Openbaar Ministerie

Actuele berichten

1 maart 2005

Staat: Tappen van geheimhouders volgens de wet

De Staat vindt dat het tappen van advocaten in het kader van strafrechtelijk onderzoek zorgvuldig en volgens de wet gebeurt. Dat heeft landsadvocaat Bitter vandaag voor de rechtbank van Den Haag betoogd in het kader van een kort geding dat is aangespannen door de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten (NVSA). De NVSA wil dat de voorzieningenrechter het Openbaar Ministerie (OM) in beginsel verbiedt telefoongesprekken te tappen als vooraf bekend is dat daaraan waarschijnlijk een advocaat zal deelnemen.

Kenmerkend voor het tappen van een telefoon is dat van tevoren niet bekend is welke gesprekken met welke personen zullen worden gevoerd. Dat kunnen gesprekken met
geheimhouders, zoals advocaten, zijn. Volgens de huidige wettelijke regeling kunnen die gesprekken ook worden opgenomen. De officier van justitie moet vervolgens kunnen oordelen welke uitlatingen in dat gesprek vallen onder het verschoningsrecht van de advocaat. Die (delen van) gesprekken dienen te worden vernietigd. Anders dan uit recente uitlatingen in de media zou kunnen worden afgeleid, heeft de wetgever dus uitdrukkelijk voor ogen gehad dat ook gesprekken met geheimhouders worden opgenomen en in een proces-verbaal worden vastgelegd.

Dit stelsel vormt de uitkomst van de afweging die de wetgever heeft gemaakt tussen het zwaarwegende belang van de vertrouwelijke communicatie tussen geheimhouders en hun cliënten enerzijds en het belang dat is gemoeid met de waarheidsvinding in strafzaken anderzijds.

Het Openbaar Ministerie heeft op basis van het wettelijk stelsel beleid gemaakt ten aanzien van het tappen van geheimhouders. Dat houdt onder andere in dat voor de beoordeling van de vertrouwelijkheid, de officier van justitie veelal niet kennis hoeft te nemen van de volledige inhoud van het gesprek. Wanneer een
geheimhoudersgesprek wordt geconstateerd - bijvoorbeeld de mededeling dat met de raadsman wordt gesproken over op te roepen getuigen - kan de officier van justitie op basis van die enkele mededeling een bevel tot vernietiging geven.

Het wettelijk stelsel is in overeenstemming met
internationale (mensenrechten)verdragen. Dat is inmiddels vastgesteld door het Europees hof voor de rechten van de mens in zijn uitspraak van 25 november 2004 (prod. 22 eiseres). Het Human Rights Committee heeft in zijn uitspraak van 15 november 2004 een zelfde oordeel gegeven. Het EHRM heeft de klacht op grond van art. 35, par. 3 en 4 EVRM zelfs niet-ontvankelijk verklaard omdat de klacht als kennelijk ongegrond werd beoordeeld. De Staat vindt daarom dat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen van de NVSA, die zouden neerkomen op een wijziging van het wettelijk stelsel.

De Staat vindt verder de door de NVSA voorgestane praktijk ­ waarin met een systeem van nummerherkenning wordt voorkomen dat gesprekken via telefoonnummers die door advocaten zijn opgegeven worden opgenomen - ook
onwenselijk.

Ook derden kunnen gebruik maken van de telefoonaansluiting van een verschoningsgerechtigde, al dan niet met diens medeweten. In de praktijk zou het erop neerkomen dat "vrijplaatsen" worden gecreëerd waartoe de
opsporingsinstanties geen toegang zouden hebben. Dat kan leiden tot misbruik. Dat zou in verband met
criminaliteitsbestrijding een groot probleem zijn.

Al het mogelijke wordt gedaan om ervoor te zorgen dat in overeenstemming met het wettelijk stelsel wordt omgegaan met tapgesprekken met geheimhouders. Uit de aanpak blijkt wel dat zeer serieus met de tapproblematiek wordt omgegaan. Het Openbaar Ministerie is ervan overtuigd dat met de maatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen en die - ongeacht de uitkomst van dit kort geding - ook de komende tijd nog worden genomen, incidenten zo veel als mogelijk worden voorkomen.

Dit is een samenvatting van de pleitnota van landsadvocaat Mr. Drs. C.M. Bitter. Lees hier de volledige pleitnota.


Zie het origineel