ons kenmerk: IZ. 2005/540
datum: 21-02-2005
onderwerp:
Landbouw- en visserijraad Brussel, 28 februari 2005 - Geannoteerde agenda TRC 2005/957
Geachte Voorzitter,
Op maandag 28 februari vindt in Brussel de eerstvolgende vergadering plaats van de Raad Landbouw en Visserij. Hierbij informeer ik u over de inhoud van de agenda. Het is mogelijk dat er nog punten aan de agenda worden toegevoegd of er juist van afgehaald of dat bespreking van bepaalde onderwerpen wordt uitgesteld tot een volgende vergadering.
In vervolg op de bespreking over de tsunami tijdens de afgelopen Raad in januari ligt aan de Raad nu ter besluitvorming voor een wijzigingsvoorstel van de FIOV-verordening ten behoeve van de overdracht van vaartuigen naar landen die door de tsunami zijn getroffen.
Verder ligt aan de Raad ter besluitvorming een voorstel voor om de implementatie per 1 maart aanstaande van de eis dat verpakkingsmateriaal vervaardigd uit hout ontschorst moet zijn, met twaalf maanden uit te stellen.
Voorts zal de Raad voor een tweede keer debatteren over de voorstellen van de Commissie voor het plattelandsontwikkelingsfonds voor de periode 2007-2013 en hiermee samenhangend over het voorstel voor de financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Voor deze voorstellen ligt nu een gewijzigde conceptverordening op tafel. Besluitvorming over deze punten is niet voorzien.
Onder het agendapunt 'Diversen' zal de Commissie de Raad informeren over het eerste geval van BSE bij een geit. Duitsland zal onder dit agendapunt naar alle waarschijnlijkheid pleiten voor uitbreiding van de verplichte (nationale) oorsprongsaanduiding naar andere vleessoorten dan rundvlees als ook naar producten met een hoog vleesgehalte. Met ingang van 1 januari 2006 treedt de in april 2004 overeengekomen hervorming van de tabakssector in werking. Ten aanzien van de implementatie van de hervorming zal Spanje de Commissie vragen om meer vereenvoudiging en flexibiliteit. Verder zal Spanje de Commissie vragen hoe zij de opmerkingen van de ACS- en EBA-landen over de hervorming van het communautaire suikerbeleid heeft opgevat die tijdens het informele overleg en marge van de Raad op 24 januari jl. naar voren zijn gebracht.
Goedkeuring van de lijst met A-punten
Voorzover nu bekend zullen op het gebied van landbouw en visserij de volgende voorstellen als A-punt, dat wil zeggen zonder discussie, aan de Raad ter goedkeuring worden voorgelegd:
· Verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie;
· Voorstel voor een aanbeveling van de Commissie aan de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen met respectievelijk de Republiek Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië over een wijziging van de stabilisatie- en associatieovereenkomsten tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten enerzijds, en de Republiek Kroatië en de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië anderzijds.
Tsunami
(Politiek akkoord/aanneming)
Aan de Raad ligt ter besluitvorming een wijzigingsvoorstel voor van de FIOV-verordening ten behoeve van de overdracht van vaartuigen naar landen die door de tsunami zijn getroffen. Dit in vervolg op de bespreking over de tsunami tijdens de afgelopen Raad in januari (zie ook mijn brief aan uw Kamer met het verslag van deze Raad: Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 110, TK). Het voorstel creëert de tijdelijke mogelijkheid (tot juli 2006) om met publieke steun gesaneerde vissersvaartuigen over te dragen aan door de tsunami getroffen landen. Alleen vaartuigen kleiner dan 12 meter en tussen de 5 en 20 jaar oud komen hiervoor in aanmerking. Lidstaten moeten erop toezien dat de vaartuigen aan de betrokken visserijgemeenschappen ten goede komen, de duurzame visserij bevorderen en dat negatieve effecten op bestanden en de lokale economieën tot een minimum worden beperkt. Overdracht moet vraaggestuurd plaatsvinden. Hiertoe zal de Commissie een monitoringssysteem opzetten. Hierin is een belangrijke rol weggelegd voor de FAO en gespecialiseerde NGO's. De Commissie heeft in het voorstel de mogelijkheid de overdracht te blokkeren indien niet aan de voorwaarden is voldaan. Om de extra kosten (van equipering, zeewaardig maken en transport) te dekken, mogen lidstaten tot 20% extra saneringspremie toekennen bovenop de gangbare bedragen. Deze extra uitgaven moeten worden gefinancierd uit de aan de lidstaten toegewezen, bestaande FIOV-middelen.
Het voorstel is derhalve budgettair neutraal.
Tijdens het Algemeen Overleg van 20 januari jl. heb ik uw Kamer mijn initiële positie uiteengezet, waarbij ik de nadruk heb gelegd op de voorwaarden waaronder een dergelijke maatregel ingezet kan worden. Met name vind ik het van belang dat de overdracht plaatsvindt op basis van vraag uit de getroffen visserijgebieden en dat geen ongewenste inbreuk wordt gemaakt op de lokale situatie. Het monitoringssysteem waarbij de Commissie in nauwe samenwerking met de FAO en relevante NGO's de transfers van vaartuigen beoordeelt, biedt in deze context mijns inziens voldoende waarborgen. Dit laat onverlet dat er ook aandacht moet zijn voor ketenaanpak.
Ik zal dit punt dan ook onder de aandacht blijven brengen in de daartoe geëigende fora zoals bijvoorbeeld de FAO Committee on Fisheries. Derhalve ben ik voornemens het voorstel te steunen.
Ontschorsen van hout voor verpakkingsmateriaal
(Aanneming)
Aan de Raad ligt ter besluitvorming voor het 'Voorstel voor een Richtlijn van de Raad tot wijziging van bijlage IV bij Richtlijn 2000/29/EG betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen'. Meer specifiek gaat het om uitstel met 12 maanden van de eis dat verpakkingsmateriaal vervaardigd uit hout ontschorst moet zijn.
Richtlijn 2000/29/EG bevat nieuwe eisen voor de invoer van houtproducten in de EU en treedt op 1 maart 2005 inwerking. Deze Richtlijn brengt onder meer de communautaire maatregel in verband met verpakkingsmateriaal en stuwhout in overeenstemming met internationale normen1. Eén van de eisen is dat verpakkingsmateriaal van hout met warmte wordt behandeld of wordt gefumigeerd en vervolgens van een merkteken wordt voorzien. Landen kunnen eisen dat het materiaal wordt vervaardigd uit ontschorst hout als daarvoor tenminste een technische motivering bestaat. Aangezien de deskundigen van de lidstaten hebben geoordeeld dat deze motivering bestaat, is ook deze optionele eis opgenomen in de Richtlijn. Door een aantal derde landen is nu echter de technische motivering ter discussie gesteld. Daarom stelt de Commissie voor de maatregel in verband met ontschorsing 12 maanden uit te stellen om verdere discussie en specifiek onderzoek mogelijk te maken.
Nederland kan instemmen met het voorstel van de Commissie. Binnen een jaar zijn meer onderzoeksresultaten beschikbaar. Op basis hiervan kan besloten worden of de ontschorsingseis voldoende onderbouwd kan worden. Bovendien is het een verkeerd signaal om af te wijken van de harmonisatie in eisen die door de internationale standaard wordt nagestreefd. De onderzoeksresultaten die het komend jaar beschikbaar komen, zouden wat Nederland betreft ook in internationaal verband (FAO-IPPC) besproken moeten worden om te bezien of deze internationale verpakkingshoutstandaard aanpassing behoeft.
Plattelandsontwikkelingsfonds (2007-2013)
(Oriënterend debat)
In juli 2004 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor een verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 17 september 2004 met het verslag van de Raad, Kamerstuk 2003-2004, 21501-32, nr. 90, TK). Dit voorstel maakt onderdeel uit van het totale pakket Financiële Perspectieven 2007-2013.
Onder het Nederlandse voorzitterschap heeft de eerste ronde van besprekingen plaatsgevonden over het voorstel, die werd afgesloten met een beleidsdebat in de Raad op 22 november jl. (zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 9 december 2004 met het verslag van de Raad, Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 101, TK).
Voor het Luxemburgse voorzitterschap heeft het bereiken van een politiek akkoord over de nieuwe plattelandsverordening de hoogste prioriteit. Inmiddels ligt een gewijzigd ontwerpverordeningsvoorstel op tafel in de vorm van een non-paper. De wijzigingen zijn meest technisch van aard. De discussie over de meest fundamentele en politieke punten echter wordt vooruit geschoven - zoals over de financiële verdeling van de plattelandsgelden over de assen, de herkomst van de financiële middelen en de allocatie daarvan. Naar verwachting zal begin maart een aangepaste verordeningstekst worden gepresenteerd waarin wel op deze punten wordt ingegaan. Ik zie op basis van het gewijzigde voorstel zoals het nu voorligt, geen aanleiding het eerder ingenomen Nederlandse standpunt te wijzigen.
De Raad zal op basis van dit gewijzigde voorstel een oriënterend debat voeren. Besluitvorming is niet voorzien. Het debat zal worden gestructureerd aan de hand van een aantal vragen. De kern van mijn betoog zal zich richten op meer steun voor innovatie in de landbouw en in ketensamenwerkingsprojecten. Hiermee kan plattelandsontwikkeling tevens een bijdrage leveren aan het behalen van de Lissabondoelstelling. De Commissie heeft immers 'kennis en innovatie voor groei' als één van de drie speerpunten benoemd om deze doelstelling te behalen.
Ook zal ik nogmaals expliciet de semi-urbane rurale gebieden onder de aandacht van de Raad en de Commissie brengen. De Commissie staat een systematiek voor ogen waarbij maatregelen worden gekoppeld aan assen met specifieke doelstellingen. Dit bemoeilijkt een integrale aanpak van plattelandsgebieden, wat met name in intensief gebruikte regio's essentieel is voor plattelandsontwikkeling. Kenmerkend voor deze voor Nederland specifieke situatie is dat verschillende doelen en maatregelen nauw met elkaar verbonden zijn en niet zonder meer onder te brengen zijn onder één expliciete as.
Verder zal ik pleiten voor een uitbreiding van de begunstigden van steun voor de implementatie van Natura 2000-maatregelen. In het voorstel is deze steun beperkt tot boeren en bosbouwers. Zoals bekend valt in Nederland echter een relatief groot aandeel van Natura 2000-gebieden onder het beheer van particulieren, particuliere organisaties of Staatsbosbeheer. Dat betekent dat op basis van het oorspronkelijke voorstel slechts een zeer beperkt deel van de Natura 2000-gebieden in aanmerking komt voor medefinanciering van het beheer.
Financiering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (2007-2013)
(Oriënterend debat)
De Commissie heeft op 14 juli 2004, als onderdeel van de Financiële Perspectieven 2007-2013, de nieuwe financieringsverordening voor het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) gepresenteerd. In november heeft de Raad hierover een eerste oriënterend debat gevoerd (zie mijn brief aan uw Kamer d.d. 9 december 2004 met het verslag van de Raad, Kamerstuk 2004-2005, 21501-32, nr. 101, TK).
Mede op basis van de eerste ronde van besprekingen over het voorstel onder Nederlands voorzitterschap heeft de Commissie het oorspronkelijke voorstel aangepast. In het gewijzigde voorstel komt de Commissie op punten tegemoet aan de bezwaren van de lidstaten tegen de verscherping van het financieel beheer. Specifiek gaat het om het afzien van volledige uitsluiting van communautaire financiering van de directe betalingen indien het begrotingsjaar wordt overschreden en de verlenging van de termijn van zes naar acht jaar voor verrekening van openstaande vorderingen. Wat betreft de periode waarover de lidstaten een financiële boete kan worden opgelegd, blijft de Commissie vooralsnog vasthouden aan een periode van 36 maanden in plaats van 24 maanden zoals nu het geval is.
Nederland kon zich al in hoofdlijnen vinden in het oorspronkelijke voorstel. Nederland had echter fundamentele bezwaren tegen de voorstellen die leiden tot een verscherping van het financieel beheer, omdat hiermee het financiële risico naar de lidstaten verschuift.
Ik ben daarom verheugd dat de Commissie de lidstaten op een aantal punten tegemoet is gekomen.
Een belangrijk punt voor Nederland blijft de uitvoering van de begrotingsdiscipline. In het oorspronkelijke financieringsvoorstel beslist de Commissie over de mate van degressiviteit als de Raad er op uiterlijk 30 juni niet uitkomt. In het aangepaste voorstel bepaalt de Commissie uiterlijk op 15 oktober van het begrotingsjaar over de mate van degressiviteit op basis van de (nieuwe) feiten die de Commissie ter beschikking heeft. Ik zal duidelijk aangeven dat wat Nederland betreft het in de eerste instantie aan de Raad is om te beslissen over de mate van degressiviteit. Daarnaast zal ik ook aangeven dat de nationale uitvoeringskosten van de overheidsinstanties en de administratieve lasten die voor begunstigden aan de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid zijn verbonden, een continu punt van aandacht zijn.
Diversen
BSE bij geiten
(Informatie van de Commissie)
De Commissie zal de Raad informeren over het eerste geval van BSE bij een geit.
