ChristenUnie


Bijdrage spoeddebat onderzoek Inspectie Jeugdzorg in zaak S. Donderdag 10 Maart 2005 - 11:13

Bron: ongecorrigeerd stenogram

De heer Rouvoet (ChristenUnie): Voorzitter. Ik dank mijn collega's dat ik iets eerder mocht spreken. Door de enorme uitloop van het vorige debat krijg ik een geweldig agendaprobleem, maar ik wilde toch graag een bijdrage leveren aan dit debat. Wij zullen zeker ook de reactie van de bewindslieden volgen, zodat wij daar onze conclusies uit kunnen trekken. Ik zal het kort houden.

Ik ben het hartgrondig eens met de bewindslieden als zij zeggen dat het beeld dat naar voren is gekomen uit het inspectierapport ronduit schokkend is te noemen. Er wordt geconcludeerd dat het Bureau Jeugdzorg zijn taken niet goed heeft uitgevoerd, terwijl de inspectie al enkele malen eerder bij deze vestiging onderzoek heeft verricht en daarbij onvolkomenheden heeft aangetroffen. De kern van het probleem lijkt te zijn dat men langs elkaar heen werkt, elkaar niet aanspreekt of om hulp vraagt, dat de informatie niet altijd op de goede adressen terechtkomt en dat men informatie niet aan elkaar doorgeeft. Daar komt nog de coördinerende rol van de gezinsvoogden bij.

Ik was wel getroffen door de opmerking van mevrouw Kalsbeek dat zij zich afvroeg waar het meisje in die stukken was. Dat is een vraag die mij ook bekroop. Daarom is het ook goed dat dit in de brief van de bewindslieden heel erg centraal is gesteld. Het uitgangspunt hoort te zijn dat het kind centraal staat. Daar heeft het hier in ieder geval aan ontbroken. Het gaat mij er evenmin als mevrouw Kalsbeek om, een persoonlijk oordeel te geven over deze situatie, maar het is wel zaak dat wij kijken welke lessen er uit deze ernstige situatie te trekken vallen en hoe het anders moet. Het kan niet zo zijn dat wij het nalaten om maatregelen te treffen om dit soort situaties te voorkomen. Er mag geen sfeer van afschuiven blijven bestaan, niet bij dit Bureau Jeugdzorg en ook niet op andere plekken in de jeugdzorg.

Wij hebben een nieuwe Wet op de jeugdzorg, maar dat is kennelijk niet voldoende om dit soort situaties te voorkomen. Wij moeten de vreselijke situatie die hier is ontstaan niet veralgemeniseren, maar ik werp wel de vraag op of er een relatie bestaat tussen het niet naar elkaar kijken, het gebrek aan afstemming en informatie enerzijds en de gescheiden financiering anderzijds. Bij de behandeling van de Wet op de jeugdzorg is immers vastgesteld dat het feit dat er gescheiden financiering was, met als gevolg dat de mensen langs elkaar heen gin-gen werken, een van de belangrijkste aanleidingen was om de verschillende instanties samen te brengen. Zijn de bewindslieden van mening dat het overeind houden van de verschillende financieringsstromen, waarvoor ik de argumenten ken, mede debet is aan deze manier van werken? Ik hoor daar graag een reactie op.

Ik ben het eens met de minister als hij zegt dat de oplossing niet ligt bij het stellen van regels, maar bij partijen die hun professionele verantwoordelijkheid nemen en elkaar daarop aanspreken. Dat doen zij liever een keer te veel, al worden zij dan beticht van enige bemoeizucht, dan een keer te weinig.

Ik ben gesterkt in mijn opvatting dat gezinsvoogdij meer is dan alleen case management. Ik zeg dat niet om mijn gelijk te halen. Gezinsvoogdij heeft een directe band met hulpverlening. Daarom moeten wij ervoor waken om niet alleen maar in termen van case management te spreken. Bij de behandeling van de Wet op de Jeugdzorg hebben wij daarover uitvoerig gediscussieerd.

De les die ik uit deze situatie trek, is dat de keten kwetsbaar blijkt te zijn op de plaatsen waarop er knippen in zitten tussen de verschillende schakels, zoals tussen gemeenten en provincies. Er wordt veel gesignaleerd, ondersteund en geadviseerd. Maar de keten is erg lang en daardoor blijken kinderen tussen wal en schip te vallen. Dat is buitengewoon ernstig. Daarom zou het goed zijn om in algemene zin de werkwijze van de bureaus Jeugdzorg in kaart te brengen. Daarover zullen wij later zeker nog verder spreken.

Er is vaak op gewezen dat de gezinscoach een belangrijke rol vervult. Ik wijs ook op de rol van gemeenten, die daadwerkelijke bemoeizorg kunnen leveren. Door de gemeenten wordt betoogd dat hun zorg niet zou moeten stoppen met de indicatie dat een kind onder de verantwoordelijkheid van de Jeugdzorg komt. In de huidige situatie hebben zij er daarna niets meer over te zeggen. Daardoor mankeert het volgens hen aan een sluitende aanpak. Ik hoor graag een reactie van de bewindslieden op deze visie van de gemeenten.

Er is vaak gewezen op het enorme belang van eenduidige informatie- en registratie-systemen. Uit het rapport van de inspectie blijkt dat het voorkomt dat gegevens van verschillende instanties soms niet met elkaar in verband worden gebracht. Het is ongelooflijk cruciaal dat dit niet meer mogelijk is. Informatieverlies onderweg kan letterlijk dodelijke gevolgen hebben. VWS heeft naar mijn mening een rol om ervoor te zorgen dat de informatiesystemen tussen de verschillende zorginstellingen op provinciaal en gemeentelijk niveau op elkaar aansluiten. Ik vraag aan de bewindslieden welke voorzieningen daartoe naar aanleiding van deze situatie getroffen worden.
---