken van het estuarium.
2. maximale bescherming tegen overstromingen (veiligheid).
3. optimale bereikbaarheid van de Scheldehavens (toegankelijkheid).
4. een gezond en dynamisch ecosysteem (natuurlijkheid).
5. bestuurlijk-politieke en operationele samenwerking.
Een in het kader van de Technische Scheldecommissie, onder toezicht van de
betrokken ministeries opererende ambtelijke Nederlands/Vlaamse
projectorganisatie (ProSes) heeft onderzocht op welke wijze voor de
eerstkomende periode (tot 2010) uitwerking gegeven kan worden aan de
belangrijkste doelen te weten: toegankelijkheid, veiligheid en
natuurlijkheid. Dit heeft geleid tot de Ontwikkelingsschets 2010 voor het
Schelde-estuarium (verder te noemen: Ontwikkelingsschets), die u in bijlage
2 aantreft. Het gaat daarbij om een beleidsverkenning die resulteert in een
set besluiten op strategisch niveau, onderbouwd met maatschappelijke kosten-
batenanalyses en een strategische milieu-effectenrapportage, en voorzien
van een strategische passende beoordeling in het kader van de Vogel- en
Habitatrichtlijn op het niveau van de totale Ontwikkelingsschets.
Formeel gezien was deze passende beoordeling in dit stadium niet
noodzakelijk, maar er is niettemin voor gekozen om tijdig een beeld te
krijgen van de te verwachten effecten van, en vooral van de wisselwerking
tussen, de in de Ontwikkelingsschets voorziene maatregelen. Om die reden
ook heeft deze toets aan de Habitat- en Vogelrichtlijn inclusief de
passende beoordeling geen juridische status; over de gevolgde aanpak heeft
informeel, positief verlopen overleg met Brussel plaatsgevonden. Het
integrale karakter en de samenhangende uitvoering van het project
(inclusief een verbeterde stortstrategie en het natuurpakket) betekenen dat
compensatie in de zin van de Vogel- en Habitat-richtlijn niet aan de orde
is.
De maatregelen van de Ontwikkelingsschets vormen een samenhangend pakket;
indien een of meer componenten hieruit worden gelicht dreigt ook voor de
andere componenten de basis weg te vallen.
Status van de Ontwikkelingsschets
Het Kabinet is - evenals de Vlaamse regering - akkoord gegaan met de
strategische besluiten uit de Ontwikkelingsschets. Het betreft de
vetgedrukte passages uit hoofdstuk 3 van het document. Deze besluiten
vormen een pakket maatregelen dat beide regeringen tussen 2005 en 2010,
waar relevant gezamenlijk, wensen te effectueren om de veiligheid,
toegankelijkheid en natuurlijkheid in het Schelde-estuarium te verbeteren.
De formulering "strategische besluiten" geeft aan dat deze besluiten een
bestuurlijk-politieke binding tussen Vlaanderen en Nederland weergeven, met
een zware inspanningsverplichting om de gezamenlijke visie voor het Schelde-
estuarium om te zetten in concrete plannen en maatregelen. Er is thans nog
geen sprake van "concrete beleidsbeslissingen": met andere woorden,
juridische binding wordt op dit moment nog niet beoogd, daarvoor is dit
stadium van besluitvorming ook nog niet geëigend. Deze status is mede van
belang in het licht van de uitspraak van de Raad van State inzake de PKB
PMR, die aan concrete beleidsbeslissingen extra strenge voorwaarden
verbindt voor wat betreft het zorgvuldig omgaan met eventuele gevolgen voor
natuur elders en met belanghebbenden. Deze aspecten komen nog ruimschoots
aan bod bij de vervolgprocedures: de planstudies waarin de locaties van de
natuurprojecten moeten worden bepaald en de inrichting van de locaties moet
worden uitgewerkt, mede aan de hand van project-MER'en en een toets
overeenkomstig de vereisten van de Vogel- en Habitatrichtlijn, zoals deze
zijn bepaald in de Natuurbeschermingswet 1998. De samenhang binnen het
pakket zal ook in de vervolgfase veel aandacht blijven vergen, ook al
zullen per project verschillende planprocedures worden gevolgd, overigens
binnen de geëigende wettelijke kaders; de samenhang mag echter niet leiden
tot onnodige vertragingen in de afzonderlijke procedures. Dat is tevens de
reden waarom een sterke bestuurlijke monitoring op het proces als geheel
wordt gezet. Aan Nederlandse kant zullen ondergetekenden daarvoor zorg
dragen in nauw overleg met de bestuurders in de regio, in het bijzonder de
provincie Zeeland.
Inhoud van het pakket
Het pakket maatregelen houdt de volgende beleidskeuzen in:
a. veiligheid: dijkverhogingen en aanleg van overstromingsgebieden in
Vlaanderen in het kader van het geactualiseerde Sigmaplan, om het
tekortschietende veiligheidsniveau in Vlaanderen (dat op een aantal
plaatsen 1:70 is) te verbeteren. Op Nederlands grondgebied behoeven op de
termijn voorzien in de Ontwikkelingsschets geen maatregelen genomen te
worden voor het verbeteren van de veiligheid. De aanleg van de Overschelde
blijkt voor dit doel geen kosteneffectieve oplossing te zijn, en ook voor
de bouw van een stormvloedkering bij Oosterweel bestaat nu geen aanleiding.
In Vlaanderen wordt ervoor gekozen, de overstromingsgebieden maximaal in te
richten als natuurgebied. De voorstellen hebben betrekking op de totale
periode tot 2030 en hebben een omvang van 2000 à 3000 ha.
Overigens: de veiligheid van het gebied is randvoorwaarde, en zal niet
aangetast mogen worden door de uit te voeren maatregelen. Nieuwe inzichten
met betrekking tot de golfbelasting van de waterkeringen aan de
Westerschelde zullen tenminste ten aanzien van de natuurprojecten
meegenomen worden.
b. toegankelijkheid: verruiming van de vaargeul naar Antwerpen, om de
groeiende diepgang van de containerschepen te kunnen opvangen. Dit betreft
een verdieping zonder fasering tot 13,10 meter getij-ongebonden diepgang,
waarbij voor de Westerschelde wordt uitgegaan van een kielspeling van
12,5%. In de praktijk komt dit neer op het uitbaggeren van 9 drempels in
Nederland en 2 in Vlaanderen, een plaatselijke verbreding van 250 naar 370
meter in Vlaanderen, en met de verruiming samenhangende maatregelen als
wrakkenruiming en verbetering van geulwandverdedigingen. Voor de
onderhoudsbaggerspecie zal voortaan een flexibele strategie worden gevolgd
die afgestemd wordt op het instandhouden van het dynamische karakter en het
meergeulenstelsel van de Westerschelde. Voor de verdieping in Nederland zal
een Tracéwetprocedure-MER worden ingezet.
c. natuurlijkheid: een pakket maatregelen dat ervoor zorg draagt dat de
natuur van het Schelde-estuarium in een gunstiger staat van instandhouding
wordt gebracht, de systeemkenmerken worden versterkt en de realisering van
het streefbeeld natuurlijkheid dichterbij wordt gebracht. De voorgestelde
natuurmaatregelen worden op een wijze uitgevoerd die op voldoende
bestuurlijk draagvlak kan rekenen en op redelijke termijn uitvoerbaar en
betaalbaar is. Leidend principe is "ruimte voor de rivier" en het daarmee
creëren van waardevolle habitattypen. Op Vlaams gebied wordt de vaargeul in
de Zeeschelde op Vlaams grondgebied aangewezen als speciale
beschermingszone in het kader van de Habitatrichtlijn en wordt deels in
samenhang met, deels los van het geactualiseerde Sigmaplan een aantal
maatregelen voor natuurherstel genomen. Op Nederlands grondgebied gaat het,
naast de aanwijzing van de Vlakte van de Raan als beschermd gebied, om de
realisering van minimaal 600 ha estuariene natuur die voldoet aan de
vereisten van de Vogel- en Habitatrichtlijn in drie ecologische zones langs
de Westerschelde, inclusief de grensgebieden met Vlaanderen:
Mondingsgebied (inclusief vergroting van het Zwin)
Middengebied (Vlissingen-Hansweert)
Oostelijk gebied (Hansweert - grens, inclusief vergroting Verdronken Land
van Saeftinge met de Hertogin Hedwige- en de Prosperpolder)
Nadrukkelijk zij vermeld dat de genoemde gebieden onderdeel zullen uitmaken
van een locatiekeuzeonderzoek (met MER), waarover vervolgens besluitvorming
zal plaatsvinden.
De natuurmaatregelen dienen ervoor om een robuuste natuur te krijgen die
invulling zal gaan geven aan de medio 2005 gezamenlijk met Vlaanderen te
formuleren instandhoudingsdoelstellingen ingevolge de Vogel- en
Habitatrichtlijn en aan het streefbeeld natuurlijkheid in de
Langetermijnvisie voor het Schelde-estuarium. Tevens zullen de ecologische
doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water hierbij worden betrokken. Voor
de te ontwikkelen natuurprojecten moeten de instandhoudingsdoelstellingen
van de VHR-gebieden een transparant toetsingskader bieden. De basis waarop
de instandhoudingsdoelstellingen zullen worden geformuleerd is trouwens al
grotendeels bekend. Dat maakt het mogelijk nu al in vergaande mate te
anticiperen op deze doelstellingen.
Wegende de noodzaak van de natuurmaatregelen, de kosten ervan en het
maatschappelijk draagvlak heeft het kabinet zich de opgave gesteld minimaal
600 ha estuariene natuur te ontwikkelen. Hierbij is het onze intentie, met
het oog op een gecoördineerde uitvoering, de Rijksprojectenprocedure te
volgen.
