Raad van State
Persbericht
Raad van State: brandveiligheid nieuwbouw naast Amsterdams pakhuis
Wilhelmina onduidelijk
De Raad van State heeft vandaag (woensdag 9 maart 2005) in hoger
beroep geoordeeld dat uit het besluit waarbij bouwvergunning is
verleend voor nieuwbouw naast pakhuis Wilhelmina onvoldoende duidelijk
blijkt hoe het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam de
brandveiligheid heeft beoordeeld. De Raad oordeelt ook dat de
Amsterdamse rechtbank in een eerdere uitspraak ten onrechte rapporten
over de brandveiligheid buiten beschouwing heeft gelaten. In de
uitspraak wordt aangegeven hoe de bepalingen ter voorkoming van
brandoverslag tussen de twee gebouwen moeten worden toegepast. Gevolg
van de uitspraak is dat het college van burgemeester en wethouders
opnieuw op bezwaren van kunstenaars en van de Vereniging Pakhuis
Wilhelmina zal moeten beslissen.
Het college van burgemeester en wethouders heeft in 2003 vrijstelling
van het bestemmingsplan en een bouwvergunning verleend aan de
Ontwikkelingscombinatie Nieuw Amerika voor de bouw van het pand
"Chicago". "Chicago" wordt op een terrein aan de Oostelijke
Handelskade in Amsterdam gebouwd op een afstand van 2,65 meter van het
bestaande pakhuis. In het pakhuis zijn ateliers voor kunstenaars
gevestigd. Deze kunstenaars en de Vereniging Pakhuis Wilhelmina hebben
bezwaren tegen de nieuwbouw van "Chicago" onder meer vanwege de
brandveiligheidssituatie voor de naast elkaar gelegen panden. De Raad
van State heeft geoordeeld dat het college van burgemeester en
wethouders niet duidelijk heeft gemaakt aan welke regelgeving en op
welke wijze zij de toekomstige brandveiligheidssituatie heeft
getoetst. De Raad heeft daarbij aangegeven op welke wijze de
perceelsgrens moet worden getrokken voor de toepassing van de
brandvoorschriften. Dat was een probleem omdat "Chicago" deels over
het pakhuis heen wordt gebouwd.
De rechtbank in Amsterdam heeft in april 2004 het daar door de
kunstenaars en de Vereniging Pakhuis Wilhelmina ingestelde beroep
gegrond verklaard. De rechtbank heeft daarbij rapporten over de
brandveiligheid, waarom de rechtbank zelf had verzocht, buiten
beschouwing gelaten omdat het college van burgemeester en wethouders
die rapporten te laat in de procedure had ingediend. De Raad oordeelt
echter dat de rechtbank deze rapporten wel in haar oordeel had moeten
betrekken omdat de late indiening verband hield met de, door de
rechtbank, vervroegde zittingsdatum.
Klik hier voor de volledige (geanonimiseerde) tekst van de uitspraak
Zie het origineel
met zaaknummer 200403058/1.