PERSMEDEDELING VAN HET KABINET VAN Yves Leterme MINISTER-PRESIDENT VAN
DE VLAAMSE REGERING 08 maart 2005
Rondetafelconferentie Biobrandstoffen resulteert in concrete actiepunten om
de productie en het gebruik van biobrandstoffen in het verkeer te
bevorderen.
De standpunten die naar voren werden gebracht bij de
Rondetafelconferentie door de landbouworganisaties, de
bietsuikerkolom, de Belgische automobielfederatie en de
Belgische petroleumfederatie brengen allemaal, uiteraard
met de nodige nuances en kanttekeningen, nzelfde
doelstelling naar voren: zij zijn elk voor wat hun eigen
werkterrein bereid om hun verantwoordelijkheid op te
nemen en mee te werken aan de vooropgezette doelstelling,
het bevorderen van het gebruik van biobrandstoffen voor
het vervoer in Belgi.
De betrokken actoren hebben bij het einde van de
conferentie dit in een intentieverklaring vastgelegd.
Deze intentieverklaring geeft in eerste instantie de
voordelen van productie en gebruik van biobrandstoffen,
alsook de noodzakelijke randvoorwaarden die essentieel
zijn om de productie van biobrandstoffen in Vlaanderen en
Belgi mogelijk te maken en vervolgens de concrete
actiepunten waar ieder zijn verantwoordelijkheid in zal
opnemen.
Voor wat landbouwbeleid en het cordinerend beleid inzake
duurzame ontwikkeling betreft, garandeert de minister-
president dat hij hiermee direct van start zal gaan. En,
om in te gaan op recente uitspraken van de voorzitter van
de federale raad duurzame ontwikkeling zal hij vanaf
vandaag het concept dat achter duurzame ontwikkeling zit,
ook proberen duiden via concrete voorbeelden, zoals het
thema van de biobrandstoffen.
Het engagement van vandaag moet er toe leiden dat we de
kwantitatieve doelstellingen voor het gebruik van
biobrandstoffen proberen te realiseren. Dit zal niet
eenvoudig zijn, want op dit moment is er nog helemaal
geen gebruik van biobrandstoffen in het Vlaamse verkeer.
Dit in tegenstelling tot andere landen zoals Duitsland,
dat al een aantal jaar gebruik maakt van biobrandstoffen.
De minister-president is er van overtuigd dat we de
achterstand ten opzichte van de andere landen kunnen
beginnen inlopen en de Europese doelstellingen kunnen
halen.
Federaal minister van Leefmilieu Bruno Tobback en mijn
Vlaamse collega Kris Peeters hebben reeds de eerste
noodzakelijke wetgevende stappen ondernomen om de
kwantitatieve doelstellingen vast te leggen. Zowel in het
ontwerp van KB vanwege de heer Tobback als in de nota aan
de Vlaamse Regering vanwege de heer Peeters staat
letterlijk opgenomen dat Belgi (Vlaanderen) ernaar
streeft om op 31 december 2005 een hoeveelheid van 2%
biobrandstof op basis van de energie-inhoud van de totale
hoeveelheid benzine en diesel op de markt te brengen. Het
federale KB stelt dat dit streefcijfer jaarlijks zal
worden verhoogd om in 2010 op 5,75% vastgesteld te
worden.
Het is vanzelfsprekend dat deze streefcijfers niet zonder
bijkomende maatregelen zullen worden bereikt.
Met een landbouwareaal van 87.000 ha suikerbiet en
191.000 ha tarwe zouden we op basis van onze eigen
productie alvast in ruime mate de nodige grondstoffen
voor de productie van bio-ethanol moeten kunnen
aanleveren. Met een nationaal koolzaadareaal van ruim
5000 ha staan we echter voor de productie van biodiesel
nog nergens.We zijn er natuurlijk van overtuigd dat we
voor de productie van biobrandstoffen niet enkel
afhankelijk kunnen zijn van grondstoffen van Belgische
bodem, de mogelijkheid van invoer uit andere landen zal
moeten onderzocht worden. Maar, we moeten het ook niet
altijd even grootschalig bekijken. De Vlaamse landbouwer
kan ook voor eigen productie en gebruik van
biobrandstoffen instaan.
Voor de industrile toepassingen van biodiesel en bio-
ethanol met grootschalige en kapitaalintensieve
installaties zal Vlaanderen op relatief korte termijn
haar eigen industrile capaciteit hebben. Defiscalisering
van biobrandstoffen is hierbij noodzakelijk. Minister
Reynders heeft hier zijn verantwoordelijkheid genomen en
op dit moment wordt in overleg met de gewesten een
ontwerp van KB voorbereid.
Het zijn echter niet enkel de rechtstreekse betrokkenen
die wij in dit dossier willen responsabiliseren. Het is
in eerste instantie het beleid zelf die hierin haar
verantwoordelijkheid dient op te nemen.
De doelstelling van de richtlijn raakt aan verschillende
bevoegdheden over de verschillende beleidsniveau's heen
Ofschoon het klimaatbeleid op zich een overwegend
gewestelijke bevoegdheid is, wordt ook een belangrijke
federale energiebevoegdheid, met name de
bevoorradingszekerheid, in dit dossier betrokken. Verder
zijn er aanknopingspunten met een reeks andere
bevoegdheden die zich zowel op federaal als gewestelijk
vlak situeren. Op gewestelijk niveau zijn dit
hernieuwbare energiebronnen, klimaat en natuurlijk
landbouw. Op federaal niveau zijn de belangrijkste:
productnormering, prijsbeleid & accijnzen en
consumentenbescherming.
Vlaamse overheid