De Vlaamse regering heeft zich, als bijdrage aan de instandhouding en het
herstel van het Schelde-estuarium, bereid verklaard de uitvoering op zich
te nemen van de natuurontwikkeling in de Hedwigepolder, die samen met het
aansluitende noordelijk gedeelte van de Vlaamse Prosperpolder moet leiden
tot uitbreiding van het Verdronken Land van Saeftinge tot een
grensoverschrijdend intergetijdengebied "Groot Saeftinge".
Het totale pakket maatregelen ingevolge de Ontwikkelingsschets, dat als één
samenhangend programma moet worden gezien, wordt uitgevoerd zonder over het
geheel beschouwd schade toe te brengen aan de te beschermen natuurwaarden.
De onderzoeken ten behoeve van het strategische MER geven aan dat van dit
totale pakket geen significante effecten op de natuur worden verwacht. Met
het uitvoeren van een robuust maatregelenpakket voor estuariene
natuurontwikkeling en door het introduceren van een verbeterde en
flexibele stortstrategie treden slechts beperkte effecten van de verruiming
op de natuur op. Dit strookt overigens met de monitoringsresultaten tot nu
toe van de gevolgen van de tweede verdieping, die plaats vond tussen 1997
en 2000. Hieruit is evenmin is af te leiden dat zich significante nadelige
effecten op de natuur hebben voorgedaan. De beste beschikbare kennis geeft
dus aan dat er geen aantasting te verwachten is; ondanks dat kan niet
volledig worden uitgesloten dat in de toekomst verslechtering van
natuurwaarden optreedt. Daarom zal, naast voortgezet wetenschappelijk
onderzoek in de planfase, de monitoring worden voortgezet, zowel gedurende
de planfase als tijdens en na de uitvoering. In het monitoringsproces zal
ook de regio betrokken worden. Uiteraard zal bij de uitvoering terdege
rekening worden gehouden met de archeologische waarden.
Monitoringsresultaten zullen ook worden betrokken bij de procedure van
vergunningverlening ingevolge de Nb-wet, waaraan mede een MER ten grondslag
zal liggen. Zoals bekend, is de Vogel- en Habitatrichtlijn in deze wet
geïmplementeerd. Dit betekent dat een toetsing met het afwegingskader uit
de wet duidelijk zal maken of het noodzakelijk is - met in achtneming van
het natuurmaatregelenpakket - alsnog mitigerende dan wel compenserende
maatregelen te treffen.
Het besluitvormingproces
Tijdens het traject van de opstelling van de Ontwikkelingsschets en in het
bijzonder gedurende de afronding van de besluitvorming op dit strategische
niveau hebben ondergetekenden en hun ambtsvoorgangers regelmatig overlegd
met hun Vlaamse ambtgenoten.
Bij het tot stand komen van de Ontwikkelingsschets is uitgebreid overleg
gevoerd met de belangrijkste stakeholders in Zeeland en Vlaanderen. Hiertoe
hebben de beide "onafhankelijke gezaghebbende personen" die conform de
afspraken in het Memorandum van Vlissingen werden aangewezen, de heren mr
J.A.M. Hendrikx en E. Baldewijns, een zogenaamd "Overleg Adviserende
Partijen (OAP) ingesteld. In de loop van dit adviseringsproces is
uiteindelijk een basis van begrip en belangstelling ontstaan tussen de
regionale partijen aan weerszijden van de grens. Deze relatieverbetering is
het waard te worden vastgehouden.
Het OAP heeft lopende het totstandkomingstraject van de Ontwikkelingsschets
regelmatig deeladviezen uitgebracht, en is uiteindelijk met een gezamenlijk
advies gekomen over de Ontwikkelingsschets als geheel. De Zeeuwse partijen
hebben in dit kader niet ingestemd met de verruiming, maar hebben
voorwaarden geformuleerd waaraan zou moeten worden voldaan indien tot een
besluit tot verruiming gekomen zou worden. Dit advies, dat in bijlage 3 is
bijgevoegd, vindt zijn vertaling in de Ontwikkelingsschets, in het
binnenkort te ondertekenen Memorandum, en in het lopende overleg met de
provincie Zeeland.
In navolging van het advies benadrukken wij dat in de plan- en
vergunningfase goed overleg met de landbouwsector en een goed flankerend
beleid voor de landbouw noodzakelijk is in verband met de functiewijziging
van landbouwgronden in estuariene natuur. Naast schadeloosstelling van
direct-betrokkenen zullen ook middelen worden ingezet ter versterking van
de landbouwstructuur.
Uiteraard zullen ook andere belangenorganisaties, waaronder de natuur- en
milieuorganisaties, bij het proces worden betrokken. Tevens zal waar
relevant aandacht worden besteed aan andere aspecten, zoals de veiligheid
van de waterkeringen, de (externe) veiligheid van de scheepvaart of de
rampenbestrijding.
In aansluiting op het rijksbeleid om de rol van de andere overheden en van
maatschappelijke partijen te versterken is het kabinet voornemens met de
Provincie Zeeland een bestuursakkoord te sluiten om de bestuurlijke en
ambtelijke samenwerking in de besluitvorming rond de natuurontwikkeling in
Nederland vast te leggen en het initiatief, de projectleiding, de
communicatie en de primaire bestuurlijke regie van de uitvoering in handen
te geven van de provincie onder terbeschikkingstelling van de daartoe
benodigde middelen, zonder overigens af te doen aan de
eindverantwoordelijkheid van het Rijk terzake van het commitment met
Vlaanderen, van de samenhang met de andere luiken uit de
Ontwikkelingsschets en van de toepassing van de Rijksprojectenprocedure.
Daarbij wordt de mogelijkheid geboden om de natuurprojecten te plaatsen
binnen integrale regionale ontwikkelingsprojecten. De primaire regiefunctie
geldt ook ten aanzien van de maatregelen in de Hertogin Hedwigepolder.
Ook zullen de provincie en de andere overheden in de regio nauw betrokken
worden bij de monitoring en evaluatie van de effecten van de uitvoering van
de Ontwikkelingsschets. Wij wachten terzake het advies van het OAP af.
De ambtelijke coördinatie van de samenhang binnen en de voortgang van de
tenuitvoerlegging van de besluiten van de Ontwikkelingsschets, inclusief de
communicatie met betrekking tot dit programma als geheel, komt intussen te
berusten bij een nieuwe Nederlands-Vlaamse projectorganisatie "ProSes2010",
die in de plaats treedt van de huidige projectorganisatie. Dit laat de
regiefunctie van de provincie Zeeland bij de uitwerking van de
natuurprojecten onverlet.
Vanuit het goede nabuurschap hecht het Kabinet bijzonder belang aan het
naleven van de afgesproken termijnen bij de uitvoering van de besluiten en
maatregelen van de Ontwikkelingsschets. Het Kabinet wenst de termijnen in
de ontwikkelingsschets te eerbiedigen en uiterlijk in 2007 met de
uitvoering van start te gaan, een en ander voorzover de wettelijke en
Europeesrechtelijke kaders en een goede en zorgvuldige besluitvorming dit
toelaten. Dit geldt in het bijzonder voor de uitvoering van de verruiming
van de vaarweg tot 13.1 m getij-ongebonden diepgang. Hieraan is een groot
Vlaams belang verbonden. Zonder zicht op verruiming tegen eind 2009
verliest Antwerpen een belangrijk marktaandeel in de scheepvaart (m.n
containervaart). Dit betekent evenwel ook een gelijktijdige ontwikkeling
van het maatregelenpakket voor de natuur en het behoud van de morfologische
systeemkenmerken. Gezien het goed nabuurschap van Nederland jegens
Vlaanderen is aan de tijdige uitvoering van de verruiming een zware
inspanningsverplichting voor Nederland verbonden. Bij het volgen van de
gebruikelijke procedures willen wij dan ook tijdwinst boeken door waar
mogelijk, zonder afbreuk te doen aan de zorgvuldigheid, opeenvolgende
procedurestappen parallel te schakelen ("dakpanconstructie"); daartoe
zullen onze diensten harde nadere afspraken maken om de termijnen, binnen
de wettelijke marges en de voor een goede besluitvorming vereiste
zorgvuldigheid, zo scherp mogelijk te stellen - waarbij beide regeringen
zich ervan bewust zijn dat de rechter nauwgezet toeziet op de
zorgvuldigheid van procedures en de kwaliteit van de onderbouwing van de
besluiten. De bereidheid van de overige voor de uitwerking en
besluitvorming verantwoordelijke overheden om aan deze dakpanconstructie
mee te werken kan hieraan uiteraard sterk bijdragen; daarom zal op korte
termijn overleg worden geopend voor het sluiten van samenwerkingsakkoorden
terzake. Het OAP zal hiervoor het initiatief nemen.
Beide regeringen willen eind 2005 een verdrag sluiten voor de uitvoering
van het programma van de Ontwikkelingsschets. Hiertoe zullen van
weerszijden gemandateerde onderhandelingsdelegaties worden ingesteld. Na
ondertekening zullen de gebruikelijke goedkeuringsprocedures worden
gevolgd.
De kosten van uitvoering van de Ontwikkelingsschets
In bijlage 4 zijn de uitgangspunten weergegeven voor de kostenverdeling
tussen Nederland en Vlaanderen bij de uitvoering van de
Ontwikkelingsschets. Deze zullen verder worden uitgewerkt in het inzake de
uitvoering van de Ontwikkelingsschets te sluiten verdrag. De kosten voor de
voorziene maatregelen op Nederlandse bodem zijn geraamd op ca. E 240 mln
voor verdieping van de Westerschelde en E 200 mln voor natuurmaatregelen.
Bij dit laatste bedrag gaat het uitdrukkelijk om een voorlopige raming.
Samengevat komen de afspraken op het volgende neer:
In beginsel betaalt elke partij de maatregelen op eigen grondgebied).
Ten aanzien van de uitbreiding van het grensoverschrijdend natuurgebied het
Zwin wordt nauw samengewerkt met een kostenverdeling die met dit beginsel
overeenstemt (afhankelijk van de omvang komt het Nederlands deel overeen
met E 12-19 mln).
In afwijking hiervan betaalt Vlaanderen de kosten, verbonden met de
verdieping van de Westerschelde, inclusief de procedurekosten, alsmede een
bijdrage in natura in het natuurpakket. Deze bijdrage bestaat uit de
dijkverlegging in, en de natuurinrichting van, de Hertogin Hedwigepolder,
volgens de Ontwikkelingsschets-studies geraamd op E 40 mln.
Als tegemoetkoming aan de provincie Zeeland zal Vlaanderen tevens om niet
de grondverwerving in de Hertogin Hedwigepolder financieren. Deze opbrengst
wordt door Nederland ten bate gebracht van de verbreding van de Tractaatweg
(zie hieronder de passage over de Kanaalzone).
De voorlopige raming van het onderdeel natuurlijkheid op Nederlandse bodem
wordt bezien in het kader van de begrotingsvoorbereiding 2006.
De kosten voor Nederland van de onderdelen toegankelijkheid en
projectorganisatie in de periode t/m 2015 worden voorlopig geraamd op in
totaal maximaal ca. E 54 mln. Hieronder vallen de volgende onderdelen:
Nederland draagt 25% van de kosten bij van de aan te brengen
geulwandverdedigingen, vermeerderd met de kosten van de wrakkenberging, tot
in totaal een bedrag van maximaal E 30 mln.
De studiekosten van de verdieping van de Westerschelde komen voor 75% voor
rekening van Vlaanderen en voor 25% voor rekening van Nederland, zodat
Nederland grip kan houden op de resultaten ervan (voor Nederland: 25% van E
5,4 mln = E 1,35 mln).
De partijen betalen elk de kosten van monitoring van de effecten van de
verdieping op hun eigen grondgebied (voor Nederland: ca. E 1,7 mln op
jaarbasis over 10 jaar = E 17 mln.
De kosten van de projectorganisatie komen voor 50% voor rekening van elk
der partijen (voor Nederland: 50% van E 11 mln = E 5,5 mln).
Tevens wordt in het totale plaatje een oude Belgische renteschuld met
betrekking tot de Rijn-Scheldeverbinding ingelost (ca. E 1,0 mln).
De dekking voor de kosten aan Nederlandse kant zal zo veel mogelijk worden
verwerkt in de Voorjaarsnota en/of de begroting voor 2006. Indien de
provincie Zeeland zich bereid verklaart de uitvoering en regie van het
natuurpakket in Nederland op zich te nemen zal het kabinet haar de daartoe
benodigde middelen ter beschikking stellen.
Samenwerking bij beleid en beheer in het Schelde-estuarium
De Langetermijnvisie Schelde-estuarium heeft een streefbeeld geformuleerd
voor het jaar 2030, waaraan de Nederlandse en Vlaamse regeringen zich beide
in 2001 hebben gecommitteerd. De Ontwikkelingsschets bevat een pakket
maatregelen die geëffectueerd moeten worden tegen het jaar 2010. De Vlaamse
en Nederlandse regeringen willen zich bij hun afspraken dan ook niet
beperken tot de korte een middellange termijn. Wij wensen de samenwerking
bij de formulering van het beleid voor, en de uitoefening van het beheer
van het Schelde-estuarium in het licht van het streefbeeld te intensiveren
met behulp van een verdrag. Wij hebben als doelstelling hiervoor de eerder
geciteerde formulering van het Memorandum van Vlissingen gekozen: het
ontwikkelen van het Schelde-estuarium als een gezond en multifunctioneel
estuarien watersysteem dat op duurzame wijze gebruikt wordt voor menselijke
behoeften, en wensen de samenwerking te richten op de drie geprioriteerde
functies:
bescherming tegen overstromingen,
toegankelijkheid van de Scheldehavens en
de natuurlijkheid van het fysieke en ecologische systeem.
Voor beide zijden staat hierbij voor alle functies het behoud van de
natuurlijke systeemkenmerken centraal. Zonder de combinatie van de
estuariene dynamiek, het meergeulenstelsel van de Westerschelde en het
meanderend karakter van de Zeeschelde dreigt de benedenloop van de Schelde
uit balans te raken en daarmee komen alle functies in gevaar. Het is dus
voor zowel Vlaanderen als Nederland van essentieel belang, deze balans vast
te houden. Eventuele toekomstige plannen met betrekking tot het estuarium
zouden daarom aan de geformuleerde doelstelling moeten worden getoetst.
Wij wensen deze samenwerking in te passen in het stroomgebiedbeheerssysteem
van de Schelde, en hiermee meerwaarde te geven aan de invulling van
europeesrechtelijke en andere internationale verplichtingen. Wij voorzien
een simpele, efficiënte en transparante structuur, waarbij de bestuurlijke
en maatschappelijke organisaties in de regio nauw worden betrokken; ook de
betrokkenheid van de burger bij het besluitvormingsproces - dat snel,
soepel en zorgvuldig zal moeten zijn - wordt verzekerd. De structuur zal
bestaan uit een politieke en een ambtelijke pijler, welke laatste wij zien
als een voortzetting van de huidige Technische Scheldecommissie,
ondersteund door een secretariaat. Over de vormgeving van de samenwerking
hebben wij advies gevraagd aan het OAP.
Nautisch beheer en loodsdiensten in het Scheldegebied
Wij willen de afspraken bekrachtigen die op het hoogste Nederlandse en
Vlaamse ambtelijke niveau zijn gemaakt ten aanzien van het nautisch beheer
en de loodsdiensten in het Scheldegebied, om verder invulling te geven aan
het kader dat neergezet is in het Memorandum van Vlissingen.
Zo zullen wij, vanuit het gezamenlijke belang van een veilige en vlotte
scheepvaart, aan de Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart de
opdracht geven om, in overleg met de Scheldehavens, optimaal invulling te
geven aan de nautische ketenbenadering (kortgezegd de geïntegreerde
verkeersafwikkeling vanaf zee tot aan de aanlegplaats, of omgekeerd, en de
daarvoor vereiste samenwerking tussen organen van het gemeenschappelijk
nautisch beheer en de Scheldehavens). Daarbij streven wij ernaar het
gemeenschappelijk nautisch beheer, dat vanaf 2003 reeds de facto wordt
uitgevoerd, per 1 januari 2006 via een verdrag te formaliseren.
Wij willen de afspraak herbevestigen om per 1 januari 2008 de
loodsgeldtarieven voor de vaart op Antwerpen en de vaart op Rotterdam
volledig te ontkoppelen en dit tijdig verdragsrechtelijk te formaliseren.
Wij zullen de in de Permanente Commissie vastgestelde bandbreedte
bekrachtigen waarbinnen jaarlijks geleidelijk naar de volledige
ontkoppeling per 1 januari 2008 kan worden toegewerkt. Ook deze bandbreedte
wensen wij per 1 januari 2006 in een verdrag vast te leggen. Dit maakt het
mogelijk dat in de periode tot 2008 de tarieven tussen de vaart op
Antwerpen en de vaart op Rotterdam al verder kunnen divergeren.
Tot slot steunen wij de afspraken die in het kader van verdergaande
samenwerking tussen beide loodsdiensten zijn gemaakt met betrekking tot de
totstandkoming van een maximaal kostenefficiënte, kostendekkende en
veilige(r) loodsdienstverlening in een consortium Unie van Loodsdiensten
Scheldemonden. Solide financiering van het consortium zal mogelijk worden
gemaakt door de introductie van kostendekkende tarifering van de
Scheldevaart (vaart van en naar de Vlaamse havens) door Vlaanderen. Dit zal
er toe leiden dat per 1 januari 2009 sprake zal zijn van een kostendekkende
beloodsing van de Scheldevaart, inclusief het aandeel van de Nederlandse
beloodsing daarin. Vanaf dat moment zal de Scheldevaart dan ook geen
Nederlandse kruissubsidie meer ontvangen. In de relatief korte aanloop
(periode 2006 tot en met 2008) naar die gewenste situatie zal de
kruissubsidie aan de Scheldevaart worden gehandhaafd.
In het kader van het nautisch beheer en loodsdiensten ligt thans een
zorgvuldig uitonderhandeld en uitgebalanceerd onderhandelingsresultaat
voor. Wij staan op het punt om een aantal al jarenlang slepende discussies
hierover met Vlaanderen tot een goed einde te brengen. De ontkoppeling van
de loodsgeldtarieven, het totstandkomen van kostendekkende tarifering van
de Scheldevaart en het stopzetten van de Nederlandse kruissubsidie aan de
Scheldevaart per 1 januari 2009, is voor Nederland zowel vanuit
beleidsmatig als historisch perspectief van groot belang. Bij meerdere
gelegenheden hebben de opeenvolgende Nederlandse ministers bij hun Vlaamse
collega's aangegeven dat het politiek/maatschappelijk en vanuit het oogpunt
van marktwerking niet (veel) langer aanvaardbaar is dat "Rotterdam
Antwerpen subsidieert". In dat verband is onder meer gewezen op het belang
van een kostendekkende beloodsing (solide financiering) van het Nederlands
aandeel in de Scheldevaart. Het Loodswezen en de Nederlandse sector
(scheepvaart en havenbedrijfsleven) zitten in dit verband op dezelfde lijn.
Daarbij beschouwt het Loodswezen de structureel solide financiering van het
Nederlands aandeel in de Scheldevaart bovendien als een conditio sine quo
non voor een constructieve samenwerking bij de lopende uitwerking van het
kabinetsbesluit van 18 juni 2004 inzake de nadere besluitvorming terzake de
introductie van marktwerking bij het loodsen van zeeschepen.
Veiligheidsrisico's transport gevaarlijke stoffen
Bij brief DGG/V-04/005552/VV van 9 november 2004 bent u geïnformeerd over
de risico's van het transport gevaarlijke stoffen over de (Wester)schelde.
De belangrijkste conclusie is dat de externe veiligheid nu voldoet aan de
(Nederlandse) normen. De Ontwikkelingsschets laat zien dat dit ook in 2010
en 2020 het geval zal zijn en (uitgezonderd extreme scenario's) ook in
2030. Met dit als achtergrond staat nog het volgende te doen:
Rampenbestrijding
De verantwoordelijke regionale overheden en het ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksaangelegenheden hebben zorgen of de
rampenbestrijdingscapaciteit in Zeeland wel adequaat is. Momenteel wordt
hiervoor in opdracht van ministerie van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksaangelegenheden een quick scan uitgevoerd. Dit betreft alle
transportmodaliteiten en industrie in Zeeland. Uit de onderzoeken die ten
behoeve van het opstellen van de Ontwikkelingsschets zijn uitgevoerd is
geen directe relatie tussen de verruiming en de externe veiligheid
gebleken. De inschatting van de eerste ondergetekende is dat het transport
ook niet zodanig wijzigt dat de vraag naar rampbestrijdingscapaciteit
significant verandert. Daarom heeft dit ook geen onderdeel uitgemaakt van
de onderhandelingen met Vlaanderen. Het is wel (reeds in de huidige
situatie) een aandachtspunt voor beide landen. Afhankelijk van de
resultaten van de quick scan zal voor Nederlands grondgebied in ieder geval
besloten moeten worden of maatregelen nodig zijn, waarbij
grensoverschrijdende samenwerking meerwaarde kan hebben.
Consolideren veiligheidssituatie
Om er voor te zorgen dat de situatie aan de normen blijft voldoen worden de
volgende acties genomen:
- onder leiding van de Permanente Commissie van Toezicht op de Scheldevaart
wordt onverminderd verder gewerkt aan de nautische veiligheid. Dit geheel
conform het motto van de Nota Mobiliteit: permanente verbetering.
- ontwikkelingen in de industrie die aanmerkelijke veranderingen geven in
scheepvaartverkeer en/of transport van gevaarlijke stoffen en
ontwikkelingen in kwetsbare bestemmingen worden gemonitord en getoetst aan
de normen.
Kanaalzone Gent-Terneuzen
In de aanloop naar het akkoord met Vlaanderen over de Ontwikkelingsschets
is door de regio waarin het Kanaal Gent-Terneuzen ligt (de z.g. Kanaalzone)
nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de problematiek van de nautische
toegang tot het kanaal. Naar aanleiding daarvan hebben de toenmalige
minister van Mobiliteit van Vlaanderen, de heer G. Bossuyt, en de tweede
ondergetekende op 19 september 2003 de heren H. Balthazar (destijds
gouverneur van Oost-Vlaanderen) en W. van Gelder (Commissaris der Koningin
van Zeeland) gevraagd, het probleem in kaart te brengen van de nautische
toegang en meer duidelijkheid te verschaffen over de mogelijke toekomstige
diepte van het Kanaal Gent-Terneuzen. Dit laatste was nodig in verband met
de tunnelvariant voor een verbetering van de kruising van dit Kanaal nabij
Sluiskil. Beide heren hebben een advies uitgebracht en dit aan de minister
van Mobiliteit van Vlaanderen en de eerste ondergetekende aangeboden(3).
Dit advies en het Verdrag betreffende het kanaal Gent-Terneuzen uit 1960(4)
zijn voor Nederland aanleiding om (in samenwerking met de Vlaamse
administratie) een eerste verkennend onderzoek uit te voeren. Deze
verkenning zal er op gericht zijn meer duidelijkheid te verkrijgen over de
dimensies die moeten worden gehanteerd in verband met de planontwikkeling
rond de tunnel bij Sluiskil. Het onderzoek wordt gedaan om te voorkomen dat
Vlaanderen en Nederland worden geconfronteerd met een te ondiepe tunnel bij
Sluiskil, mocht op lange termijn tot investeringen terzake van het Kanaal
worden besloten, Dergelijke investeringen zullen vanzelfsprekend binnen het
raam van de gebruikelijke procedures moeten plaatsvinden. Op verzoek van
Vlaanderen zal intussen in het studietraject over de kanaalkruising bij
Sluiskil met twee gelijkwaardige varianten van de diepteligging van het
tunnelalternatief worden gewerkt, te weten de huidige kanaaldiepte van
13,50 meter en een diepte van16 meter.
Naar aanleiding van het Advies van het Overleg Adviserende Partijen
(bijlage 3) heeft het kabinet tevens besloten om binnen het MIT middelen te
herprioriteren ten behoeve van ontsluitende infrastructuur voor de Zeeuwse
havens. De start van de voorgenomen realisatie van het goederenspoor-
project VERA/Lijn 11 zal worden doorgeschoven naar 2014 en de hierdoor
tijdelijk vrijvallende middelen zullen deels (E 80 miljoen) worden ingezet
ten behoeve van de verbetering van de Nederlandse weg-infrastructuur tussen
de A58 en het snelwegennet in Vlaanderen (N49), de zogenaamde N62. Voor het
zuidelijke deel van de N62 (de Tractaatweg) komt een bedrag beschikbaar
ter grootte van de kosten van grondverwerving in de Hedwigepolder (zie de
passage over kostentoedeling). Vlaanderen heeft voorts toegezegd de
aansluiting van de weg op Vlaams grondgebied te willen realiseren. De
Provincie Zeeland voert momenteel een businesscase uit waarin de
financiering van de Sluiskiltunnel wordt uitgewerkt. Voor de volledigheid
merk ik op dat een ander gedeelte van de vrijvallende middelen (E 100
miljoen) als bijdrage voor het ontbrekende gedeelte van de A-4 Zuid in
Noord-Brabant zal worden ingezet. Hiermee wordt een verbetering van de
bereikbaarheid tussen Nederland en België bewerkstelligd. Een beperkt
gedeelte van de benodigde middelen voor het project VERA/Lijn 11 blijft
gereserveerd in het MIT t/m 2014. Het restant van de middelen voor VERA zal
daarna beschikbaar komen. De verschuiving van de start van VERA naar 2014
betekent dat het project financieel doorloopt na 2014. Aangezien de
verschuiving van VERA voor 2014 leidt tot beschikbaarheid van middelen (180
mln.) voor weginfrastructuur (N62 en A4), wordt de verschuiving na 2014
weer gecompenseerd uit de middelen voor weginfrastructuur (180 mln.), zoals
die gereserveerd zijn in de doorkijk van het MIT 2015-2020.
Ter afsluiting
Wij zijn ervan overtuigd dat met bovenbedoelde afspraken een belangrijke
stap wordt gezet naar een betere, hechtere en intensievere relatie met
Vlaanderen op een gebied dat eeuwenlang het karakter heeft gehad van een
splijtzwam. Wij hebben niet alle geschillen opgelost, maar hebben wel het
gevoel dat deze meer beheersbaar worden gemaakt zonder dat dit wezenlijk
ten koste gaat van de belangen van elk van ons afzonderlijk, en dat
hiermee de kansen om meer dan de som der delen te bereiken in een
grensoverschrijdende context aanzienlijk zullen toenemen. Dit komt al tot
uiting door het feit dat de dialoog over de grens inmiddels is geopend. Wij
achten het van groot belang dat deze ontwikkeling zich voortzet, en dat wij
hierbij uw actieve steun ontvangen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
-----------------------
(1) Het "Tweede Memorandum van Overeenstemming tussen Vlaanderen en
Nederland met betrekking tot de onderlinge samenwerking ten aanzien van het
Schelde-estuarium" (verder te noemen: "Memorandum van Vlissingen"), alsmede
het "Memorandum van Overeenstemming tussen Vlaanderen, Nederland, de
provincie Antwerpen en de provincie Zeeland met betrekking tot de
onderlinge samenwerking ten aanzien van de reductie van de
veiligheidsrisico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de
Beneden-Zeeschelde en de Westerschelde" (brief van de Minister en de
Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer van 11 maart
2002, nr. DGW/IG 2002/599). Het eerstgenoemde Memorandum was het vervolg op
het zgn. Memorandum van Kallo van 5 februari 2001 (brief van de Minister
van Verkeer en Waterstaat aan de Tweede Kamer van 6 februari 2001, 26980
nr. 9).
(2) Dit komt overeen met het traject tussen Gent en de zeemonding, oftewel
de Vlaamse Zeeschelde en de Nederlandse Westerschelde, inclusief de Vlakte
van de Raan in het mondingsgebied.
(3) Visie voor de verbetering nautische toegang Kanaal Gent-Terneuzen -
eindadvies. Gent/Middelburg, 15 november 2004.
(4) Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk België
betreffende de verbetering van het kanaal van Terneuzen naar Gent etc.
(artikel 26), Brussel, 20 juni 1960.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat