Het liberalisme van de VVD is blind
Het liberaal manifest toont een hernieuwd vertrouwen in een sterke
staat, maar baseert zich op een karikaturale opvatting van vrijheid,
meent Ronald van Raak.
---
Door Ronald van Raak, lid van de Eerste Kamer voor de SP
---
De VVD is een trotse partij. Deze trots bleek uit het tromgeroffel
waarmee Om de vrijheid, het nieuwe beginselprogramma, werd
aangekondigd. De dagen voorafgaand aan de officiële presentatie
afgelopen vrijdag stonden de kranten bol van de `gelekte' voorstellen.
Trots is ook Geert Dales, de voorzitter van de beginselencommissie,
die tevreden vaststelde dat zijn programma `geen manifest van enkele
A4-tjes' is geworden.
Dit vertoon van zelfvertrouwen steekt gunstig af tegen de manier
waarop de nieuwe beginselen van de PvdA tot stand zijn gekomen. De
voorstellen van Wouter Bos leidden bij de presentatie op 1 mei vorig
jaar tot zure gezichten. De `A4-tjes' van Dales verwijzen naar de
oorspronkelijke tekst van Bos, die zes kantjes besloeg. Vervolgens
regende het klachten dat de beginselen van de sociaal-democraten te
weinig diepgang hadden en nauwelijks onderscheidend waren.
De VVD spreekt meer klare taal: de opstellers verkondigen duidelijke
ideeën over democratie en vrijheid en hebben bij het schrijven de
liberale waarden van eigen verantwoordelijkheid en vertrouwen in het
individu goed in het achterhoofd gehouden. Deze helderheid kan echter
de eenzijdigheid waarmee de VVD maatschappelijke problemen tegemoet
treedt niet verbergen.
Soms lijkt het de commissie te zijn ontgaan hoe groot de invloed van
de liberalen is. Politiek in Nederland was de afgelopen kwart eeuw
veelal VVD-politiek. Dit geheugenverlies wreekt zich vooral in de
passages over het gebrekkige vertrouwen van mensen in de politiek. Het
geknakte vertrouwen kan volgens Dales c.s. helen als bestuurders meer
verantwoording afleggen. Daarvoor moet duidelijk zijn wie waarvoor
verantwoordelijk is. Door de fragmentering van het bestuur is dit
onmogelijk geworden.
De opstellers van het manifest lijken te vergeten dat de vele
zelfstandige bestuursorganen, die publieke taken uitvoeren zonder
deugdelijke democratische controle, bij uitstek het gevolg zijn van de
liberale politiek van meer markt en minder overheid. En dat juist het
VVD-ideaal van de politieke manager de deuren in het openbaar bestuur
heeft geopend voor een stroom aan consultants en externe adviseurs.
Ook het enthousiasme over de Europese Grondwet is in dit licht
opmerkelijk, omdat die nationale bevoegdheden overdraagt aan een
ondoorzichtige Brusselse bureaucratie.
Naïviteit blijkt ook uit de twee belangrijkste koerswijzigingen in dit
nieuwe beginselenprogramma: de roep om directe democratie en de
herwaardering van de rol van de overheid. De commissie draagt onder
meer het referendum (waarop Hans Wiegel nog in 1999 een kabinet liet
vallen) en de rechtstreeks gekozen burgemeester en formateur aan als
middelen om de vertegenwoordigende democratie te versterken. Deze
hoopvolle gedachte wordt echter niet uitgewerkt.
Onbeantwoord blijft bijvoorbeeld de vraag wie in de besluitvorming het
laatste woord heeft, de persoon (burgemeester en minister-president)
of het parlement (gemeenteraad en Tweede Kamer), die immers allebei
direct gekozen worden. Een duidelijke visie op het kiesstelsel
ontbreekt eveneens. Hier is werk aan de winkel voor de leden, die dit
programma op 28 mei moeten goedkeuren.
In beide koerswijzigingen klinkt de stem door van Jozias van Aartsen,
die van de vele potentiële leiders het meeste zijn stempel op dit
beginselenprogramma heeft weten te drukken. Dat geldt voor de
voorstellen voor bestuurlijke vernieuwing, maar ook voor het pleidooi
voor een krachtige overheid, een politieke wending die Van Aartsen al
in december aankondigde in een symposium van de Teldersstichting.
Het oude geloof in de markt heeft plaatsgemaakt voor een nieuw
vertrouwen in de sterke arm van de staat. Een ministerie van
Veiligheid, een DNA-bank, een ander politiebestel en vele andere
regels en reorganisaties moeten ons land veiliger maken. Een
belangrijke aanbeveling om het terrorisme te bestrijden is de oproep
aan autoriteiten om `volharding, vastberadenheid en duidelijkheid' uit
te stralen.
Dit vertrouwen in de sterke staat lijkt voort te komen uit een
karikaturale opvatting van vrijheid. Dales c.s. richten zich tot de
`hardwerkende middenklasse', die de liberale deugden zou belichamen
van ondernemingszin en zelfredzaamheid. Het is vooral de vrijheid van
deze illusoire groep die de opstellers willen veiligstellen.
De commissie heeft veel aandacht voor de harde kant van de overheid.
Zij wil schade verhalen op de dader, veroordeelde vreemdelingen het
verblijfsrecht ontzeggen en lastige jongeren van de straat halen. Het
manifest maakt weinig woorden vuil aan de sociale taken van de
overheid, om minder bedeelden te ondersteunen in hun scholing en
ontwikkeling en een helpende hand te bieden aan hen die buiten de boot
dreigen te vallen.
Om de vrijheid heeft als motto een uitspraak van Johan Huizinga
meegekregen, die vrijheid `de gist van onze natie' heeft genoemd. In
Nederlands geestesmerk (1934), waaruit deze woorden afkomstig zijn,
stelt de historicus echter dat gerechtigheid ligt `in een hoger doel
dan het zelfzuchtige'. Huizinga wees in het bijzonder op de materiële,
intellectuele en morele voorwaarden die vrijheid voor mensen mogelijk
maken.
Vrijheid kan niet het begin, maar moet het einddoel zijn van de
politiek. De VVD wil een volkspartij zijn, maar niet voor iedereen.
Dit manifest blijft het antwoord schuldig hoe we de vrijheid kunnen
vergroten van al die hardwerkende mensen die niet het geluk hebben om
tot de door de liberalen gezegende klassen te behoren. Misschien ligt
dat niet zozeer aan de opstellers, maar is deze blindheid kenmerkend
voor het liberalisme van de VVD.
NRC Handelsblad, 28 februari 2005, sectie Opinie
Socialistische Partij