inzake Facultatief Protocol bij VN-Verdrag tegen Foltering
Beantwoording kamervragen inzake Facultatief Protocol bij VN-Verdrag
tegen Foltering
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
Den Haag
Directie Mensenrechten en Vredesopbouw
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
9 maart 2005
Behandeld
Sandra Pellegrom
Kenmerk
DMV/MR-104/05
Telefoon
070-348 5039
Blad
1/4
Fax
070-348 5049
Bijlage(n)
sandra.pellegrom@minbuza.nl
Betreft
Beantwoording vragen van het lidVan der Laan (D66) over het
Facultatief Protocol bij VN-Verdrag tegen Foltering
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Van der Laan (D66) over het Facultatief Protocol
bij VN-Verdrag tegen Foltering. Deze vragen werden ingezonden op 25
februari 2005 met kenmerk 2040509350.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen
van het lid Van der Laan (D66) over het Optioneel Protocol bij
VN-Verdrag tegen Foltering.
Vraag 1
Waarom is de Nederlandse regering tot op heden niet overgegaan tot
ondertekening van het Optioneel Protocol bij het Anti-Folterverdrag
van de VN, ondanks eerdere beloften tot spoedige ratificatie? 1)
Vraag 2
Twijfelt de Nederlandse regering nog in verband met de relatie van het
Optioneel Protocol tot het werk van de Martelingencommissie van de
Raad van Europa? 2) Zo ja, is de kennelijke onduidelijkheid hierover
inmiddels opgehelderd?
Vraag 3
Waarom ziet de Nederlandse regering problemen in de verhouding tussen
het inspectieregime van het VN-Protocol - dat een wereldwijde
reikwijdte heeft - en het inspectieregime van het CPT, dat slechts het
grondgebied van de Raad van Europa betreft? Als er problemen zijn in
de verhouding tussen beide instanties, waarom heeft de regering deze
niet tijdens het onderhandelingsproces voor het Protocol ingebracht?
Vraag 4
Heeft de Nederlandse regering de intentie om tot de ratificatie van
het Protocol over te gaan? Zo ja, kunt u aangeven op welke termijn de
Nederlandse regering tot ondertekening van het Protocol zal overgaan?
Antwoord
Het is juist dat Nederland nog niet tot ondertekening is overgegaan.
De achterliggende reden daarvan is dat nog wordt bestudeerd wat de
precieze implicaties zijn van toetreding tot het protocol, met name
waar het gaat om de werklast die het protocol met zich mee zou kunnen
brengen en de relatie tussen het CAT-subcomité en het vergelijkbare
comité van de Raad van Europa (CPT). Bezien wordt op welke wijze
onnodige overlap tussen beide comités kan worden voorkomen. Tijdens
het onderhandelingsproces is hieraan reeds aandacht besteed, hetgeen
heeft geresulteerd in artikel 31 van het protocol dat oproept tot
consultatie en samenwerking om duplicatie te voorkomen.
Vraag 5
In hoeverre is het beleid om andere landen te bewegen tot ratificatie
over te gaan? Is het in het licht van recente onthullingen over
martelpraktijken in het kader van de strijd tegen het terrorisme (zie
ook uw antwoord op mijn eerdere vragen inzake het gebruik van deze
methodes in de rest van de wereld) 3) juist nu niet extra belangrijk
andere landen hiertoe te bewegen?
Antwoord
Nederland erkent het belang van het Facultatief Protocol waar het gaat
om het introduceren van een inspectieregime in die landen waar tot op
heden geen regionaal vergelijkbaar mechanisme actief is. Dit vindt
zijn weerslag in het EU-beleid, dat erop gericht is derde landen op te
roepen om toe te treden tot het Protocol.
Vraag 6
Wilt u deze vragen vóór 8 maart a.s. beantwoorden?
Antwoord
Vanwege buitenlandse verplichtingen heb ik deze antwoorden helaas niet
eerder dan op 9 maart aan de Kamer kunnen zenden.
1) "Nederland heeft zich binnen de EU steeds sterk gemaakt voor dit
Protocol, zich actief ingezet voor de lobbycampagne en zal zich
inspannen voor spoedige ratificatie," Jaarverslag van het minister van
Buitenlandse Zaken over 2002 (28 880, nr. 10, p. 23)
2) Brief van de minister van Financiën aan Amnesty International, d.d.
4 oktober 2004:
"The Netherlands has actively supported the adoption of the Optional
Protocol to the UN Convention against Torture, which it views as
further strengthening the Convention. Nevertheless, because some
clarification is needed with regard to the relation between the
Optional Protocol to the UN Convention against Torture and the work of
the Council of Europe's Committee for the Prevention of Torture and
Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT), the accession to
this Protocol is still under discussion".
3) Aanhangsel-Handelingen, nr. 749, vergaderjaar 2004-2005
Ministerie van Buitenlandse Zaken