Ministerie van Buitenlandse Zaken

Koenders en Albayrak over kritiek van het UNODC op de harm reduction benadering in drugsbeleid

Beantwoording kamervragen Koenders en Albayrak over kritiek van het UNODC op de harm reduction benadering in drugsbeleid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Binnenhof 4

Den Haag

Directie Personenverkeer, Migratie en Vreemdelingen Zaken

Bezuidenhoutseweg 67

Postbus 20061

2500 EB Den Haag

Datum

28 februari 2005

Behandeld

Alexandra Valkenburg

Kenmerk

DPV/JP-029/05

Telefoon

070-3484786

Blad


1/1

Fax

070-3484006

Bijlage(n)


1

alexandra.valkenburg@minbuza.nl

Betreft

Beantwoording vragen van de leden Koenders en Albayrak over kritiek van het UNODC op de harm reduction benadering in drugsbeleid

Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Koenders en Albayrak over kritiek van het UNODC op de harm reduction benadering in drugsbeleid. Deze vragen werden ingezonden op 1 februari 2005 met kenmerk 2040507240.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Hoogervorst, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op vragen van de leden Koenders en Albayrak (PvdA) over de kritiek van het UNODC op de harm reduction benadering in drugsbeleid.

Vraag 1
Bent u op de hoogte van de brief van de heer A.M. Costa, Executive Director van UNODC, aan de Amerikaanse staatssecretaris van Buitenlandse Zaken, Robert Charles, inzake de zogeheten `harm reduction' benadering? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Hoe verhouden de uitlatingen in de brief, met name de zin "under the guise of `harm reduction' there are people working disingenuously to alter the world's opposition to drugs. These people can misuse our well intentioned statements for their own agenda, and this we cannot allow", zich met het Nederlandse beleid en wat is uw oordeel over deze uitlating?

Antwoord
Naar welke personen Uitvoerend Directeur Costa in zijn brief verwijst is niet duidelijk. De uitspraak heeft naar mijn mening geen relatie met het Nederlandse drugsbeleid. De Nederlandse regering zet zich in om de vraag naar drugs en de risico's van drugsgebruik te verminderen. In het internationale debat wordt het verminderen van risico's veelal vertaald als `harm reduction'. Deze term wordt soms -ten onrechte- gebruikt als synoniem voor legalisering. Het lijkt erop dat UD Costa in zijn brief naar deze laatste interpretatie verwijst. In de EU zijn alle lidstaten het erover eens dat `harm reduction' een integraal onderdeel is van het drugsbeleid, zoals overeengekomen in de EU-drugsstrategie 2005-2012.

Vraag 3
Deelt u de mening dat de uitlatingen in de brief, waaronder die ten aanzien van `harm reduction' en `needle exchange', niet in verhouding staan met wetenschappelijke uitkomsten, `best practices' en het Nederlandse beleid?

Antwoord
De diverse landen die harm reduction programma's uitvoeren zullen daar verschillende maatregelen onder vatten. De in de brief genoemde interventies `heroïne behandeling' en `gebruikersruimten' worden slechts in een beperkt aantal landen uitgevoerd. De heer Costa gaat in zijn brief niet in op de effectiviteit van de verschillende maatregelen.

Ten aanzien van spuitomruilprogramma's gaat hij kort in op de HIV/AIDS epidemie onder injecterende drugsgebruikers. Er is ruim voldoende wetenschappelijk bewijs aanwezig dat spuitomruilprogramma's en bijvoorbeeld substitutieprogramma's bijdragen aan het verminderen van risico's door drugsgebruik, zoals de verspreiding van HIV/AIDS en Hepatitis, en geen toename van het drugsgebruik tot gevolg hebben. Recente gezamenlijke rapporten van UNAIDS/WHO/UNODC inzake HIV/AIDS en drugsgebruik bevestigen dit.

Overigens is het de taak van de International Narcotics Control Board, en niet de Uitvoerend Directeur van UNODC, om te beoordelen of bepaalde interventies al dan niet in strijd zijn met de internationale drugsverdragen.

Vraag 4
Wat is uw algehele oordeel over de brief?

Vraag 5
Bent u bereid om met gelijkgezinde Europese partners zoals Zwitserland, Duitsland en eventueel Spanje, samen te werken om de benadering van `harm reduction', het Nederlandse drugs- en gezondheidsbeleid (en dat van gelijkgezinde landen) en de voordelen daarvan onder de aandacht te brengen?

Antwoord
De brief lijkt het uitvloeisel van een bredere discussie tussen UNODC en de VS. De achtergrond van de discussie ken ik niet.

In de EU is `harm reduction' verankerd als integraal onderdeel van het drugsbeleid. Ik zal mij ervoor inzetten dat de EU dit standpunt ook tijdens de aanstaande CND expliciet naar voren brengt. Daarnaast onderhouden Nederlandse experts regelmatig contact met gelijkgezinde landen, ook buiten de EU, zoals onder meer met Canada en Zwitserland. In de aanloop naar de CND zal zowel binnen de EU als daarbuiten met gelijkgezinde landen ervoor gepleit worden om de -wetenschappelijk bewezen - succesvolle harm reduction programma's actief over het voetlicht te brengen.

Vraag 6
In hoeverre oefent u, al dan niet in samenwerking met Europese en EU-partners, invloed uit op de voorbereidingen ten aanzien van de in de brief genoemde `position paper' en op de mogelijke uitkomsten van de Conferentie van de Commission on Narcotic Drugs (CND) van 7 t/m 14 maart? Wat zal de Nederlandse inbreng daarbij zijn?

Antwoord
De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in Wenen onderhoudt regelmatig contact met UNODC ten aanzien van het genoemde `position paper'. In EU-verband heeft het Europees Waarnemingscentrum voor Drugs en Drugsgebruik een paper opgesteld ter voorbereiding op de CND, met een overzicht van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van `harm reduction', met name spuitomruilprogramma's, en het EU-acquis terzake. Dit zal de basis zijn voor EU-optreden in de CND, waarover thans ook in Brussel wordt gesproken. Nederland zal zich inzetten voor een helder EU-standpunt terzake.

Vraag 7
Wat is uw oordeel over het functioneren van UNODC, de wijze van financiering en de ontwikkeling van (wetenschappelijke) kennis en kwaliteit voor drugsbeleid- en bestrijding door UNODC?

Vraag 8
Deelt u de mening dat door de Amerikaanse politieke druk UNODC `gegijzeld' wordt door de VS? Zo neen, waarom niet?

Antwoord
Het management van UNODC heeft de laatste jaren, onder meer dankzij verbeterde evaluatie en het invoeren van `results based management', aan kwaliteit gewonnen. De in 2002 aangetreden Uitvoerend Directeur Costa heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd. De reorganisatie en de inbedding van de nieuwe werkmethodes zal in de komende jaren verder zijn beslag moeten krijgen.

Het mandaat van UNODC is helder. Het richt zich op de thema's drugs, corruptie, terrorisme en misdaadbestrijding en ondersteunt landen bij de implementatie van verdragen op dit terrein. Verder biedt UNODC een meerwaarde als center of excellence (research, analyse, opbouwen capaciteit voor beleid tav drugs, misdaad, inclusief corruptie en terrorisme). Nederland maakt van deze functie ook regelmatig gebruik.

UNODC krijgt voor haar activiteiten een kleine bijdrage uit het reguliere budget van de VN, maar is voor het overige aangewezen op vrijwillige bijdragen. In de praktijk is de inzet van UNODC helaas afhankelijk van de vraag voor welke projecten het geld van donoren krijgt. Het aantal donoren van de organisatie is beperkt, waardoor een grote donor als de VS al snel veel invloed kan uitoefenen op het beleid. Nederland pleit voor een grotere bijdrage voor UNODC uit het reguliere VN-budget.

Vraag 9
Hoe verhoudt de houding van UNODC ten aanzien van de grootschalige vernietiging van papaverteelt in Afghanistan zich met de problemen die de Afghaanse minister Qaderi voor drugsbestrijding constateert bij de noodzaak om effectief in te zetten op het ontwikkelen van alternatieve gewassen voor Afghaanse boeren? 2) In hoeverre ontwikkelt UNODC daar plannen voor?

Antwoord
Zowel de Afghaanse autoriteiten als de internationale gemeenschap zijn het erover eens dat aanpak van de drugsproblematiek in Afghanistan essentieel is. Eradicatie en alternatieve ontwikkeling zijn -evenals bijvoorbeeld onderscheppingen, vervolging van drugshandelaren en vraagvermindering- onderdeel van de Afghaanse nationale drugsstrategie. In Afghanistan zijn alleen het VK en de VS met de Afghaanse autoriteiten actief op het terrein van eradicatie. UNODC levert slechts een bijdrage aan de monitoring van deze activiteiten. UNODC heeft op dit moment één project op het gebied van alternatieve ontwikkeling in het land. De organisatie kan vooral door het beschikbaar stellen van expertise aan andere ontwikkelingsorganisaties die actief zijn op het gebied van wederopbouw en alternatieve ontwikkeling een bijdrage leveren aan de verdere invulling van alternatieve ontwikkelingsprogramma's in Afghanistan.


1) Zie http://www.encod.org/LETCOSTA2004.pdf5


2) `Afgan call for anti-drugfunds', www.bbc.co.uk, 19 januari jl.