Op 28 januari jl. heeft een panel van Europese wetenschappers definitief bevestigd dat een geit, in 2002 geslacht in Frankrijk, leed aan BSE. Het geval is aan het licht gekomen via het reguliere EU-testprogramma.
In een reactie hierop heeft het Permanente Comité voor de Voedselketen en de Diergezondheid van de EU besloten het TSE-testprogramma voor geiten uit te breiden. Slachtgeiten boven de 18 maanden moeten nu op grote schaal op BSE worden getest.
Ook het testprogramma voor kadavers is aangescherpt. Dit om snel een beter beeld te krijgen in welke mate BSE bij geiten voorkomt. Het Permanente Comité zal, mede op aandringen van Nederland, de uitbreiding van TSE-testen na 6 maanden evalueren. Op basis daarvan kan dan worden besloten of de lijst van specifiek risicomateriaal (SRM) dient te worden uitgebreid en of de versterkte monitoring moet blijven bestaan.
Levensmiddelenetikettering
(Verzoek Duitsland)
Duitsland zal onder het agendapunt 'Diversen' naar alle waarschijnlijkheid pleiten voor uitbreiding van de verplichte (nationale) oorsprongsaanduiding naar andere vleessoorten dan rundvlees als ook naar producten met een hoog vleesgehalte.
De Europese Commissie heeft aangekondigd de Richtlijn voor Levensmiddelenetikettering grondig te gaan herzien. In het kader van deze herziening wordt thans onder meer onderzocht of het gewenst en haalbaar is om de verplichte (nationale) oorsprongsaanduiding uit te bre iden naar andere vleessoorten dan rundvlees als ook naar producten met een hoog vleesgehalte. Duitsland is daarvan een groot voorstander. Duitsland zal er bij de Commissie op aandringen de resultaten van dit onderzoek mede in overweging te nemen bij het opstellen van nieuwe regelgeving.
Nederland heeft zich destijds voorstander getoond van een EU-label in de discussie in het kader van etikettering van rundvlees en rundvleesproducten over de mogelijkheid om marktdeelnemers de mogelijkheid te bieden de nationale oorsprongsaanduiding te vervangen door een EU-oorsprongsaanduiding. Dit in tegenstelling tot veel andere lidstaten. Nederland stelt zich op het standpunt dat bij een Europees voedselveiligheidsbeleid en een Europees beleid ten aanzien van milieu en dierenwelzijn een EU-label hoort.
Tabak: implementatie van de hervorming
(Verzoek Spanje)
In april 2004 heeft de Raad een akkoord bereikt over de hervorming van de zogenaamde mediterrane producten (olijfolie, tabak en katoen). In een overgangsperiode van 4 jaar die start in 2006, blijft maximaal 60% van de steun voor tabak gekoppeld aan de productie. Na de overgangsperiode wordt alle steun ontkoppeld van de productie.
Ten aanzien van de implementatie van de hervorming zal Spanje de Commissie vragen om meer vereenvoudiging en flexibiliteit. Zo vindt Spanje dat het recht op de unieke bedrijfstoeslag moet toekomen aan de producent die beschikt over quota voor de oogst van 2005. Verder zou Spanje graag de mogelijkheid krijgen om de hoogte van de ontkoppeling tijdens de overgangsperiode te variëren al naar gelang regio of variëteit.
Suiker: follow-van het informele overleg met de ACS-/EBA-landen
(Verzoek Spanje)
Spanje zal de Commissie vragen hoe zij de opmerkingen van de ACS- en EBA-landen over de hervorming van het communautaire suikerbeleid heeft opgevat die tijdens het informele overleg en marge van de Raad op 24 januari jl. naar voren zijn gebracht. Het gaat dan met name om het verzoek om handhaving van een quotastelsel op basis van gegarandeerde prijzen en om een langere overgangsperiode.
De Commissie verzekerde bij die gelegenheid de aanwezige ACS- en EBA-landen dat niet getornd wordt aan de markttoegang voor deze landen. De EU houdt zich aan haar verplichting om jaarlijks 1,3 miljoen ton suiker uit de ACS-landen die partner zijn bij het Suikerprotocol, tegen gegarandeerde prijzen en tariefvrij in de Gemeenschap in te voeren. De Commissie is echter niet bereid aan de EBA-regeling tornen.
De minister van Landbouw, Natuur
en Voedselkwaliteit,
dr. C.P. Veerman
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit