Ministerie van Verkeer en Waterstaat

Overheid en marktpartijen introduceren nieuwe aanpak PPS

Een gezamenlijke Taskforce van de ministeries van Verkeer en Waterstaat, Financiën, Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu, Economische Zaken en marktpartijen heeft overeenstemming bereikt over een nieuwe aanpak voor publiek private samenwerking (PPS). PPS wordt de komende jaren op structurele wijze toegepast bij nieuwe infrastructuurprojecten. Hiervoor wordt de markt zo vroeg mogelijk betrokken bij de fase van projectontwikkeling. Dit kan door de tracéwet- en aanbestedingsprocedure parallel te schakelen (`vervlechten'). Verder gaat gewerkt worden met een financiële vergoeding aan marktpartijen voor uitgewerkte PPS-ideeën. Voor DBFM-contracten (Design, Build, Finance, Maintain) zijn een standaard contract en een handboek opgesteld. Ook zijn er concreet een aantal projecten aangewezen die op korte termijn in publiek-private samenwerking kunnen worden aangepakt.

Op 23 februari heeft minister Peijs van Verkeer en Waterstaat met haar collega's van Financiën en VROM en de staatssecretaris van Economische Zaken overleg gevoerd met een delegatie van het bedrijfsleven onder leiding van de heren Schraven (VNO-NCW) en Brinkman (Bouwend Nederland), met deelname van de ONRI (organisatie van raadgevende ingenieurs) en de banken. Daarbij is overeenstemming bereikt over een nieuwe aanpak en over een lijst van projecten waarvoor ernaar gestreefd wordt deze met PPS te realiseren. Hiermee is een flinke stap gezet om de ambitie uit de Nota Mobiliteit in te vullen om tot een intensieve publiek private samenwerking te komen bij de realisatie van infrastructuurprojecten.

Met behulp van het handboek en het standaard contract hopen partijen de voorbereidings- en transactiekosten bij nieuwe infrastructuurprojecten te verlagen. De documenten zijn geen rigide standaarden, maar hulpmiddelen die kunnen voorkomen dat telkens opnieuw het wiel wordt uitgevonden. Aan de hand van nieuwe ervaringen worden handboek en modelcontract zonodig periodiek bijgesteld.

Voor alle investeringen door de rijksoverheid in infrastructuur en gebouwen die een bepaald bedrag overstijgen (EUR 112,5 mln voor infrastructuur, EUR 25 mln voor gebouwen) wordt de meerwaarde beoordeeld van PPS. Daarnaast wordt het eerder in het proces betrekken van marktpartijen (in de verkenning en planstudiefase) gezien als een voorwaarde voor een succesvolle samenwerking. Dit kan door de tracéwet- en aanbestedingsprocedure parallel te schakelen (`vervlechten'). Het gaat dan om projecten waarbij de oplossing al min of meer bekend is en waarvoor budget beschikbaar is. Deze methode wordt op korte termijn toegepast bij de projecten A2 passage Maastricht en de A4 Delft-Schiedam.

De Taskforce heeft daarnaast uitgangspunten vastgesteld voor een nieuwe marktbenadering waarbij zo veel mogelijk marktpartijen zo vroeg mogelijk in het proces gevraagd worden innovatieve en creatieve ideeën in te brengen. Het gaat daarbij om verkeers- en vervoersproblemen waarvoor in het MIT (Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport) nog niet altijd budget is gereserveerd en waarvoor de oplossing nog niet is bepaald. Hierbij kan ook gedacht worden aan ideeën voor gebiedsontwikkeling en tolheffing.

Vroeg betrekken van de markt levert extra informatie op voor de tracéwetprocedure en de besluitvorming door de overheid. Door in het proces specifieke go/no-go momenten in te bouwen (conform de aanbeveling van de Tijdelijke Commissie Infrastructuurprojecten) blijft de besluitvorming duidelijk en kan de aanbesteding indien gewenst worden gestopt. Eén van de uitgangspunten van de nieuwe marktbenadering is dat door de overheid aan marktpartijen gevraagde inspanningen in redelijkheid worden vergoed. Dat geldt niet voor eerste verkenningen, maar wel bij een nadere uitwerking van veelbelovende ideeën door een beperkt aantal geselecteerde partijen. Vooraf wordt aangegeven welke vergoeding daar tegenover staat.

De komende maanden worden deze uitgangspunten van de nieuwe marktbenadering verder uitgewerkt. Voorwaarde is dat deze past binnen de Tracé/m.e.r procedure en de kaders van de Europese en nationale aanbestedingsregelgeving.