-
Datum
25 februari 2005
Ons kenmerk
RWSCD 2005/1427
Doorkiesnummer
-
Bijlage(n)
-
Uw kenmerk
-
Onderwerp
Resultaten Taskforce PPS/infrastructuur
Geachte voorzitter,
In de Kaderbrief PPS en Innovatief Aanbesteden die ik u op 7 juli 2004 heb
gestuurd heb ik u geïnformeerd over de werkzaamheden van een gezamenlijke
Taskforce PPS/Infrastructuur van overheid en marktpartijen onder leiding
van de SG van V&W.
Op 23 februari jl heb ik met mijn collega's van Financiën en VROM en de
staatssecretaris van Economische zaken overleg gevoerd met een delegatie
van VNO NCW, Bouwend Nederland, ONRI en de banken over de resultaten van
deze Taskforce PPS. Graag informeer ik u, mede namens de genoemde
collega's, over de afspraken die wij daarbij gemaakt hebben.
In deel 1 van de nota Mobiliteit is de ambitie van het kabinet aangegeven
om te komen tot een verdere intensivering van alle mogelijke vormen van
publiek-private samenwerking. Ik ben verheugd dat wij nu samen met de
private partijen een flinke stap hebben gezet om deze ambitie concreet te
gaan invullen bij de realisatie van infrastructuurprojecten.
De Taskforce PPS die in het voorjaar van 2004 is opgericht had twee taken:
1. Inventariseren van belemmeringen om te komen tot de beoogde integrale
toepassing van PPS en Innovatief Aanbesteden en op basis daarvan
aanbevelingen doen voor het creëren van betere voorwaarden voor een
verdergaande inschakeling van de markt bij de uitvoering van het
infrastructuurbeleid.
2. Het benoemen van concrete projecten die op korte termijn in PPS kunnen
worden uitgevoerd.
Het afgelopen jaar is in goede samenwerking gewerkt aan beide opdrachten.
Als belangrijkste belemmeringen voor PPS heeft de Taskforce de volgende
zaken benoemd:
Hoge voorbereidings- en transactiekosten vormen zowel voor overheid als
marktpartijen een drempel voor PPS.
Door te weinig PPS-projecten kan er onvoldoende ervaring worden opgebouwd.
Er is onvoldoende ruimte voor creatieve en innovatieve ideeën van
marktpartijen doordat zij (te) laat bij projecten worden betrokken en
doordat de overheid nog vaak een oplossing in de markt zet in plaats van
een probleem.
Aanpak belemmeringen
Standaardisering
In het kader van de eerste taak, het wegnemen van belemmeringen, is
geconcludeerd dat vooral behoefte bestaat aan standaardisering en
ondersteunende maatregelen, onder meer ter verlaging van de
transactiekosten bij met name DBFM-contracten (Design, Build, Finance,
Maintain). Om deze reden is een handboek DBFM opgesteld en wordt in april
een modulair DBFM modelcontract met een bijbehorende aanbestedingsstrategie
opgeleverd. Deze documenten zijn gebaseerd op de ervaringen die zijn
opgedaan met de 4 DBFM-contracten (HSL Infraprovider, A59, N31,
Afvalwaterzuivering Delfland) die in de afgelopen jaren zijn afgesloten.
Zij kunnen naar onze mening en ook naar de mening van de private partners
een belangrijke bijdrage leveren aan het verlagen van de voorbereidings- en
transactiekosten. De documenten zijn geen rigide standaarden, maar
hulpmiddelen die kunnen voorkomen dat telkens opnieuw het wiel wordt
uitgevonden. Aan de hand van nieuwe ervaringen bij projecten zullen
handboek en modelcontract zonodig periodiek bijgesteld worden. Wij zullen
samen met de private partners zorgen voor een verspreiding van het
gedachtegoed dat wij op dit terrein gezamenlijk hebben opgebouwd, ook naar
de lagere overheden en alle betrokken marktpartijen.
Meerwaardetoets
Het kabinet heeft eerder al besloten om vanaf 2005 voor alle investeringen
door de rijksoverheid in infrastructuur (groter dan E 112,5 mln) en
gebouwen (groter dan E 25 mln) de meerwaarde van PPS te beoordelen. Hieraan
wordt onder meer invulling gegeven door voor alle MIT-projecten een
zogenaamde 'marktscan' te maken, waarbij gebruik zal worden gemaakt van het
instrument van de Public Private Comparator (PPC).
Vroeg inschakelen van marktpartijen en meer ruimte voor marktpartijen
Het eerder in het proces (verkenning en planstudie) betrekken van
marktpartijen wordt gezien als een voorwaarde voor een succesvolle publiek-
private samenwerking. Aan deze wens kan onder meer tegemoet gekomen worden
door het parallel schakelen ('vervlechten') van tracé/m.e.r.- en
aanbestedingsprocedure. In het algemeen gaat het bij vervlechting om
projecten in een gevorderde planfase, waarbij de oplossingsrichting al is
uitgekristalliseerd en waarvoor budget beschikbaar is. Om deze nieuwe
aanpak te bevorderen voor de projecten die zich daar voor lenen hebben wij
hiervoor een praktische werkwijzer opgesteld. Deze methode zal op korte
termijn worden toegepast bij de projecten A2 passage Maastricht en A4 Delft-
Schiedam.
De Taskforce PPS heeft daarnaast uitgangspunten vastgesteld voor een
'nieuwe marktbenadering' waarbij de overheid zo veel mogelijk
marktpartijen, op basis van een functiegerichte probleemstelling, zo vroeg
mogelijk in het proces kan stimuleren om innovatieve en creatieve ideeën in
te brengen. Het gaat daarbij om verkeers- en vervoersproblemen waarvoor in
het MIT nog niet altijd een projectbudget is voorzien en waarvoor de
oplossingrichting nog niet is bepaald (verkenningsfase). Hierbij kan ook
gedacht worden aan ideeën ten aanzien van gebiedsontwikkeling en
tolheffing.
Wij zullen deze uitgangspunten samen met de marktpartijen verder uitwerken.
Daarbij zal een balans worden gezocht tussen enerzijds het gegeven dat nog
niet altijd een projectbudget beschikbaar is en anderzijds de gevraagde
creatieve inbreng van marktpartijen.
Vroeg betrekken van de markt levert extra informatie op ten behoeve van de
tracé/m.e.r.-procedure cq het planproces en de besluitvorming door de
overheid. Door in het proces specifieke go/no-go momenten in te bouwen
(conform de aanbevelingen van de Tijdelijke Commissie
Infrastructuurprojecten) blijft de besluitvorming expliciet en transparant
en kan in voorkomende gevallen de aanbesteding worden gestopt. Ingeval van
no-go's zijn vooraf heldere uittreedvoorwaarden overeengekomen.
Een van de uitgangspunten van deze 'nieuwe marktbenadering' is dat door de
overheid aan marktpartijen gevraagde inspanningen in redelijkheid worden
vergoed. Eerste verkenningen, houtskoolschetsen e.d. waarmee ideeën worden
voorgelegd worden niet vergoed. Indien de overheid echter in een volgende
fase aan een beperkt aantal geselecteerde partijen vraagt om een nadere
uitwerking van veelbelovende ideeën worden de gevraagde inspanningen helder
gedefinieerd en wordt vooraf aangegeven welke vergoeding daar tegenover
staat.
Wij zullen deze uitgangspunten de komende maanden nader uitwerken tot een
concreet voorstel en dit afstemmen met daarvoor in aanmerking komende
instanties, zoals de Regieraad voor de Bouw. Voorwaarde is vanzelfsprekend
dat de 'nieuwe marktbenadering' past binnen de tracé/m.e.r.-procedure en de
kaders van de Europese en nationale aanbestedingsregelgeving.
Voorgenomen PPS-projecten
De tweede taak van de Taskforce PPS was het benoemen van concrete
infrastructuurprojecten die op korte termijn in publiek-private
samenwerking kunnen worden aangepakt. Voor de volgende projecten is een
wederzijdse intentie tot samenwerking afgesproken:
In 2005 worden de projecten Tweede Coentunnel, A4 Delft-Schiedam en A2
passage Maastricht aanbesteed. Voor de eerste twee projecten wordt een DBFM-
contract in de markt gezet. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de
ontwikkelde standaarden. Bij de A2 passage Maastricht gaat het om een
combinatie van infrastructuur en gebiedsontwikkeling. Bij dit project en
bij de A4 Delft-Schiedam zullen tracé/m.e.r.- en aanbestedingsprocedure
parallel geschakeld worden, zodat de markt nog innovatieve ideeën in kan
brengen.
Voor het project A15 Maasvlakte-Vaanplein wordt momenteel een PPC
uitgevoerd, waarbij wordt onderzocht of een DBFM-contract meerwaarde biedt.
Het project hangt samen met de A4/A15 corridor. Afhankelijk van de
resultaten van de PPS-verkenning van deze corridor wordt medio 2005
besloten of het project A15 al dan niet wordt opgenomen in de totale
corridorbenadering. Tijdige realisatie van het project A15 blijft
uitgangspunt; de aanbesteding zal eind 2005/begin 2006 plaatsvinden.
Voor een aantal andere projecten, die zich nog in een eerdere fase van de
planontwikkeling bevinden, zal conform de bovengenoemde uitgangspunten voor
een 'nieuwe marktbenadering' op korte termijn door de overheid en de markt
gezamenlijk bezien worden op welke manier en wanneer de markt het best
ingeschakeld kan worden. Dit betreft: Corridor A4/A15, A27 Breda-Utrecht,
Ring Utrecht, Corridor A6/A9 Schiphol-Almere, Ruimte voor de Rivier, Zuidas
Amsterdam en Tweede Maasvlakte. Voor dit laatste project ligt het voortouw
voor de aanbesteding overigens bij het Havenbedrijf Rotterdam.
De Zuiderzeelijn kan afhankelijk van nadere besluitvorming hieraan worden
toegevoegd.
In deel 1 van de nota Mobiliteit worden zes potentiële locaties voor
tolheffing genoemd, te weten: de A10 bij de Coentunnel, de A4 Delft-
Schiedam, de A4/A15-corridor (inclusief de A15 Maasvlakte-Vaanplein en de
A4 Dinteloord-Bergen op Zoom), de A27 Breda-Utrecht, de Ring Utrecht en de
A6/A9-corridor Schiphol-Almere. Deel 3 van de nota Mobiliteit zal een
uitgewerkt beleidskader voor tol bevatten, mede in samenhang met het
standpunt inzake prijsbeleid in algemene zin. In relatie hiermee wordt een
wijzigingsvoorstel van de wet Bereikbaarheid en Mobiliteit (WBM)
voorbereid.
De voortgang van de genoemde projecten, inclusief de aanbesteding, wordt
echter niet direct afhankelijk gemaakt van de wijziging van de WBM. Met
deze aanpak wordt voorkomen dat kansrijke en aanbestedingsrijpe PPS-
projecten vertraging oplopen door het onderzoek naar de verruiming van de
mogelijkheden van tolheffing. Wel zal bij deze projecten expliciet gekeken
worden hoe de aanbestedingen van de projecten in een later stadium
gecombineerd kunnen worden met tolheffing op de genoemde tracés, conform
het beleidskader van de nota Mobiliteit.
De selectie van projecten door de Taskforce is gebaseerd op de stand van
zaken van dit moment. V&W zal zich nu primair concentreren op het succesvol
in de markt zetten van deze projecten, uitgaande van de intentie van het
kabinet om deze zo spoedig mogelijk in publiek-private samenwerking te doen
realiseren. In de Taskforce is afgesproken om gezamenlijk het vervolgproces
goed te monitoren en ervoor te zorgen dat er voortgang geboekt wordt. In
het komende MIT zult u de weerslag vinden van de met betrekking tot de
projecten gemaakte afspraken.
Vanzelfsprekend staat het denken niet stil en kunnen in de komende periode
ideeën voor andere PPS-projecten ontstaan, zowel bij de overheid als bij
marktpartijen. Er is sprake van grote dynamiek; zo vindt momenteel
besluitvorming plaats over de wijze van uitvoering van de Hanzelijn aan de
hand van de recentelijk uitgevoerde PPC. Door het structureel toepassen van
de eerder genoemde 'marktscan' wordt voor elk nieuw project expliciet de
afweging gemaakt of van PPS meerwaarde is te verwachten.
Wij zijn er van overtuigd dat we met bovenstaande afspraken een goede stap
gezet hebben in de richting van onze gezamenlijke wens om PPS en
innovatieve aanbesteding meer structureel toe te passen bij de realisering
van infrastructuurprojecten en daardoor maatschappelijke meerwaarde te
behalen.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
Karla Peijs
Ministerie van Verkeer en Waterstaat