kamervragen over over de nep-ontvoering in Groningen
Antwoorden op kamervragen over over de nep-ontvoering in Groningen
25 februari 2005
Vragen van het lid Externe link Algra (CDA) aan de minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de nep-ontvoering in
Groningen.
---
1. Vraag
Bent u op de hoogte van de commotie die is ontstaan in Groningen door
een nep-ontvoering?
1. Antwoord
Ja.
2. Vraag
Is het waar dat deze ontvoering in scène werd gezet door
politiemensen?
2. Antwoord
Naar aanleiding van de berichtgeving heb ik bij de korpsbeheerder van
het korps Groningen een ambtsbericht opgevraagd. Hieruit blijkt dat op
31 januari 2005 de meldkamer van de politie Groningen om 12.00 uur een
telefoontje ontving van een burger, die meldde de achtervolging te
hebben ingezet op een zwarte stationwagen met kartonnen
kentekenplaten. In deze auto werd -volgens de waarneming van deze
burger- een persoon met een zak over zijn hoofd onder schot gehouden
door een andere persoon. De burger is na verloop van tijd deze auto
uit het oog verloren. De politie Groningen heeft direct na deze
melding actie ondernomen om de bewuste auto en de inzittenden op te
sporen. Een dergelijke auto kon echter niet worden aangetroffen. Ook
anderszins heeft de politie geen informatie bereikt - noch via andere
getuigen, noch via bijvoorbeeld een aangifte - dat sprake zou zijn
geweest van enig strafbaar feit. Overigens heeft de politie geen
enkele aanleiding de goede trouw van de melder in twijfel te trekken.
Binnen het korps ontstond na de melding van de burger even enige
onduidelijkheid omdat de beschrijving van de burger van de auto sterk
leek op een auto, die dezelfde dag door medewerkers van enkele
politiekorpsen werd gebruikt in het kader van een oefening. Deze
oefening had beslist niets te maken met het thema gijzeling of
ontvoering, maar was een oefening in observeren.
De medewerkers gebruikten voor hun oefening een zwarte auto van
hetzelfde merk en type als door de burger gemeld. Dit was echter geen
stationwagon en de auto was voorzien van reguliere gele kentekenplaten
met een ander kenteken dan door de burger opgegeven. Bovendien waren
de medewerkers pas rond 12.30 uur op weg, hetgeen ruim na de melding
van de burger was.
Uit het feitenrelaas van de korpsbeheerder kan worden geconcludeerd
dat de burger een andere auto heeft waargenomen dan de auto waarvan de
politiemedewerkers voor hun oefening gebruik maakten. Er is geen
sprake geweest van een enscenering van een ontvoering door de
oefenende medewerkers van de politie.
De regiopolitie Groningen weet niet of de burger daadwerkelijk een
strafbaar feit heeft waargenomen. Gezien het feit dat er verder geen
nadere opsporingsindicatie is, is het onderzoek naar deze melding
stilgelegd.
3. Vraag
Wat wordt ermee bedoeld dat het zou gaan om miscommunicatie binnen de
politie?
3. Antwoord
Zoals onder vraag 2 is aangegeven was er geen sprake van
miscommunicatie, maar van enige onduidelijkheid.
4. Vraag
Vindt dit soort oefeningen plaats op plaatsen waardoor burgers in
verwarring kunnen raken?
4. Antwoord
Neen, het streven is om verwarring bij burgers te allen tijde te
voorkomen. Hiermee is ook het belang van oefeningen als onderhavige
gediend.
5. Vraag
Heeft het desbetreffende incident geleid tot gevaarlijke situaties
voor politiemensen en/of omstanders?
5. Antwoord
Neen.
6. Vraag
Welke maatregelen worden getroffen om dergelijke voorvallen voor de
toekomst te vermijden?
6. Antwoord
Op basis van deze specifieke casus zie ik geen aanleiding voor
aanscherping van de bestaande oefencondities, te meer daar het
waargenomen incident en de oefening los van elkaar stonden.
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties