Inleiding tijdens de conferentie Boeren bedrijven biodiversiteit
Inleiding door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
de heer dr. C.P. Veerman, tijdens de conferentie Boeren bedrijven
biodiversiteit, op woensdag 2 maart in het Provinciehuis in Den Haag.
* Dank voor deze brochure over randenbeheer.
Hieruit blijkt dat boeren zelf op zoek zijn naar mogelijkheden om
biodiversiteit een vaste en zinvolle plaats te geven in de
bedrijfsvoering. Dat is een goede zaak, want werken aan
agrobiodiversiteit is in de eerste plaats een
productieondersteunende activiteit.
* Bij productieondersteuning denk je in eerste instantie eigenlijk
niet aan randenbeheer, want dat associëren we vooral met
natuurbeheer en natuurontwikkeling. Zoals de brochure aangeeft kan
randenbeheer ook het bedrijf ten goede komen. Een voordeel is
onder andere dat je soms minder hoeft te spuiten, omdat
perceelsranden een goede verblijfplaats kunnen zijn voor de
natuurlijke vijanden van plaaginsecten.
* Dit is een goed initiatief van ZLTO, de Provincies en de
Waterschappen, maar de vraag of het initiatief navolging verdient
in heel Nederland, kan ik op dit moment nog niet beantwoorden.
Eerst moeten er meer experimenten worden gedaan. En dat is waarom
we vandaag zo bij elkaar zijn: kennis over biodiversiteit
gerelateerd aan de landbouw met elkaar uitwisselen en kijken op
welke onderwerpen of thema's interessante pilotprojecten gestart
kunnen worden.
* Het is overigens mij iets te gemakkelijk om te veronderstellen dat
geld voor randenbeheer helemaal uit de Europese middelen voor het
plattelandsbeleid kan worden gehaald, zoals de folder nu
suggereert. Het is beter te zeggen: in het kader van POP-2 (vanaf
2007) wordt gekeken naar de mogelijkheden van cofinanciering.
Daarbij moet u zich natuurlijk bedenken dat als er POP-gelden
worden ingezet, wij als Nederland er altijd zelf net zo veel geld
'naast' moeten zetten. Het gaat immers om có-financiering. Dat
vraagt dus om een zorgvuldige afweging van prioriteiten, want we
kunnen het geld maar één keer uitgeven.
* Intussen kunnen we toch alvast verder. De sector heeft daarbij wat
mij betreft het voortouw.
We, LNV en VROM, willen het beleid voor biodiversiteit in de
landbouw vormgeven door 'mee te surfen' op ontwikkelingen in en
initiatieven van de sector. Het LTO-project is daarvan een eerste,
prachtig voorbeeld, waarbij de sector duidelijk de nek uitsteekt
en risico durft te nemen. De sector en de provincies zijn, ook
vandaag, uitgedaagd daar nog een aantal interessante en
veelbelovende initiatieven naast te zetten. We willen daarbij geen
vooraf afgebakende doelstellingen formuleren die zouden moeten
worden gerealiseerd, want we willen het proces zoveel mogelijk
'bottom up' laten verlopen en laten aansluiten bij wensen en
behoeften van de betrokken partijen.
* Initiatief, creativiteit en lef van de sector staan dus centraal.
LNV ondersteunt die door kennisontwikkeling en doorgeleiding van
kennis naar de sector. Het huidige onderzoeksprogramma
'Agrobiodiversiteit' loopt nog drie jaar. Bevindingen kunnen in de
praktijk getest worden via de 9 pilots, die zijn aangekondigd in
de Agenda Vitaal Platteland. Voor knelpunten en belemmeringen die
aan het licht komen, gaan we samen oplossingen zoeken. Ik ga een
platform instellen om één en ander te coördineren.
* Inmiddels is ook de Regeling Innovatie Groen Onderwijs voor het
jaar 2005 opengesteld. Ik verwacht daarom ook in dit jaar goede
projecten van onderwijsinstellingen op het vlak van biodiversiteit
en landbouw in het onderwijs.
* De rijksoverheid heeft twee gebiedsgerichte pilots 'geadopteerd';
één van die twee betreft het LTO-project functionele
biodiversiteit in de Hoeksche Waard. Met de provincies hebben we
afgesproken dat zij nog tenminste zes andere pilots gaat starten.
Daarvoor zijn middelen beschikbaar in het kader van de
Subisidieregeling Gebiedsgericht Beleid.
* Wat is de rol van de boer hierbij? Het zou goed zijn als je als
boer agrobiodiversiteit tussen je oren hebt zitten als een
vanzelfsprekend onderdeel van de bedrijfsvoering. Dat doet wél een
ander beroep op je vakmanschap en je ondernemerschap, maar dat
verdient zichzelf op termijn terug. Het heeft positieve effecten
op het bedrijf; er ontstaat een gezondere bedrijfsvoering,
waardoor je bedrijf veel beter tegen een stootje kan.
* Bijvoorbeeld: in de veehouderij kan aandacht voor biodiversiteit
leiden tot robuustere dieren, met meer natuurlijke weerstand, die
minder kosten (dierenarts). Recent heeft het Innovatienetwerk
Agrocluster en Groene Ruimte hierover nog een interessante
strategie gepubliceerd.
Een ander voorbeeld: open teelten kunnen profiteren van een
natuurlijke bodemvruchtbaarheid; bovendien kun je met
diversificatie van groenten (authentieke / oorspronkelijke smaken)
soms een leuke nichemarkt bereiken (zie 'Slow Food').
* Kortom: er is van alles te doen en er zijn ook mogelijkheden
beschikbaar. Dus aan de slag, in het belang van landbouw en
natuur.
Het initiatief ligt bij u, als vertegenwoordigers van partijen die
in onderlinge samenwerking kunnen komen tot kansrijke pilots, die
uitstralen naar anderen en waarmee ook zij hun voordeel kunnen
doen.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit