kamervragen over over naleving van de Arbeidstijdenwet bij de politie
Antwoorden op kamervragen over over naleving van de Arbeidstijdenwet bij de
politie
10 maart 2005
Vragen van het lid Externe link De Wit (SP) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over naleving van de
Arbeidstijdenwet bij de politie.
---
1. Vraag
Kan de politie niet voldoen aan de Arbeidstijdenwet wegens werkdruk,
zodat agenten meer moeten overwerken dan die wet hen toestaat? Zo ja,
kunt u de omvang van het probleem beschrijven? Hoeveel uren worden er
op jaarbasis meer gewerkt dan mag, en hoeveel agenten zijn er nodig om
te zorgen dat de politie wel kan voldoen aan de wet? 1)
1. Antwoord
De politieorganisatie is een 24 uurs-organisatie waarbij het
werkaanbod gedeeltelijk tevoren bekend is en kan worden ingepland.
Daarnaast zal altijd rekening gehouden moeten worden met onvoorziene
omstandigheden als gevolg van de bijzondere aard van het politiewerk.
Als er sprake is van overtredingen van de Arbeidstijdenwet worden deze
veroorzaakt door een combinatie van werkdruk en roosterdruk. Een
opgesteld rooster kan niet altijd worden gehaald, soms door de
bijzondere aard van dit werk, soms door onverwachte ziekte van
collega's, prive-omstandigheden etc. Roosters zullen dan verschuiven
om aan de voor dat moment noodzakelijke politie-inzet te kunnen
voldoen. Gezien de aard van het werk waarbij zich veel onverwachte
gebeurtenissen voordoen en verschuivingen in het rooster is het
moeilijk overtredingen van de Arbeidstijdenwet te voorkomen.
Verbetering daarin ten opzichte van voorheen heeft mijn grote
aandacht. In de sector wordt hierin veel geinvesteerd. In het verleden
werd vooral gepland op basis van beschikbaarheid van personeel waarbij
werd gekeken welk werk kan worden verricht door de aanwezige
manschappen. Door de vraaggerichte planning van nu kan het aantal
verstoringen worden gereduceerd en wordt het planningsproces over de
gehele linie verbeterd.
De huidige Arbeidstijdenwet wordt belemmerend geacht voor de politie.
Dit geldt vooral voor kleine specialistische groepen, waarvan de
deskundigheid niet overdraagbaar is en die vaak en/of langdurig moeten
worden ingezet. Dit betreft vooral de arrestatieteams,
observatieteams, DKDB en specialistische recherchefuncties. Voor deze
groepen acht ik een grotere flexibiliteit in de regels omtrent arbeid-
en rusttijden noodzakelijk. Het merendeel van de ATW-overtredingen
wordt veroorzaakt door een hoge loyaliteit van de politie-ambtenaar en
werkgever met het politiewerk. Ik ben ervan overtuigd dat een
bedrijfsvoering die minder ATW-overtredingen oplevert nadelig is voor
de inzet van de politie. Ik zal dan ook op korte termijn in overleg
treden met mijn collega van SZW om te bezien of en in hoeverre de
voorgestelde veranderingen van de ATW de bedrijfsvoering van de
Nederlandse politie ten goede komen. Als het noodzakelijk is zal ik
een ATW-ontheffing voor de politie voorstellen. Daarbij zal een nieuw
evenwicht gezocht moeten worden in de doelstellingen van de
Arbeidstijdenwet nl. flexibele bedrijfsvoering in relatie tot de
veiligheid, gezondheid en welzijn van de politie-ambtenaren en de
combinatie van werk- en zorgtaken.
2. Vraag
Hoe gaat u dit probleem aanpakken? Gaat u zorgen dat er meer agenten
komen?
2. Antwoord
Het verbeteren van de inzet van het personeel heeft een belangrijke
impuls gekregen door het inzetten van het project optimalisatie
capaciteitsmanagement. Het is mijn overtuiging dat het aanstellen van
meer personeel geen oplossing is, tenzij daarvoor aanwijsbare oorzaken
zijn, zoals de recente situatie bij de DKDB. Het is een kwestie van
sturing, management, inzicht in de behoefte aan capaciteit door
systematische inzicht in de vraag naar politiezorg en werkzaamheden,
prioritering daarvan en periodieke evaluaties om van het verleden te
leren. Capaciteitsmanagement dient in elk korps een speerpunt te zijn
en ik zal via de daartoe geeigende kanalen de voortgang in de korpsen
blijven bewaken.
1) Nova, 1 maart jl.
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen terzake van het
lid Vos (GroenLinks), eveneens ingezonden 3 maart 2005, (vraagnummer
2040509810).
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties