Derde jaarlijkse advies van de Commissie Taakstellingen en flankerend
beleid voor de beton- en metselzandvoorziening
december 2004
Colofon
december 2004
Opdrachtgevers: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal
Water
Interprovinciaal Overleg (IPO)
INHOUDSOPGAVE
1. Inleiding 6
2. Advies over invulling Taakstellingen voor beton- en metselzand in de
periode 1999 - 2008 7
2.1. De taakstellingen 7
2.2. Voorziening en behoefte 8
2.3. Invulling taakstelling door Verkeer en Waterstaat: 9
2.4. Invulling taakstelling door Provincies: 11
3. Stand van zaken implementatie van alternatieven voor beton- en
metselzand 12
3.1. Secundaire en vernieuwbare grondstoffen 12
3.2. Meer fijner zand in beton. 12
3.3. Beton- en metselzandwinning Noordzee 13
3.4. Beton- en metselzandwinning IJsselmeergebied 13
3.5. Beton en metselzandwinning Project Ruimte voor de Rivier 14
3.6. Meer import 14
4. Conclusie m.b.t. de invulling van de taakstellingen en de vraag naar
beton- en metselzand 15
5. Enkele beschouwingen m.b.t. ontwikkeling marktwerking voor de
bouwgrondstoffenvoorziening 16
5.1. Algemeen 16
5.2. Nota Ruimte 16
5.3. Aanpassing Ontgrondingenwet 16
5.4. Ontwikkeling projecten i.k.v. EU richtlijn Werken 16
Inleiding
Begin 2002 is door V&W en IPO een onafhankelijke adviescommissie
Taakstellingen en flankerend beleid beton- en metselzandvoorziening
ingesteld.
Voorzitter van de commissie is de heer dr. D.K.J. Tommel, ex-
staatssecretaris van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer. Namens V&W is dr. ir. G. Blom, voormalig
Directeur-Generaal van de Rijkswaterstaat als lid benoemd. Ir. M.A. van
Weel, voormalig Directeur van de provincie Noord-Brabant, is namens het IPO
als lid van de commissie benoemd.
De taak van de commissie is om jaarlijks advies uit te brengen over:
de ontwikkelingen in de vraag en het aanbod van beton- en metselzand;
de voortgang van de vergunningverlening voor nieuwe winlocaties in
landlocaties en de rijkswateren, in relatie met de afgesproken
taakstellingen, inclusief de "vangnet" voorzieningen
de voortgang van de inzet van beton- en metselzand vervangende materialen;
het proces van afbouw van de regierol van het Rijk van de beton- en
metselzandvoorziening in Nederland en de ontwikkeling van marktwerking
daarvoor.
De commissie heeft sinds haar start in 2002 een éénmalig advies over de
invulling van de taakstellingen uitgebracht en een tweetal jaarlijkse
adviezen over de ontwikkelingen in de vraag en het aanbod van beton- en
metselzand, de voortgang van de vergunningverlening voor nieuwe winlocaties
in landlocaties en de rijkswateren, de voortgang van de inzet van beton- en
metselzand vervangende materialen en de uitvoering van de afspraken van het
flankerend beleid.
Het zgn. 1e jaarlijkse advies (2002) van de commissie gaf mede aanleiding
tot het besluit van het Rijk om het dossier bouwgrondstoffen niet langer
tot een kerntaak van Verkeer- en Waterstaat te rekenen en de regie ten
aanzien van tijdige en voldoende voorziening van bouwgrondstoffen, in het
bijzonder voor beton- en metselzand, in het vervolg over te laten aan de
markt. In een brief van 23 mei 2003 (kamerstuk 28 600-XII, nr. 14) is de
Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgestelde nieuwe situatie en hoe deze
bereikt kan worden.
De rol van het rijk is in deze situatie vooral gericht op het stellen van
een nationaal ruimtelijk kader en het stimuleren van een duurzaam
grondstoffenbeleid. Provincies zullen ervoor moeten zorgen dat de
bouwgrondstoffenwinning volwaardig wordt meegewogen in de regionale
ruimtelijke plannen en de vergunningprocedures. Voor Rijkswaterstaat geldt
hetzelfde voor wat betreft de vergunningprocedures in de rijkswateren. Het
bedrijfsleven zal zich moeten richten op kwalitatief goede en
maatschappelijk verantwoorde projecten die voor winningen op het land in
nauw overleg met de betrokken gemeenten worden ontwikkeld.
In dit advies zal met name worden ingegaan op de invulling van de
taakstellingen door rijk en provincies, de ontwikkeling van de inzet van
alternatieven voor beton- en metselzand en de ontwikkeling van marktwerking
m.b.t. de winning en voorziening van beton- en metselzand. In de aanloop
naar dit advies heeft de Commissie gesprekken gevoerd met de Vereniging van
IndustrieZand- en Grindproducenten (IZGP) en met de Vereniging van
Ondernemingen van Betonmortelfabrikanten in Nederland (VOBN) en de
Branchevereniging Recycling Breken en Sorteren (BRBS).
Advies over invulling Taakstellingen voor beton- en metselzand in de
periode 1999 - 2008
1 De taakstellingen
Rijk en provincies hebben in 1997 de volgende bestuurlijke afspraken
gemaakt voor de winning van beton- en metselzand in de periode 1999-
2008 .
Vooralsnog wordt een totale landelijke taakstelling afgesproken van 170
mln ton voor de periode 1999-2008, 40 mln ton lager dan de prognose van de
behoefte in die periode, aan winning van beton- en metselzand waarvan is
uitgegaan ;
Over de taakverdeling voor winning van (vooralsnog) 170 mln ton over de
periode 1999-2008 was overeenstemming tussen IPO en V&W. De volgende
voorlopige taakstellingen werden overeengekomen:
|Vergunningverlener |Taakstelli| | |ng in mln | | |ton | |Groningen | 3,5 | |Drenthe | 4 | |Overijssel | 12 | |Flevoland | 1,5 | |Gelderland | 59 | |Utrecht | 5 | |Noord-Brabant | 21 | |Limburg | 27 | |Noord-Holland | 1,5 | |Zuid-Holland | 8,5 | |Totaal IPO |143 | |Totaal | 27 | |V&W/RWS(rijkswateren) | | |Totaal |170 |Er zal een breed gedragen implementatieplan alternatieven winning beton- en metselzand (PIA) worden opgesteld.
Doelen daarbij zijn:
+ meer secundaire grondstoffen ter vervanging van beton- en metselzand;
+ zo mogelijk beton- en metselzandwinning in het Nederlands deel van de Noordzee, indien mogelijk dit maximaliseren;
+ gemiddeld fijner zand toepassen in beton;
+ meer uit secundaire ontgrondingen en minder uit primaire ontgrondingen;
+ draagvlak creëren voor nieuwe beton- en metselzandwinningen in landlocaties.
Onlangs heeft de stuurgroep van het Project Implementatie Alternatieven Winning Beton- en Metselzand besloten om, vanwege de omslag in het Rijksbeleid, het project voorafgaande aan de fase van implementatie van beoogde beleidsinstrumenten te beëindigen. De in PIA kader uitgevoerde onderzoeken zijn goeddeels afgerond en hebben veel inzicht opgeleverd over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de alternatieven voor beton- en metselzand. Met de resultaten van die onderzoeken is in dit advies rekening gehouden.
Indien blijkt dat winning van beton- en metselzand uit de Noordzee reëel is, zal de totale taakstelling voor de provincies uit provinciale landlocaties met 9 mln ton worden verlaagd en de taakstelling voor V&W/RWS met 9 mln ton worden verhoogd (boven op hetgeen uit de Noordzee komt om het gat van 40 mln ton te dekken). De vermindering van de taakstelling zal dan ten goede komen aan de provincies Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland.
Afgesproken werd om in principe jaarlijks bestuurlijk overleg te voeren over met name de winning van beton- en metselzand. Naar aanleiding van de uitkomsten van het Implementatieplan alternatieven winning beton- en metselzand zullen V&W en IPO zo nodig de taakstellingsafspraken herzien.
Het kan nodig zijn dat de vergunningsinstanties (V&W/RWS en de provincies) tijdelijk voor elkaar inspringen. Gelet op de totaal vergunde en in voorbereiding zijnde winlocaties is dat ook reëel mogelijk. V&W en IPO spraken af dat de vergunningsinstanties zonodig tijdelijk voor elkaar inspringen bij tekorten met compensatie uiterlijk in de volgende taakstellingsperiode.
Tevens is afgesproken dat in voorbereiding zijnde winlocaties niet gestopt of vertraagd worden
In principe is er per vergunningsinstantie een vergunde voorraad (ijzeren voorraad) te winnen beton- en metselzand gelijk aan de helft van de afgesproken taakstelling per vergunningsinstantie.
De Commissie acht het langzamerhand minder zinvol om het nakomen van deze laatste afspraak te toetsen omdat er geen vervolg wordt gegeven aan het systeem van taakstellingen na 2008.
2 Voorziening en behoefte
In tabel 1 zijn de resultaten weergegeven van de monitoring van binnenlandse winning, inzet van secundaire grondstoffen en de import/export. De in deze tabel gepresenteerde getallen zijn afkomstig uit van elkaar onafhankelijke bronnen/metingen. Er is geen 100% zekerheid over de juistheid van de metingen. Er kan echter wel een duidelijke tendens uit worden afgeleid, zoals een afnemende binnenlandse winning en een toename van de import.
Tabel 1: overzicht gebruik, winning, secundair, import en export in periode 1998 t/m 2003
|1999 |23,5 |20,5 |1,3 |7,7 |7,5 |0,2 | |2000 |23,5 |23,1 |1,0 |12,5 |8,7 |4,2 | |2001 |25,7 |19,9 |1,0 |12,0 |6,3 |5,7 | |2002 |25,2 |16,7 |1,1 |15,3 |6,8 |8,5 | |2003 |23,8 |15,5 |1,1 |17,1 |6,5 |10,6 |Bronnen:
1) LCCO werkgroep inventarisatie gegevens;
2) Dienst Weg- en Waterbouwkunde van de Rijkswaterstaat
3) Rapport Stand van het Zand 2002, Enquete onder verbruikers, producenten en handelaren van beton- en metselzand, 2003 betreft voorlopige cijfers.
In 2003 is het beeld van de paar jaar daarvoor doorgezet. De winning in Nederland is verminderd en het import/exportsaldo stijgt verder (nu reeds 45% van het verbruik). De inzet van secundaire grondstoffen blijft marginaal.
In de vorige adviezen van oktober 2002 en december 2003 is de commissie uitgegaan van een totale behoefte aan beton- en metselzand van 220 mln ton in de periode 1999-2008, oftewel gemiddeld 22 mln ton op jaarbasis.
Omdat bekend is dat de realisatie van de woningbouw en de utiliteitsbouw al enige tijd in een dal verkeert heeft de Commissie aan het Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid (EIB) gevraagd hoe zij tegen de ontwikkeling van de bouwinvesteringen en dus de behoefte aan bouwgrondstoffen aankijkt. Het EIB verwacht voor de middellange termijn (tot 2009) een gemiddelde groei van 1,5 % per jaar. Deze lage verwachting wordt volgens het EIB vooral veroorzaakt door de ontwikkeling van de woningbouw (zie tabel 2).
Tabel 2. Vergelijk Bouwprognoses van VROM en EIB (mln euro, prijspeil 2002)
realisatie middellange mutaties (%)
termijn per jaar
2002 2003 2003 2004 2004 2008 2009 2005-2008 2005- 2009
CBS VROM EIB VROM EIB VROM EIB VROM EIB woningbouw
- nieuwbouw 9800 9870 9650 10690 9950 13760 10350 6,5 0,8
- groot onderhoud 5970 5980 5900 5950 5950 6240 6750 1,2 2,6
utiliteitsbouw
- nieuwbouw 8200 7600 7300 7160 6650 7970 7450 2,7 2,3
- groot onderhoud 3930 4120 3800 4330 3850 5260 4400 5,0 2,7
gww nwbouw/gr ond 7830 7730 7450 8070 7075 8360 7100 0,9 0,1
bouwinvesteringen 35730 35300 34100 36200 33475 41590 36050 3,5 1,5
mutaties (%) -1,2 -4,6 2,5 -1,8 3,5 1,5
Vooral met betrekking tot de ontwikkeling van de woningnieuwbouw is het EIB pessimistischer dan het ministerie van VROM. Voor de behoefteontwikkeling van beton- en metselzand betekent de EIB verwachting dat de omvang van de totale behoefte in de taakstellingsperiode 1999-2008 niet afwijkt van waar door de Commissie in de eerdere adviezen is uitgegaan (220 mln ton, gem op jaarbasis 22 milj. ton) Voor dit advies laat de Commissie zich, gelet op de huidige situatie in de woningbouw en het aflopen van de grote infrastructurele werken, leiden door de in haar ogen realistischer verwachting van het EIB en gaat wederom uit van een behoefte van 22 miljoen ton per jaar.
3 Invulling taakstelling door Verkeer en Waterstaat:
Uit de voortgangsrapportage van mei 2004 van het ministerie van V&W over de invulling van de taakstelling van 27 miljoen ton voor de periode 1999-2008 blijkt dat naar verwachting ca. 24 miljoen ton beton- en metselzand in die periode in de rijkswateren zal worden gewonnen. De taakstelling van het rijk zal worden ingevuld door winningen in de Noordzee, het IJsselmeergebied en het Rivierengebied incl. Limburg. Van de genoemde 24 mln ton is 14 mln ton afkomstig uit de Noordzee. Uit het Zandmaasproject komt 1,3 mln ton vrij. Bij regulier onderhoudswerk in de grote rivieren en het IJsselmeer zal ongeveer 8,9 mln ton vrijkomen. In totaal zal dus naar verwachting 3 mln ton minder gewonnen worden dan de taakstelling van 27 miljoen ton. Met winning op de Klaverbank wordt door Verkeer en Waterstaat in de prognose voor de invulling van de rijkstaakstelling geen rekening meer gehouden.
Naar mededeling van de Rijkswaterstaat zullen na 2008 naar verwachting de reguliere winningen in de rijkswateren op grofweg hetzelfde niveau doorgaan.
Dat geeft dan het volgende beeld:
|Noordzee |1,5 mln ton | | |jr | |Zld + ZH |0,4 mln ton | | |jr | |IJsselmeergebied |0,2 mln ton | | |jr | |Onderhoud Grote |0,1 mln ton | |rivieren |jr | |Totaal |2,2 mln ton | | |jr |Daarnaast is de verwachting op dit moment dat m.n. uit het IJsselmeergebied en uit het zandmaas/grensmaasproject nog ca. 2 mln ton/jr grof zand kan vrijkomen. Deze verwachting vloeit voort uit het feit dat er een initiatief ligt van het bedrijfsleven voor winning van beton- en metselzand in het IJsselmeergebied. De Rijkswaterstaat staat in beginsel niet afwijzend tegen een vergunningaanvraag.
De rijkswateren leveren dan ca. 4 mln ton beton- en metselzand per jaar, daarbij wordt aangetekend dat de verhouding bijmengzand/grof zand bij benadering 1:1 zal zijn, er van uitgaande dat het zand dat in het IJsselmeer zal worden gewonnen 0-2 tot 0-4 zand zal zijn.
De commissie constateert dat de invulling van de taakstelling 1999-2008 van het rijk voor de winning van beton- en metselzand tot nu toe vooral geschiedt met het zgn. fijne bijmengzand. Slechts 12 % van het in de rijkswateren gewonnen zand kan als beton- en metselzand worden gekwalificeerd. Het is niet uitgesloten dat een klein deel van het bijmengzand na classificatie anders gebruikt wordt (bijv. als ophoogzand of bij kalkzandsteenfabricage).
De Commissie heeft haar oordeel over de inspanning van het Rijk voor de invulling van de rijkstaakstelling beschouwd in het licht van de volgende vraagstelling:
Is er door het rijk voldoende gedaan om grof zand winbaar te maken?
De Commissie is van mening dat dit tot nu toe zeker het geval is. Het rijk heeft m.n. veel geïnvesteerd in onderzoek naar voorkomens van grof zand in de Noordzee. Ook vergunningverlening is daarbij geen limiterende factor. In het licht van bovenstaande vraag roept de Commissie het Rijk op om de kansen voor beton- en metselzandwinning bij de uitvoering van het project Ruimte voor de Rivier zo optimaal mogelijk te benutten. De Commissie is positief gestemd over het initiatief van het bedrijfsleven voor winning van beton- en metselzand in het IJsselmeergebied en vraagt V&W om dit initiatief zo veel mogelijk te faciliteren zodat winning van beton- en metselzand in deze IJsselmeerlocatie daadwerkelijk als mogelijkheid voor de invulling van de rijkstaakstelling kan worden benut. Het grove zand is aanwezig. Waarom dient zich geen gegadigde aan?
Uit het onderzoek naar voorkomens van grof zand in de Noordzee is gebleken dat er wel grof zandvoorkomens zijn, echter winbare hoeveelheden zijn nog beperkt aangetoond en bovendien tegen veel hogere kosten te exploiteren dan zand uit landlocaties of import. Een beleidsmatige belemmering, nl. dat niet dieper dan 2 meter mocht worden gewonnen is inmiddels opgeheven. Voor de winning van beton- en metselzand, dat veelal op grotere diepte ligt, en zand voor grote projecten is diepere winning toegestaan. Vergunningtechnisch zijn er geen belemmeringen. Dat initiatieven tot de winning van grof zand op de Noordzee uitblijven beschouwt de Commissie als een uitvloeisel van de beoogde marktwerking.
Gelet op het bovenstaande en omdat het merendeel van het zgn. bijmengzand, dat in de Noordzee wordt gewonnen, verwerkt wordt in beton acht de Commissie het acceptabel dat dit toegerekend wordt aan de invulling van de Rijkstaakstelling. De commissie concludeert dat desondanks de volledige invulling van de afgesproken taakstelling voor de periode tot 2009 onzeker is. De voortgangsrapportage van het Rijk (V&W) laat zien dat het Rijk niet volledig aan de in 1997 afgesproken 27 mln ton beton- en metselzand zal voldoen.
Bij de toerekening van het bijmengzand tot de invulling van de taakstelling acht de commissie een kanttekening op zijn plaats. De afzet van het bijmengzand is afhankelijk van de beschikbaarheid van grover materiaal om gezamenlijk verwerkt te worden tot regulier beton- en metselzand. Voor zover minder grof zand beschikbaar komt zal ook de inzet van dit bijmengzand minder kunnen worden. De commissie wijst vanuit dit oogpunt, nu ook gebleken is dat er geen technische belemmeringen zijn, op het grote belang om de productie van beton waarin meer fijner zand wordt verwerkt te stimuleren. Dit is volgens de Commissie een belangrijke verantwoordelijkheid voor (overheids)opdrachtgevers en het bedrijfsleven (betonproducenten en afnemers daarvan) gezamenlijk. De Commissie doet de aanbeveling aan de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat om bij de uitvoering van werken door de Rijkswaterstaat een voorbeeldrol invulling te geven door projecten uit te voeren waarbij zo veel mogelijk fijner zand in beton wordt gebruikt.
4 Invulling taakstelling door Provincies:
De provincies vertalen het landelijk beleid naar het provinciale niveau en zijn een belangrijk uitvoerder van het oppervlaktedelfstoffenbeleid. De provincies zijn bevoegd gezag in het kader van de Ontgrondingenwet voor ontgrondingen op landlocaties. Provincies maken RO plannen en ontgrondingen vormen daar een onderdeel van.
Het IPO heeft de staatssecretaris geïnformeerd over de invulling van de provinciale taakstellingen. Het IPO stelt dat de gezamenlijke taakstelling gehaald zal worden en heeft aangegeven hoe de provinciale taakstelling zal worden ingevuld. Uit de cijfers die de stand van zaken per 1 januari 2003 aangeven blijkt dat 133 mln ton beton- en metselzand geproduceerd is of direct aanbaggerbaar is. Er zijn positief getaxeerde vergunningen voor ongeveer 14 mln ton. Nu in voorbereiding zijnde projecten zouden tot en met 2008 nog eens 18 mln ton kunnen leveren. Uit deze cijfers blijkt dat de invulling van de provinciale taakstelling al vrijwel een feit is. Het gegeven dat er provincies zijn die meer zullen produceren dan de taakstelling en provincies die de taakstelling waarschijnlijk niet zullen halen is in dat licht bezien van minder belang.
Uit de cijfers van de rijks- en provinciale invulling van de taakstelling trekt de commissie de conclusie dat de gezamenlijke taakstelling van 170 mln ton zo goed als gehaald zal worden, mits de projecten die in de provincie Gelderland in voorbereiding zijn (Geertjesgolf en Over de Maas) in de taakstellingsperiode tot ontwikkeling komen.
De commissie constateert dat de grootschalige winningen in Noord-Brabant over enkele jaren ten einde zullen lopen. Het is de vraag of de geplande grote winningen in Gelderland de productie tijdig over kunnen nemen. De commissie maakt zich daarom zorgen over de continuïteit in de behoeftevoorziening. Dit kan ook gevolgen hebben voor de bedrijfscontinuïteit van de landelijke zandwinners. Door opname van de projecten Geertjesgolf en Over de Maas in de Nota Ruimte is tijdige realisering van deze projecten belangrijk dichterbij gekomen. De grootste productie van deze projecten zal echter pas na 2009 van de grond komen. De commissie acht het daadwerkelijk doorgaan van deze winningen voor de behoeftevoorziening en voor de bedrijfscontinuïteit van de landelijke winners van groot belang. De commissie constateert dat er, bijvoorbeeld in Noord-Brabant, nog weinig nieuwe initiatieven zijn voor projecten die doorlopen tot na 2009.
De regionale projecten, die in ongeveer een derde van de behoefte voorzien, zullen naar verwachting op ongeveer hetzelfde niveau doorlopen na 2008.
In de huidige taakstellingsperiode heeft Noord-Brabant 8 mln ton 'geleend' aan Gelderland. De commissie is van mening dat Gelderland, om deze lening terug te betalen zich nu sterk moet maken om naast de huidige initiatieven nog een locatie te ontwikkelen waar circa 8 mln ton beton- en metselzand gewonnen kan worden, die in de voorziening na 2008 kan bijdragen.
Stand van zaken implementatie van alternatieven voor beton- en metselzand
Hieronder volgt beschouwing van de stand van zaken van de alternatieven voor primaire winning van beton- en metselzand uit landlocaties.
1 Secundaire en vernieuwbare grondstoffen
Sinds oktober 2003 toen de Commissie haar 2e jaarlijkse advies uitbracht zijn er geen nieuwe cijfers of aanwijzingen die wijzen op een spoedige verandering in de inzet van secundaire vervangers voor beton- en metselzand. Door de betonmortelindustrie is tijdens onderhoud met de Commissie aangegeven dat zij o.m. door ketenbeheer, met als uitgangspunt de kringloop van het eigen product beton, invulling wil geven aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Naast een initiatief om te komen tot concretisering van het gebruik van betongranulaat in beton heeft de betonindustrie ook onderzoek gedaan naar de mogelijkheid tot gebruik van zanden uit secundaire grondstoffen, m.n. bouw- en sloopafval. De resultaten daarvan waren niet positief (teruglopen druksterkte, hoog gehalte aan verontreinigingen). De inschatting van de inzet van secundaire en vernieuwbare grondstoffen in het 2e jaarlijkse advies (max. 12 miljoen ton in de taakstellingsperiode 1999-2008) zal derhalve voor het onderhavige advies als gegeven door de Commissie worden gehandhaafd.
2 Meer fijner zand in beton.
De Commissie heeft kennis genomen van de resultaten van de tot nu toe uitgevoerde onderzoeken naar de mogelijkheden van toepassing van meer fijner zand in beton. Uit deze studies komt naar voren dat in ieder geval voor het toepassen van fijn zand 15/74 in beton vanuit betontechnologisch en milieukundig oogpunt alsmede qua regelgeving geen enkele belemmering geldt. Ondanks de positieve resultaten van de technische studies over meer fijner zand in beton komt het gebruik van beton met meer fijner zand nog niet echt van de grond. Een reden die hiervoor door de branche wordt aangedragen is dat t.g.v. het moeten spoelen en classeren van het fijne zand en de nodige toevoeging van extra cement of plastificeerder dit qua kostprijs in de huidige marktomstandigheden nauwelijks aantrekkelijk is. In het Implementatieplan alternatieven winning beton- en metselzand wordt de inzetmogelijkheid van meer fijner zand in betonmortel en betonproducten geraamd op 0,5 tot 2,6 mln ton per jaar. De betonmortelindustrie verwacht bij de betonmortelproductie een autonome toename van 0,5 mln ton fijner zand per jaar. Op langere termijn kan het toepassen van meer fijner zand in beton bijdragen aan een duurzame grondstoffenvoorziening. Vanuit het belang, ook op langere termijn, van een ongestoorde grondstoffenvoorziening voor de bouw in Nederland doet de Commissie een beroep op de branche om toch te blijven zoeken naar mogelijkheden voor het vergroten van het gebruik van meer fijner zand bij de verschillende betontoepassingen. Voorts is de Commissie van mening dat een zeker conservatisme bij de afnemer en de thans nog voldoende beschikbaarheid van regulier beton- en metselzand ook belemmerend werken.
Zoals al eerder door de Commissie opgemerkt kan een bijkomend effect van de bredere toepasbaarheid van fijner zand zijn dat winning van beton- en metselzand op m.n. de Noordzee eerder rendabel zal worden. Naar de mening van de Commissie is met betrekking tot het stimuleren van het gebruik van meer fijner zand ook een belangrijke rol weggelegd voor overheidsopdrachtgevers die bij de uitvoering van voorbeeldprojecten en het verplicht voorschrijven van het gebruik van beton met meer fijner zand de markt kunnen stimuleren hierop in te spelen. Binnenkort wordt het 1e praktijkproject met fijner zand uitgevoerd. Het betreft een wildtunnel in het project "Ombouw N59 naar autosnelweg A 59. De opdrachtgever is de provincie Noord-Brabant.
De Commissie is benieuwd naar het resultaat van het vervolgonderzoek fijner zand dat momenteel in het kader van het VIBO-onderzoeksprogramma (samenwerkingsverband tussen Verkeer en Waterstaat en Interprovinciaal Overleg (IPO)) wordt uitgevoerd. Dit onderzoek is bedoeld om in beeld te brengen welke belemmeringen er precies zijn en wat daar eventueel aan te doen zou zijn. De Commissie spreekt haar waardering uit voor het initiatief voor dit onderzoeksprogramma door IPO en Verkeer en Waterstaat. Vooral omdat de Commissie veel waarde hecht aan aandacht voor een duurzame bouwgrondstoffenvoorziening.
3 Beton- en metselzandwinning Noordzee
De afgelopen jaren is, in het kader van het projectplan Implementatie Alternatieven door het ministerie van Verkeer en Waterstaat voor beton- en metselzand veel geïnvesteerd in onderzoek naar de mogelijkheden van winning van beton- en metselzand in de Noordzee.
Dat heeft geleid tot de conclusie dat in de Kreftenheye formatie op de Noodzee naar verwachting, vanwege de relatief hogere kostprijs, vooralsnog geen winning van beton- en metselzand zal plaatsvinden.
In de voortgangsrapportage van de Rijkswaterstaat over de invulling van de taakstelling van het rijk voor de rijkswateren is geen melding gemaakt van initiatieven voor de exploitatie van beton- en metselzand uit de formatie van Kreftenheye. Op dit moment zijn er ook nog geen concrete initiatieven van de kant van het bedrijfsleven
Uitgaande van de gepresenteerde resultaten van het onderzoek naar de aanwezigheid en de economische winbaarheid van de voorraden beton- en metselzand in de Noordzee blijft de Commissie vooralsnog van mening dat op korte termijn geen investeringen in win- en verwerkinglocaties verwacht kunnen worden en dat het niet zal komen tot winning in deze taakstellingsperiode.
De Commissie handhaaft haar mening dat beton- en metselzandwinning in de Noordzee pas van de grond zal kunnen komen als blijkt dat in de behoefte aan dit zand niet op een goedkopere wijze kan worden voorzien. Zoals hiervoor reeds uiteengezet past dit naar de mening van de Commissie in het concept van marktwerking op het gebied van de bouwgrondstoffenvoorziening.
De aanleg van de Tweede Maasvlakte geeft in de visie van de Commissie de mogelijkheid om de zandwinning voor de aanleg van de Maasvlakte te combineren met de winning van beton- en metselzand. De Commissie beveelt aan om bij de voorbereiding van het project uitdrukkelijk te kijken naar de aanwezigheid van grof zand en in de vergunningvoorwaarden voor de Ontgrondingsvergunning op te nemen dat dit bij de uitvoering van het project selectief moet worden gewonnen en afgevoerd naar een klasseerinstallatie voor de productie van beton- en metselzand.
4 Beton- en metselzandwinning IJsselmeergebied
Winning van beton- en metselzand in het IJsselmeergebied vindt op dit moment nog niet plaats. Wel wordt uit de reguliere winningen (o.a. bijproducten van de kalkzandsteenzand winningen) enig beton- en metselzand op de markt gebracht.
In de voortgangsrapportage over de beton- en metselzandwinning in het IJsselmeergebied is gemeld dat er een initiatief is van een zandwinbedrijf voor een grootschalige diepe winning in een locatie in het IJsselmeer. Een MER procedure is gestart. De Commissie vindt dit een interessant initiatief en een voorbeeld dat het bedrijfsleven zijn taak goed oppakt. In de voortgangsrapportage over de invulling van de taakstelling van het rijk is al rekening gehouden met een bijdrage uit dit initiatief vanaf 2006. Op zich acht de Commissie dit een positief signaal over hoe het rijk in beginsel tegen de betreffende aanvraag aankijkt. De Commissie heeft echter ook geconstateerd dat er nog geen volledige duidelijkheid is omtrent de randvoorwaarden die zullen gelden bij de beoordeling van vergunningaanvragen. De Commissie adviseert om daarin spoedig verandering te brengen, zodat er duidelijkheid komt m.b.t. de verwachting in hoeverre het IJsselmeergebied kan bijdragen aan de behoeftevoorziening van beton- en metselzand, alsmede m.b.t. de verwachting die het bedrijfsleven mag hebben over het al dan niet kunnen krijgen van een ontgrondingsvergunning.
5 Beton en metselzandwinning Project Ruimte voor de Rivier
In de brief van 23 mei 2003 aan de Tweede Kamer schrijft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat:
"In de PKB Ruimte voor de Rivier zal ik waar mogelijk de secundaire winning van bouwgrondstoffen in het algemeen en beton- en metselzand in het bijzonder meenemen («werk met werk maken»)."
De Staatssecretaris herhaalt dit standpunt in haar brief van 8 november 2004 aan de Tweede Kamer inzake de voortgang van de afbouw van de regierol bouwgrondstoffenvoorziening door het rijk
De Commissie onderschrijft dit uitgangspunt, is blij dat er aandacht is voor combinatiemogelijkheden en beveelt aan om dit zoveel mogelijk te optimaliseren. Het zou jammer zijn om hier liggende kansen onbenut te laten. Het project Ruimte voor de Rivier is naar de mening van de Commissie bij uitstek geschikt om invulling te geven aan het in de Nota Ruimte geformuleerde beleid om de bouwgrondstoffenwinning in Nederland zo veel als mogelijk met maatschappelijk gewenste multifunctionele projecten in te vullen.
Juist de combinatie van verlaging van de uiterwaarden met de winning van bouwgrondstoffen geeft naar de mening van de Commissie wellicht mogelijkheden om de gewenste ruimte voor de rivier te realiseren. De Commissie vraagt zich af of deze mogelijkheden voldoende benut worden en pleit ervoor om zorgvuldig uit te zoeken of er mogelijkheden zijn voor optimalisatie.
De Commissie beveelt aan om bij de planvoorbereidingen op dit punt ook het bedrijfsleven in te schakelen. In dat verband wijst de Commissie op de initiatieven die 19 november 2003 door het bedrijfsleven zijn gepresenteerd om vanuit het perspectief van kansen voor verbetering van de ruimtelijke omgeving in samenwerking met betrokken overheden en belangengroeperingen projecten te ontwikkelen. Projecten die kunnen rekenen op draagvlak en bijdragen aan verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. De Commissie zal op dit punt te zijner tijd gaarne terug komen naar aanleiding van deel 1 van de PKB - Ruimte voor de Rivier.
6 Meer import
De verwachting die de Commissie in haar 2e jaarlijkse advies uitsprak over de mogelijkheid om door import vanuit Duitsland en Engeland de verwachte afname van de binnenlandse productie op te vangen is afgelopen jaar bevestigd. Het totale importsaldo is wederom toegenomen. Blijkbaar is import van beton- en metselzand tot op heden een economisch meer aantrekkelijk alternatief dan de inzet van secundaire grondstoffen, meer fijner zand en winning in de Noordzee.
Conclusie m.b.t. de invulling van de taakstellingen en de vraag naar beton- en metselzand
In onderstaande tabel is de omvang weergegeven van de minimale en maximale onzekerheid voor wat betreft de invulling van de benodigde hoeveelheid beton- en metselzand in de resterende taakstellingsperiode 2005 t/m 2008. Daarbij is uitgegaan van een behoefteraming van gemiddeld 22 mln ton per jaar.
| | | |Afspraak | |Onzeker in periode 2005| | | | | | |t/m 2008 | |IPO |12,5 |13 |13,5 |10 | |Rijk | 2,4 | 2,6 | 2,6 | 2,5 | |Alternatieven| 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | |Im-/exportsal|10,6 |10,6 |10,6 |10,6 | |do | | | | | |Totaal |26,7 |27,4 |27,9 |24,3 |De cijfers van het IPO in deze tabel zijn gebaseerd op de volgende aannamen:
De grootschalige productie in Brabant komt in de jaren 2003 t/m 2007 tot stand en stopt daarna geheel;
De productie in Gelderland neemt geleidelijk toe (vanwege locatie Vaalwaard en 2 kleinere projecten);
De in voorbereiding zijnde locaties Geertjesgolf en Over de Maas komen waarschijnlijk deze taakstellingsperiode tot productie; De provincies (op Brabant en Gelderland na) produceren jaarlijks ruwweg steeds dezelfde hoeveelheid.
De Commissie constateert wel een sterke afhankelijkheid van de importmogelijkheid m.n. uit Duitsland. Zij is echter van mening dat bij eventuele terugloop van die mogelijkheid niet direct gevreesd moet worden voor grote tekorten aan beton- en metselzand omdat zoals eerder in dit advies is geconstateerd er nog niet tot ontwikkeling gekomen (nu nog te dure) alternatieven voorhanden zijn (o.a. meer gebruik van fijner zand). De Commissie heeft zich voorgenomen op dit punt in het volgende jaarlijkse advies met een uitgebreide risicoanalyse te komen.
Enkele beschouwingen m.b.t. ontwikkeling marktwerking voor de bouwgrondstoffenvoorziening
1 Algemeen
In de brief van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 8 november 2004 aan de Tweede Kamer heeft zij aangegeven op welke punten door het Rijk actie is ondernomen om bestaande marktbelemmeringen voor de ontwikkeling van winlocaties op te lossen. De Commissie heeft met instemming kennis genomen dat al voor een belangrijk deel invulling gegeven wordt aan het oplossen van dergelijke knelpunten.
De Commissie heeft o.a. uit gesprekken met het bedrijfsleven afgeleid dat de keuze van het rijk om de bouwgrondstoffenvoorziening over te laten aan de markt inmiddels geaccepteerd is. Alle partijen lijken echter nog te zoeken naar de invulling van hun rol in de nieuwe situatie. In dat verband wijst de Commissie erop dat haar geluiden bereiken dat provinciaal beleid soms nog marktregulerende elementen bevat. Overheden mogen eisen stellen aan ontgrondingsprojecten. Eisen zoals met betrekking tot het afzetgebied van de gewonnen producten en eisen die bedoeld zijn om regionale winners te beschermen passen niet in het concept van marktwerking. Om invulling te geven aan de wens de bouwgrondstoffenvoorziening door maatschappelijk gedragen multifunctionele projecten te laten plaatsvinden, die mede door het bedrijfsleven geïnitieerd moeten kunnen worden, benadrukt de Commissie dat het noodzakelijk is dat alle partijen bereid zijn om samen te werken zodat van het begin af aan duidelijk is welke wensen er zijn en met welke belangen rekening moet worden gehouden. Alleen dan kan voorkomen worden dat een project in een laat stadium stagneert of niet uitvoerbaar blijkt. In dit licht gezien acht de Commissie de wijze waarop de voorbereiding van het project Geertjesgolf plaatsvindt, zonder betrokkenheid van het bedrijfsleven, niet optimaal.
2 Nota Ruimte
De Commissie heeft kennis genomen van de tekst van de paragraaf Bouwgrondstoffen in de Nota Ruimte. Het noemen van het belang van het doorgaan van de projecten Geertjesgolf en Over de Maas acht de Commissie van groot belang voor het bereiken van een situatie waarin de markt de verantwoordelijkheid voor een tijdige en voldoende voorziening van bouwgrondstoffen op zich neemt.
3 Aanpassing Ontgrondingenwet
De Commissie onderkent de noodzaak voor aanpassing van de Ontgrondingenwet vanwege een aantal marktbelemmerende onderdelen. De Commissie onderschrijft de keuze voor het op korte termijn aanpassen van de vigerende Wet boven de onderzochte alternatieven van het opnemen van de vergunningverlening in het WRO spoor of het totaal afschaffen van de Wet.
4 Ontwikkeling projecten i.k.v. EU richtlijn Werken
De Commissie is van mening dat de ontwikkeling van meer maatschappelijk gewenste projecten door de markt, zoals rijk en provincies voorstaan, t.g.v. de Europese richtlijn Werken kan worden bemoeilijkt. Hier moet zorgvuldig mee worden omgegaan. Het moet naar de mening van de Commissie voorkomen worden dat dergelijke projecten te allen tijde integraal aanbesteed moeten worden. Dan zullen zulke initiatieven door de markt niet snel meer worden genomen en komt er niets meer van de grond. De commissie is van mening dat wellicht in een aantal gevallen een oplossing kan worden gevonden in het zoveel mogelijk scheiden van de zandwinning (vergunningverlening op aanvraag door private onderneming) en de maatschappelijk gewenste inrichting van het gebied daarna (aanbesteding). Doordat er bij ontgrondingsinitiatieven verschillende varianten denkbaar zijn qua belangenpositie beveelt de Commissie aan om bijvoorbeeld in de vorm van een handleiding te verhelderen hoe daarmee in het licht van de Richtlijn Werken om te gaan. Te overwegen ware om een dergelijk document te onderwerpen aan een check bij de EU.
-----------------------
Bron: Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 23 625, nr. 19 Met de krappe taakstelling beoogden rijk en provincies de inzet van alternatieven voor beton- en metselzand verder te stimuleren. Daarbij werd al rekening gehouden met een reguliere inzet van 10 miljoen ton secundaire grondstof in de taakstellingsperiode.
In het bestuurlijk overleg op 22 november 2001over deel 1 van het Tweede Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen is de provinciale taakstelling van 143 miljoen ton bevestigd. Het kabinet heeft in deel 1 van het SOD II aan de instemming met de taakstelling van de provincies de voorwaarde verbonden dat de provincies helder aangeven hoe de 143 mln ton wordt verdeeld over de provincies.