Contactpersoon
-
Datum
28 februari 2005
Ons kenmerk
DGP/SPO/U.05.00556
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
2040509010
Onderwerp
Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hieronder volgen de antwoorden op de vragen van het lid Gerkens over het
vervoerplan van de NS.
1. Wat is uw mening over de aanzienlijke verschillen die
voorkomen tussen de versie van het vervoerplan die de
ondernemingsraad van de NS kreeg en de versie die de Tweede Kamer een
maand later kreeg? Hoe verklaart u deze verschillen?
Binnen de spoorsector wordt voor het eerst gewerkt met een systematiek van
een concessie en een jaarlijks beheer- en vervoerplan. De totstandkoming
van het vervoerplan is dan ook nieuw proces geweest. Daarnaast heeft NS
gedurende het proces nieuwe indicatoren moeten ontwikkelen en bestaande
gegevens gecontroleerd. Ook de concessie zelf is tot aan het einde van het
jaar 2004 aan wijzigingen onderhevig geweest. Een en ander verklaart
waardoor er verschillende concepten van het plan bestaan en waardoor
verschillen tussen versies van het plan voorkomen. Alleen de uiteindelijk
door de directie van NS ingediende versie heb ik formeel beoordeeld. Dit
plan, waarmee ik voornemens ben in te stemmen, heeft u ontvangen.
Op basis van een van de concepten heeft NS advies gevraagd aan haar
ondernemingsraad. Dit adviestraject, als onderdeel van het
totstandkomingstraject van het vervoerplan, was de verantwoordelijkheid
van NS. Ik heb daarmee geen bemoeienis gehad.
2. Kunt u verklaren hoe in een maand tijd de agressiecijfers
over de slachtoffers van ernstige incidenten van 2000 naar 1200 zijn
verminderd? Kunt u aangeven wat in dit verband de definitie is van
een 'ernstig incident'? Hoe heeft dit cijfer zich sinds 1995
ontwikkeld? Wat is uw mening hierover?
Het betreft geen vermindering van het aantal ernstige incidenten tegen
medewerkers, maar een nadere bestudering van NS op de gehanteerde cijfers.
Daaruit bleek dat deze cijfers aanpassing behoefden. NS heeft mij gemeld
dat ongeveer 200 incidenten niet onder de door NS gehanteerde definitie van
'ernstig' vielen (zoals verbale agressie en spugen), maar deze waren door
de medewerker die melding van het incident maakte wel zo gecategoriseerd.
Voor ongeveer 600 incidenten was sprake van dubbeltellingen. Het betrof
ernstige incidenten tegen één medewerker waarbij een aanwezige,andere
collega eveneens melding van het incident maakte. Daarnaast zijn kleine
verschillen ontstaan doordat ten tijde van het plan dat aan de
ondernemingsraad is verzonden de realisatiecijfers voor 2004nog niet bekend
waren en is gewerkt met prognoses voor 2004. In het plan dat u heeft
ontvangen zijn de definitieve cijfers voor 2004 verwerkt.
De door NS gehanteerde definitie van 'ernstig incident' is
mishandeling, gewapende agressie en diefstal/beroving. Cijfers vanaf
1995 zijn niet voorhanden. Vanaf 2002 is de ontwikkeling van het aantal
als volgt: 1080, 1235, 1200. Hierbij tekent NS wel aan dat de
meldingsmogelijkheid is verbeterd en de meldingsbereidheid van
medewerkers actief wordt gestimuleerd. Mede hierdoor is het aantal
meldingen in de afgelopen jaren gestegen. Tegen deze achtergrond moeten
de cijfers worden bezien.
1. Waarom is een lichte daling van het aantal agressiegevallen te
verwachten in 2005, terwijl in een eerdere versie van het vervoerplan
nog een stijging verwacht werd?
1. In het vervoerplan wordt -conform de concessie- de indicator
onveiligheidsincidenten, inclusief de oorzaak, opgenomen. In de fase
van afronding naar de definitieve versie is door NS de ontwikkeling
naar een hoger aantal incidenten als niet acceptabel ervaren. NS
heeft aangegeven dat zij het streven en alle daaraan gerelateerde
activiteiten en investeringen erop richt om het aantal incidenten
juist naar beneden te krijgen. Het gaat hier dus om een bijstelling
door NS van de eigen doelstelling gericht op verbetering.
1. Is het waar dat de onderverdeling van de agressie op verzoek van uw
ministerie uit het vervoerplan gehaald is? Zo ja, waarom is dit
gebeurd en kunt u deze onderverdeling alsnog geven? Zo neen, waar is
deze onderverdeling terug te vinden?
1. Dit is onjuist. De concessie vraagt aan NS als nadere prestatie-
indicatoren voor de zorgplicht voor het waarborgen van veiligheid
voor reizigers en personeel een tweetal inzichten: de
onveiligheidsincidenten, inclusief de oorzaak, en het
onveiligheidsgevoel. NS heeft aanvullend op hetgeen de concessie
vereist aan het vervoerplan, het inzicht in ernstige incidenten tegen
medewerkers opgenomen. Zowel met als zonder inzicht in (de
onderverdeling van) het aantal ernstige incidenten tegen medewerkers
voldoet NS met haar vervoerplan aan de concessie. NS heeft ervoor
gekozen om de onderverdeling van deze ernstige incidenten naar de
categorieën (mishandeling, gewapende agressie en diefstal/beroving)
niet in het definitieve vervoerplan te hanteren. Wel heeft zij het
totale aantal inzichtelijk gehouden.
1. Zal de NS de komende jaren nog rolstoeltoegankelijke treinen
aanschaffen? Waar vindt u dat informatie over de aanschaf van deze
treinen hoort te staan? Is hierover voldoende informatie bekend
waaruit opgemaakt kan worden dat zo snel mogelijk de
rolstoeltoegankelijkheid van de treinen zal verbeteren?
De concessie verplicht NS bij aanschaf van treinen rekening te houden met
het rapport Toegankelijke treinen. In het vervoerplan 2005 geeft NS in
bijlage 6 aan dat ze voornemens is om in 2005 35 treinstellen te bestellen
met een gelijkvloerse instapmogelijkheid. Deze informatie over de aanschaf
van toegankelijke treinen is opgenomen in het vervoerplan, als onderdeel
van de uitwerking van de zorgplicht dat treinen toegankelijkheid zijn voor
een ieder.
Daarnaast is in de vervoer- en beheerconcessie de bepaling opgenomen
dat NS en ProRail een financieel dekkend stappenplan opstellen om
trein en transfervoorzieningen in 2030 toegankelijk te laten zijn.
Dit stappenplan moet binnen zes maanden na verlening van de
concessie zijn ingediend. In het plan zal de sector concreet
uitwerken welke stappen moeten worden gezet tot 2015 en globaler
welke stappen gezet moeten worden tussen 2015 en 2030. Zoals ik heb
toegezegd zal ik u dit plan medio 2005 toezenden.
1. In hoeverre probeert de NS met de versie van het vervoerplan voor de
Kamer een positiever beeld te schetsen dan de werkelijkheid? Zo ja,
hoe kan de Tweede Kamer dit afdoende beoordelen? Zo neen, hoe
verklaart u dat de subtiele wijzigingen in woordkeuze tussen de twee
verschillende versies van het vervoerplan?
1. Ik heb geen reden om aan te nemen dat NS een positiever beeld dan de
werkelijkheid heeft geschetst richting de Tweede Kamer. De
verschillen tussen de versies zijn te verklaren; zie hiervoor mijn
voorgaande antwoorden.
1. Bent u bereid zelf onderzoek te doen naar de juistheid van de cijfers
die in het vervoerplan staan? Zo ja, wanneer kunt u dit onderzoek
afronden? Zo neen, waarom niet?
1. De vervoerconcessie verplicht NS tot een beschrijving van het
meetsysteem dat zij hanteert ter bepaling van de gerealiseerde
prestatieniveaus. De metingen van de prestaties dienen op basis van
representatieve onderzoeken en op statistisch verantwoorde wijze
plaats te hebben. Aan deze concessiebepalingen moet NS voldoen. Als
ik daar aanleiding toe zie, zal ik een audit laten uitvoeren naar de
meting van de prestatieniveaus. Op dit moment zie ik hier geen
aanleiding toe (zie ook mijn voorgaande antwoorden).
1. Bent u bereid deze vragen uiterlijk 28 februari 2005 te beantwoorden,
zodat ze betrokken kunnen worden bij het Algemeen Overleg op 1 maart
aanstaande over dit onderwerp?
1. Ja.
Hoogachtend,
DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
mw drs M.H. Schultz van Haegen
-----------------------
Algemeen Dagblad, 18 februari jl.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat