Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

Staatssecretaris van Geel gaf zijn reactie op het State of the World rapport 2005 van het Worldwatch Institute en besprak de relatie tussen onder meer milieudegradatie en wereldwijde veiligheid tijdens het symposium State of the World 2005: Redefining Global Security, op 28 februari in het Vredespaleis in Den Haag

Dames en heren,

Dank voor de uitnodiging om deel te nemen aan het symposium State of the World 2005; redefining global security. Een toepasselijker locatie dan het Vredespaleis voor een bijeenkomst als deze is welhaast ondenkbaar. Het Vredespaleis staat immers symbool voor internationale conflictbeheersing, rechtspraak en rechtvaardigheid. Ik zou bijna maatwerk vermoeden. Het Vredespaleis is in 1913 gebouwd, dus die prestatie moet geleverd zijn met een vooruitziende blik van zo'n honderd jaar.

Vandaag staat het recente rapport van het Worldwatch Institute centraal; State of the World 2005. Dit rapport zet helder uiteen waarom duurzame ontwikkeling noodzakelijk is. Veel problemen op milieugebied hebben, zoals u weet, te maken met hoe wij consumeren en produceren. Gelukkig leeft na de WSSD in Johannesburg in 2002 wereldwijd de overtuiging dat wij er met z'n allen nieuwe of andere consumptie- en productiepatronen op na moeten gaan houden om iets te kunnen doen aan milieuproblemen, klimaatverandering, grondstoffenschaarste, armoedebestrijding en in het verlengde daarvan ook veiligheidsvraagstukken. Milieuvervuiling veroorzaakt uiteindelijk schaarste aan water en andere natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen. Die schaarste kan, als wij niet oppassen, tot grote maatschappelijke instabiliteit leiden. En dat laatste betekent een groot risico op zeer onveilige situaties en zelfs oorlogen, met alle gevolgen van dien. Ik wil u een voorbeeld geven van iets dat recentelijk speelde in Nederland.

De mondiale vraag naar energie zal tot 2030 met zo'n 50 tot 60 procent toenemen. Tweederde daarvan komt van zich snel ontwikkelende landen, zoals India en China. Om de komende drie decennia in die behoefte te voorzien, zijn er gigantische investeringen in de energiesector nodig. Het gaat dan echt om duizenden miljarden euro's. Alles wijst erop dat wij de komende decennia vooral aardgas, olie en kolen zullen blijven gebruiken. Dat zijn voorraden die eindig zijn. Dus wij zullen moeten waken voor een, zoals mijn collega minister Bot van Buitenlandse Zaken het noemt, mondiale Great Game over olie, gas en andere grondstoffen; een strijd om de invloedssferen dus. Dit zou de spanningen in de wereld verhogen, het zou de spreiding en de groei van welvaart wereldwijd afremmen. Bovendien wordt het dan lastiger om andere problemen, zoals terrorisme en klimaatverandering gezamenlijk aan te pakken.

Kort gezegd: De energiebehoefte stijgt explosief, terwijl de voorraad fossiele brandstoffen afneemt. Dat levert het risico op dat landen elkaar gaan beconcurreren op brandstof. Een energieomslag is dus noodzakelijk.
Voor Europa geldt bijvoorbeeld dat naarmate de Noorse en Britse olievoorraden en de Nederlandse gasbel slinken, Europa voor zijn energievoorziening steeds afhankelijker wordt van andere, vaak instabiele landen buiten Europa. Voor Nederland betekent dit verminderde energiezekerheid, maar ook een einde aan de miljardenmeevallers voor onze schatkist, zo onderstreepte overigens ook Bot.
Er liggen wat mij betreft een paar zaken voor de hand om te doen. Wij moeten allereerst vanzelfsprekend zuiniger met energie en grondstoffen omspringen, en eco-efficiënt werken. Dat betekent dat er meer energiezuinige producten en zuinige, schone auto's op de markt moeten komen. Verkeer is immers in belangrijke mate verantwoordelijk voor de CO2-uitstoot, dat het broeikaseffect veroorzaakt. Maar dat zal niet genoeg zijn. Wij moeten in Europa bovendien meer halen uit alle mogelijkheden die voor handen zijn om aan energie te komen. Dat betekent meer inzetten op zonne-energie en windenergie, en zelfs dan zal er meer nodig zijn. Wij moeten daarom alle opties openhouden, inclusief die van schone kernenergie.

Begrijp mij niet verkeerd. Het is geen pleidooi voor kernenergie, maar ik wil wél de discussie openhouden. En die discussie wil ik voeren zonder dogma's. Wij moeten af van onze afhankelijkheid van olie, gas en kolen, van de traditionele brandstoffen dus, die moeten komen uit andere, instabiele landen. Niet alleen om internationale conflicten te vermijden, maar ook omdat die fossiele brandstoffen grote schade aan het klimaat en het milieu toebrengen; luchtvervuiling, klimaatverandering. Wij moeten dus zoeken naar andere vormen van energie, die duurzaam zijn en minder schadelijk voor het klimaat en milieu. Schone kernenergie moet dus in beeld blijven als optie. Dat is ook de reden dat ik niet zonder meer wil besluiten om de enige kerncentrale in Nederland (Borssele) te sluiten.

Ik wil weer terug naar het rapport waar het hier vandaag om gaat, en naar de specifieke onderwerpen die daarin centraal staan. Ik zal u natuurlijk niet overladen met eindeloze lijst van reacties op alle onderwerpen die het rapport beschrijft. Ik zal u wel aangeven wat naar mijn idee speerpunten zijn op het gebied van duurzaam produceren en consumeren, en welke ambities daarbij nodig zijn.

Ik ben verheugd dat het initiatief voor deze bijeenkomst ook is gekomen vanuit de producenten. De heer Van Melle,van wie ik de uitnodiging ontving, heeft met zijn bedrijf een goede reputatie verworven vanwege zijn baanbrekend werk op het gebied van duurzame ontwikkeling. Wat mij betreft Clean, Clever and Competitive avant la lettre. Clean, Clever and Competitive was hét centrale milieuthema tijdens mijn Nederlands voorzitterschap. Niet voor niets, want het biedt bij uitstek de gelegenheid om win-winsituaties voor milieu én economie te benutten, op weg naar duurzaamheid. Milieuvriendelijke innovaties kunnen de Europese concurrentiekracht versterken. Eco-efficiënte innovaties dragen op alle niveaus bij aan die concurrentiekracht. Bedrijven kunnen een hoop kosten besparen door efficiënt om te springen met energie en grondstoffen. Het maakt bedrijven ook minder afhankelijk van fluctuerende importmarkten. Eco-efficiënte innovaties zijn een kosteneffectieve manier om aan Europese en mondiale milieudoelstellingen te voldoen. Het leidt tot minder afval en minder uitstoot van vervuilende stoffen. De innovaties kunnen niet interessante, nieuwe markten creëren voor het bedrijfsleven (ontwikkelen van innovaties dus), maar ook nieuwe exportmarkten naar landen als China en India.

Er zijn inmiddels al veel innovatieve producten ontwikkeld, maar die komen niet altijd even gemakkelijk op de markt. Dit marktperspectief moet beter. Daar zijn verschillende mogelijkheden voor; bijvoorbeeld door milieukosten in de prijzen door te berekenen, door als overheid een groen inkoopbeleid te voeren, fiscale prikkels te geven en het afschaffen van subsidies aan milieuschadelijke activiteiten en producten. Geld wat met deze laatste maatregel vrijkomt, zou dan weer besteed kunnen worden aan duurzame energie, schonere technologie en schoner produceren.

Dit moet de marktpositie van eco-efficiënte innovaties verstevigen. De producten krijgen een goede reputatie, en kunnen bovendien, in tegenstelling tot hun vervuilende en schadelijke tegenhangers, voldoen aan toekomstige, strengere wettelijke eisen. Wat het laatste betreft, verwacht ik van maatschappelijk verantwoord opererende ondernemers dat ze niet gaan zitten wachten tot er strengere eisen uit Den Haag of Brussel komen, maar dat ze hun eigen verantwoordelijkheid al veel eerder nemen en zelf een duurzaam proces in gang zetten.

Naast alle fiscale maatregelen die de overheid kan nemen, zet de overheid zoals gezegd ook in op een groen aanbestedingen- en aanschaffingsbeleid. Een voorbeeld daarvan is dat Nederland ernaar streeft alleen duurzaam geproduceerd hout aan te schaffen en te gebruiken, bijvoorbeeld in de woningbouw, in havens en overheidsgebouwen. Zo moeten de bossen beschermd worden en de illegale houtkap worden tegengegaan.

Zonder duurzame productie kan er immers geen duurzame consumptie zijn.

Hoe nu de consument te bewegen schone, duurzame producten aan te schaffen en niet de vervuilende varianten. Daar zijn een paar dingen voor nodig. Allereerst moeten duurzame producten van een vergelijkbaar prijsniveau zijn als de niet-duurzame. Bovendien moet de consument kunnen achterhalen wat de eigenschappen van een product zijn. Een manier om de consument van deze informatie te voorzien, is de zogeheten lifecycle approach. Er ligt wederom een belangrijke verantwoordelijkheid bij de producent, ook bij de overheid trouwens, om dat daadwerkelijk voor elkaar te krijgen.
De consument moet uiteindelijk in staat zijn om door transparante informatie, eventueel via etikettering, en een evenwichtig prijzenstelsel tot een verantwoorde keuze te komen. We kunnen echter niet van de gemiddelde consument verwachten dat hij dit zelf gaat analyseren.
Ngo's, vooral de consumenten - en milieuorganisaties, kunnen hier een vitale rol spelen. Ook zij moeten de dialoog met het bedrijfsleven aan om tot een transparante bedrijfsvoering te komen. Verder is naar mijn idee het bekende vergelijkend warenonderzoek ten behoeve van de consument een belangrijk instrument, net zo als Benchmarking en Naming, Faming and Shaming om de consument te informeren.

Gelukkig hoeft de Nederlandse regering niet helemaal alleen te verzinnen hoe wij duurzaam kunnen gaan produceren en consumeren. Zo heeft UNEP de taak gekregen om het actieplan van Johannesburg uit te werken en een zogeheten Tien Jaren Raamwerkprogramma te ontwikkelen om tot Duurzaam Produceren en Consumeren te komen. Vorig jaar heeft de Europese Commissie een plan van aanpak opgezet, waarin verschillende onderwerpen centraal staan. Het gaat dan om vergroening van het belastingstelsel, afschaffen van schadelijke subsidies, bevorderen van transparantie, analyse van de levenscyclus van een product, bevorderen van hergebruik en recycling, verminderen van de afvalstroom en eco-labeling. Belangrijke initiatieven wat mij betreft. Maar nog belangrijker is dat grootgroeiers als China en India meedoen. Ik ga India en China vanaf deze plek natuurlijk niet voorzien van adviezen, maar het zal duidelijk zijn dat de toename van consumptieve bestedingen in bijvoorbeeld China duidelijk twee kanten heeft. Het is enerzijds toe te juichen omdat het economische en persoonlijke ontplooiing betekent, maar anderzijds heeft het grote gevolgen voor natuur, milieu en de grondstoffenvoorziening. Ik heb regelmatig contact met China en India, en heb zodoende gelukkig de indruk dat ook deze landen streven naar economische groei op basis van duurzaamheid en met duurzame energie.

Ik hoop dat deze bijeenkomst, en vooral ook het rapport van Worlwatch Institute, stevige stappen zijn op weg naar een meer duurzame State of the World.

Dank