Nationale Bank van België
Jaarverslag 2004 van de Nationale Bank van België
Voorstelling door Guy Quaden, Gouverneur
Brussel, 23 februari 2005
1. Internationale en Europese context
De wereldeconomie is de laatste dertig jaar nooit zo sterk gegroeid als in 2004, namelijk met naar raming
ongeveer 5 pct. De drijvende krachten achter deze forse expansie waren de Verenigde Staten en de
opkomende Aziatische economieën, in de eerste plaats China.
Die snelle groei van de wereldeconomie ging evenwel gepaard met spanningen die op het elan ervan een
min of meer zware domper zouden kunnen zetten.
Zo werd aardolie in 2004 opnieuw duurder. De stijging van de olieprijzen, waarvan de macro-economische
impact om diverse redenen weliswaar nauwelijks te vergelijken valt met die van de olieschokken tijdens de
jaren zeventig, heeft het vertrouwen van de ondernemers en de consumenten aangetast.
De voornaamste bron van bezorgdheid betreft de persistentie en zelfs verscherping van de externe
onevenwichtigheden in de wereldeconomie. Wat het meest in het oog springt, is het tot bijna 6 pct. bbp
gestegen tekort op de lopende rekening van de Verenigde Staten, waardoor de dollarkoers verder omlaag
werd geduwd.
Het is van belang dat alle betrokken landen en regio's hun inspanningen opvoeren om die
onevenwichtigheden geleidelijk weg te werken. Voor de Verenigde Staten bestaat de uitdaging erin de
economie naar een evenwichtiger groeipad terug te brengen en de binnenlandse spaarquote te verhogen,
voornamelijk via een overtuigend programma dat gericht is op de vermindering van het aanzienlijke
begrotingstekort. China en andere opkomende Aziatische economieën van hun kant zouden een
versoepeling van hun wisselkoersbeleid moeten voorbereiden en ten uitvoer leggen. Het eurogebied,
waarvan de valuta reeds een belangrijk deel van de aanpassingslast heeft gedragen, dient, net als Japan,
zijn groeipotentieel op te voeren om zo een belangrijker bijdrage te kunnen leveren tot de ondersteuning
van de internationale vraag en activiteit.
---
Ook in het eurogebied is de economische groei in 2004 aangetrokken, volgens voorlopige ramingen van
0,6 pct. in 2003 tot 1,8 pct. in 2004, een weliswaar nog steeds laag cijfer vergeleken met de percentages in
tal van andere wereldregio's. Bovendien werd de economische expansie in het eurogebied voornamelijk
gedragen door de buitenlandse vraag.
Hoewel de binnenlandse druk op het prijspeil beperkt is gebleven, hebben de - ondanks de verdere
appreciatie van de euro - fors gestegen energieprijzen de inflatie enigszins in de hoogte doen gaan, tot
2,4 pct. aan het einde van 2004 (met een jaargemiddelde van 2,1 pct.). De Raad van Bestuur van de ECB
heeft echter geoordeeld dat, op de middellange termijn, de inflatievooruitzichten bleven sporen met de door
de ECB gehanteerde definitie van prijsstabiliteit en heeft zijn voornaamste rentetarief gehandhaafd op het
historisch zeer lage peil van 2 pct. Het monetaire beleid heeft dus het zijne bijgedragen tot het
conjunctuurherstel.
Ondanks de economische opleving is de begrotingspositie in 2004 in verschillende landen van het
eurogebied verder verslechterd. Sommige lidstaten (Duitsland, Frankrijk, Griekenland) laten nu reeds
verscheidene jaren een deficit van meer dan 3 pct. bbp optekenen.
Het basisprincipe dat aan het stabiliteits- en groeipact ten grondslag ligt, blijft evenwel overeind, namelijk
dat een monetaire unie waarin, bij ontstentenis van een politieke unie, het begrotingsbeleid een nationale
aangelegenheid blijft, absoluut behoefte heeft aan een kader dat borg staat voor een redelijke mate van
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be
---
begrotingsdiscipline in iedere lidstaat. Essentieel is tevens dat die regels duidelijk en bevattelijk zijn en
zonder uitzondering worden toegepast voor alle landen.
Ook de Lissabon-agenda is een belangrijke pijler van de Europese economische constructie. Jammer
genoeg blijven tot dusver ook op dat vlak de verwezenlijkingen achter bij de onderschreven ambities. Het is
echter precies het gebrek aan economische dynamiek dat de relatief middelmatige prestaties van tal van
Europese economieën verklaart, terwijl de internationale concurrentie er niet minder op is geworden. De
effectieve tenuitvoerlegging en het succes van de Lissabon-strategie vereisen een duidelijker politiek
engagement en een betere communicatie met de bevolking over de nagestreefde doelstellingen en de
behaalde resultaten.
2. De Belgische economie in 2004
De groei
België heeft opnieuw een significant hogere economische groei neergezet dan het eurogebied als geheel
(de groei is in ons land aangetrokken van 1,3 pct. in 2003 tot 2,7 pct. in 2004). Van begin 2002 tot het
derde kwartaal van 2004, is het bbp in België met 6,2 pct. gegroeid, tegen 3,4 pct. in het eurogebied.
Waarom ligt de economische groei in België nu reeds drie jaar hoger?
Het komt niet door de uitvoer. Ook onze economie heeft, ondanks de appreciatie van de euro, weliswaar
profijt getrokken van de buitenlandse vraagexpansie met, in 2004, een mooie 6 pct. belopende toename
van ons uitvoervolume. Nochtans hebben andere Europese landen, vooral Duitsland, het op dit vlak nog
beter gedaan. De Belgische ondernemingen zijn niet de meest actieve op de markten (de opkomende
landen, de Verenigde Staten) en voor de producten (hoogtechnologische goederen, uitrustingsgoederen)
waarnaar de vraag het sterkst is toegenomen en, ten opzichte van andere geïndustrialiseerde economieën,
heeft België de laatste jaren ook inzake kosten aan concurrentiekracht ingeboet. Aangezien de invoer
overigens nog iets sneller is gegroeid dan de uitvoer, was de nettobijdrage van de buitenlandse handel tot
de groei uiteindelijk negatief.
Het groei-ecart in het voordeel van België heeft voornamelijk te maken met de - in ons land dynamischer -
binnenlandse vraag.
Dankzij gunstige financieringsvoorwaarden als gevolg van de verbeterde rentabiliteit van de
ondernemingen, het lage peil van de rentetarieven en de aantrekkende aandelenkoersen, zijn de
bedrijfsinvesteringen, die in 2002 en 2003 waren gekrompen, in 2004 weer gegroeid (met reëel 1,5 pct.),
terwijl ze in het eurogebied opnieuw stagneerden.
Het is evenwel voornamelijk door de zeer bevredigende groeidynamiek van de particuliere consumptie (net
als in 2003 is zij in 2004 naar volume met iets meer dan 2 pct. toegenomen), dat ons land zich van vele
andere Europese landen, vooral Duitsland, heeft onderscheiden. Het verbruik van de huishoudens groeide
veel sneller dan hun reëel beschikbaar inkomen, dat slechts in zeer geringe mate toenam. De groei van de
particuliere consumptie hield dus verband met een nieuwe daling van de spaarneiging die in België in drie
jaar tijd met 2,1 punten is teruggelopen, terwijl ze in het eurogebied gemiddeld beschouwd stabiel is
gebleven en in Duitsland en Nederland gestegen is.
Het zeer hoge sparen van de particulieren compenseerde op een bepaald ogenblik het ontsparen van de
overheid. Het herwonnen begrotingsevenwicht en de reductie van de overheidsschuld, gekoppeld aan de
geleidelijke uitvoering van de fiscale hervorming, zetten de Belgische huishoudens er wellicht toe aan hun
bestedingsbedrag af te stemmen op betere perspectieven inzake netto-inkomen. De sanering van de
overheidsfinanciën werpt dus tastbare resultaten af.
Mogelijkerwijs - hoewel dat moeilijk nauwkeurig kan worden becijferd - hebben de in het kader van de
fiscale-amnestieverlening of anderszins gerepatrieerde gelden in 2004 een bijdrage geleverd tot de stevige
groei van de particuliere investeringsuitgaven en consumptiebestedingen.
De werkgelegenheid
De verbetering van de activiteit heeft zich nog niet volledig vertaald in de werkgelegenheid. In 2004 zouden
er nochtans reeds 31.000 banen zijn bijgekomen wat, gezien de aangroei van de beroepsbevolking,
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300
---
evenwel niet heeft verhinderd dat de geharmoniseerde werkloosheidsgraad opgelopen is van 8,5 pct. eind
2003 tot circa 9 pct. eind 2004.
De inflatie
De stijging van de consumptieprijzen is versneld van 1,5 pct. in 2003 tot 1,9 pct. in 2004, maar de
onderliggende inflatietendens - die prijswijzigingen van administratieve aard en deze voor energieproducten
en onbewerkte levensmiddelen buiten beschouwing laat - is teruggelopen van 2 pct. in 2003 tot 1,5 pct. in
2004. De transmissie van de stijging van de grondstoffenprijzen is beperkt gebleven en de loonkosten zijn
matig gestegen (2,6 pct. per uur; 0,5 pct. per eenheid product).
De overheidsfinanciën
In 2004 konden ook de gezamenlijke overheidsrekeningen van België opnieuw met een nulsaldo worden
afgesloten (1) zodat, voor het eerst sedert 1982, de schuldratio beduidend onder de 100 pct. bbp is
gedaald (95,6 pct.). België - samen met Finland het enige land van het eurogebied dat geen tekort laat
optekenen - onderscheidt zich dus op Europees vlak in zeer positieve zin.
Ondanks die gunstige resultaten blijft evenwel waakzaamheid geboden, temeer daar het behoud van het
begrotingsevenwicht de laatste jaren in de hand werden gewerkt door niet-recurrente maatregelen (ten
belope van 0,7 pct in 2004 tegen 1,5 pct. bbp in 2003) en door het uitzonderlijk lage rentepeil. Het primaire
saldo, hoewel nog steeds het hoogste van het eurogebied, is trouwens blijven krimpen, van 5,7 pct. in 2003
tot 4,7 pct. in 2004.
De beurs
De conjunctuuropleving en de winstverbetering van de meeste ondernemingen hebben bijgedragen tot het
beursherstel. In 2004 beliep de gemiddelde koersstijging van de op Euronext Brussels genoteerde
aandelen 36,5 pct., een duidelijk beter resultaat dan dat van het eurogebied (10,5 pct.). Die sterke opgang
weerspiegelt ten dele een inhaalbeweging ten opzichte van de relatief zwakkere prestaties tijdens de
voorgaande jaren, zoals onder meer blijkt uit de koers-winstverhoudingen, die begin 2004 in België nog
beduidend onder het Europese gemiddelde lagen. Ook het aanzienlijke gewicht van de financiële waarden
sorteerde een positief effect op de Belgische beursindex.
De banken
Dankzij de versteviging van de economische groei en van de aandelen- en obligatiekoersen, zagen de
Belgische banken in 2004 hun winsten inderdaad fors verbeteren. De renteresultaten alsmede de
inkomsten uit commissies en bancaire dienstverlening gingen in de hoogte, terwijl aan de uitgavenzijde de
voorzieningen voor dubieuze vorderingen terugliepen en de groei van de bedrijfskosten onder controle
werd gehouden. In combinatie met de blijvend hoge solvabiliteitscoëfficiënt (12 pct.) is deze
rentabiliteitsverbetering (het rendement op het eigen vermogen steeg voor de eerste 9 maanden van 2004
boven de 17 pct. uit) bevorderlijk voor de soliditeit van de Belgische financiële sector.
3. Vooruitzichten en uitdagingen
Is de Belgische economie in staat om, na de goede resultaten van 2004, in een relatief krachtig
tempo te blijven groeien ?
De spaarquote van de gezinnen, die teruggelopen is tot 15,4 pct. van hun beschikbaar inkomen, bevindt
zich nog steeds aanmerkelijk boven het Europese gemiddelde (10,6 pct.). Zij zou nog kunnen dalen indien
het vertrouwen - vooral ten opzichte van de overheidsfinanciën - verstevigt. Het is evenwel weinig
waarschijnlijk dat het groei-ecart ten voordele van België zal blijven bestaan als het niet wordt geschraagd
door een hoger groeipotentieel.
Het groeipotentieel - dat wordt gedefinieerd als de groei die, rekening houdend met de beschikbare
productiefactoren (arbeid en kapitaal) en de productiviteitswinsten, op duurzame wijze kan worden
gerealiseerd zonder spanningen te veroorzaken, met name op het vlak van inflatie - komt in België evenwel
1 Na het afsluiten van het Verslag van de Bank (op 2 februari) werd het begrotingssaldo gereëvalueerd tot +0,1%, ten gevolge van de
beter dan verwachte ontvangsten van de E.B.A.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300
---
nauwelijks boven de 2 pct. uit (wat overeenstemt met het gemiddelde van het eurogebied). Bovendien zou
de potentiële groei de volgende decennia onder neerwaartse druk kunnen komen te staan door de
veroudering van de bevolking die, behalve een supplementaire last voor de overheidsfinanciën, een
inkrimping van het potentiële arbeidsaanbod impliceert. Er mag immers worden verwacht dat bij
voortzetting van de huidige randvoorwaarden, preferenties en sociaal-demografische tendensen inzake
arbeidsmarktparticipatie, de bevolking op arbeidsleeftijd tegen 2030 met ruim 200.000 eenheden zal
afnemen en het aantal werkenden met circa 300.000.
Enigszins paradoxaal bieden onze huidige zwakheden, zoals de relatief lage activiteitsgraad van de
bevolking en de nog steeds hoge overheidsschuld, België een aanzienlijke manoeuvreerruimte.
De middelen ter ondersteuning en versteviging van de groei en de antwoorden op de twee belangrijke
uitdagingen die worden gesteld door de vergrijzing van de bevolking en de mondialisering zijn duidelijk:
- de overheidsschuld moet onverdroten verder worden teruggedrongen
- het effectieve arbeidsaanbod en de werkgelegenheid moeten kwalitatief en kwantitatief worden
versterkt
- en ook het ondernemerschap, het onderzoek en de innovatieve investeringen moeten nog sterker
worden aangemoedigd.
Het waarborgen van gezonde overheidsfinanciën
De overheidsfinanciën zullen geleidelijk af te rekenen krijgen met de lasten die voortvloeien uit de toename
van de uitgaven voor pensioenen en gezondheidszorg als gevolg van de vergrijzing van de bevolking (*).
In dat verband heeft de Hoge Raad voor Financiën aanbevolen structurele begrotingsoverschotten op te
bouwen en die geleidelijk te verhogen tot 1,5 pct. bbp tegen 2011. Dat niveau zou moeten worden
aangehouden tot 2018. Op die manier zouden de overheidsfinanciën over een dubbele marge beschikken
waarmee de kosten van de vergrijzing kunnen worden gedekt. Die marge resulteert enerzijds uit de
vermindering van de rentelasten als gevolg van de inkrimping van de overheidsschuld en anderzijds uit het
geleidelijk verdwijnen van het begrotingsoverschot na 2018. Zodoende zou ook in een structurele stijving
van het Zilverfonds kunnen worden voorzien, terwijl de tot nu toe gevormde tegoeden nagenoeg uitsluitend
afkomstig waren van eenmalige ontvangsten.
In het in december 2004 ingediende stabiliteitsprogramma, heeft de regering zich tot doel gesteld voor
2005 en 2006 een begrotingsevenwicht na te streven en tegen 2007 en 2008 een overschot te realiseren
van respectievelijk 0,3 pct. en 0,6 pct. bbp. Het volgen van dit begrotingstraject, dat nochtans minder
ambitieus is dan datgene waar vroeger werd van uitgegaan, zal een strikte discipline vergen alsook een
nauwe samenwerking tussen de verschillende machtsgeledingen.
Gelet op de reeds besliste maatregelen die vanaf 2006 nog zwaarder op de overheidsfinanciën zullen gaan
wegen, zullen de middelen die nodig zijn om onvoorziene ontwikkelingen op te vangen, zoals de recente
overschrijding van het budget voor gezondheidszorg of een stijging van de rentetarieven, of zelfs om
nieuwe lastenverlagingen of additionele uitgaven te financieren, dus ofwel elders in de begroting moeten
worden gevonden ofwel afkomstig moeten zijn van een versterking van de trendmatige economische groei.
Het verhogen van de activiteits- en werkgelegenheidsgraad
Het behoud en a fortiori het opvoeren van het groeipotentieel is enkel mogelijk indien daar een toereikend
en aangepast arbeidsaanbod tegenover staat. Het is precies op dit punt dat België zwak scoort: op 100
personen in de arbeidsleeftijd participeerden er in België in 2003 64 aan de arbeidsmarkt, waarvan er 59
effectief een baan hadden, tegen respectievelijk 70 en iets meer dan 64 in de EU-15. Enkel Griekenland
en Italië doen het nog minder goed. De Scandinavische landen daarentegen hebben zowel een hoge
activiteits- als een hoge werkgelegenheidsgraad; hun voorbeeld bevestigt dat een hogere activiteitsgraad
voor oudere werknemers en vrouwen geen bedreiging vormt voor de andere categorieën (vooral de
jongeren).
Ook andere variabelen, zoals de gemiddelde loopbaanduur en het gemiddelde aantal werkuren per jaar,
verschaffen een indicatie omtrent het arbeidsaanbod. Uit gegevens van de OESO blijkt dat in 2000 de
gemiddelde carrière van de mannelijke werknemers in België ongeveer 36,6 jaar beliep, dat is de kortste
(*) Voor de voorstelling van en een nadere toelichting bij het verslag van de Studiecommissie voor de vergrijzing, wordt verwezen
naar § 42 en Kader 14 in het Jaarverslag van de Bank.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300
---
loopbaanduur van het eurogebied (gemiddelde : 40,2 jaar) en van de EU-15 (41,1 jaar). De gemiddelde
jaarlijkse effectieve arbeidsduur viel in België volgens door de OESO geproduceerde reeksen iets minder
hoog uit, hoewel de kloof veel geringer is dan voor de andere variabelen. De gemiddelde jaarlijkse
arbeidsduur bedroeg 1.542 uur in 2003, tegen 1.549 uur in het eurogebied en 1.570 uur in de EU-15
(België staat op dit vlak vóór zijn drie voornaamste buurlanden).
De maatregelen tot verhoging van de arbeidsinzet dienen in de eerste plaats te worden afgestemd op de
werkloze bevolking door
- de opleiding en begeleiding van laaggeschoolde werkzoekenden (die het grootste gedeelte van de
langdurig werklozen uitmaken);
- het wegwerken van de resterende "werkloosheidsvallen" (een in bepaalde gevallen te geringe spanning
tussen de nettolonen en de werkloosheidsuitkeringen);
- een strengere toetsing van de effectieve beschikbaarheid van de uitkeringstrekkers voor de
arbeidsmarkt (naarmate de overheid haar inspanningen tot begeleiding en wederinschakeling van de
werklozen opvoert);
- een actief gelijke-kansenbeleid (ter compensatie van de zwakke positie van etnische minderheden op
de arbeidsmarkt en ter bevordering van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen).
In dat verband beklemtoont de Bank reeds geruime tijd - en het is inmiddels genoegzaam bekend - dat de
lage activiteitsgraad in België voornamelijk toe te schrijven is aan de 55-plussers. De Bank hoopt dat het
voor de nabije toekomst aangekondigde overleg tussen de regering en de sociale partners betreffende de
eindeloopbaanproblematiek deze situatie geleidelijk maar afdoend zal remediëren.
Een beheerste loonkostenontwikkeling, ten slotte, is niet alleen belangrijk vanuit het oogpunt van de
internationale concurrentie, maar evenzeer om een toereikende werkgelegenheidsintensiteit van de
economische groei te waarborgen.
Het aanmoedigen van innovatie en ondernemerschap
In vergelijking met de Verenigde Staten wordt het groeiprofiel in Europa, en meer bepaald ook in België,
reeds geruime tijd gekenmerkt door een naar verhouding lagere arbeidsinzet. Die handicap kon gedurende
lange tijd worden opgevangen door sterkere productiviteitsstijgingen (per gewerkt uur), die gepaard gingen
met een aanzienlijke substitutie van arbeid door kapitaal. Sedert het midden van de jaren negentig stijgt de
productiviteit in de Verenigde Staten echter sneller dan in Europa.
Die ontwikkeling is ten dele te verklaren door de loonmatiging en de arbeidsmarkthervormingen die in de
EU werden geïmplementeerd teneinde de werkgelegenheidsintensiteit van de groei te stimuleren. Heel wat
analyses wijzen echter uit dat Europa's toenemende productiviteitsachterstand dieper liggende oorzaken
heeft en in de eerste plaats verband houdt met het feit dat de EU-lidstaten in het algemeen - er zijn immers
ook markante uitzonderingen - veel minder dan de Verenigde Staten in staat blijken technologische
grenzen te verleggen en, onder meer wegens allerhande marktrigiditeiten, minder profijt weten te trekken
van de mogelijkheden die de toepassing en verspreiding van nieuwe technologieën bieden, in het bijzonder
in het vlak van de informatie- en communicatietechnologie.
Innovatie moet worden aangemoedigd, niet alleen ter verhoging van de productiviteit, maar ook, gelet op
de concurrentie vanwege nieuwe actoren op de internationale markten, om onze productiestructuur toe te
spitsen op de goederen en diensten waarvoor wij een comparatief voordeel kunnen laten gelden.
Hoewel het rechtstreekse aandeel van de industrie stricto sensu in de totale toegevoegde waarde en de
werkgelegenheid de laatste dertig jaar geslonken is, blijft die bedrijfstak een kapitale rol spelen in onze
economie. De industrie zorgt voor het leeuwendeel van Belgiës aanzienlijke lopende overschot met de rest
van de wereld, en neemt meer dan 80 pct. van de uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling van de
bedrijven voor haar rekening. Door spin-offs en uitbesteding genereert zij bovendien steeds meer
arbeidsplaatsen in de dienstensector, voornamelijk in de dienstverlening aan bedrijven.
Gelet op de toenemende synergieën tussen de industriële en de dienstensector, heeft België, meer nog
dan andere landen, behoefte aan een brede, sectoroverschrijdende strategie die innoverende investeringen
en de commercialisering van hoogtechnologische producten en diensten aanmoedigt en die optimale
stimulansen verstrekt voor onderzoek en ontwikkeling waaraan, volgens de Lissabon-doelstellingen, tegen
2010 3 pct. van het bbp dient te worden besteed.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300
---
Bij de verdere uitwerking van zo'n door de overheid aangestuurd innovatiebeleid kan ongetwijfeld lering
worden getrokken uit een aantal succesvolle buitenlandse voorbeelden, zoals het Finse en het Ierse. Het
spreekt echter voor zich dat een innovatief bedrijfsklimaat maar kan gedijen in een samenleving die
ondernemerschap en zin voor initiatief weet aan te moedigen.
Ook een performant onderwijssysteem is een basisvoorwaarde. Uit recente internationale enquêtes blijkt
dat het mogelijk is de doeltreffendheid van onze onderwijssystemen in het bijzonder het secundair
onderwijs in de Franse taalgemeenschap nog te verbeteren.
Zoals dat in andere landen het geval is, ligt er buiten de eigenlijke marktsector nog een groeipotentieel
braak in de gezondheidszorg, de persoonlijke dienstverlening, het onderwijs en de culturele voorzieningen.
De voorbije jaren is het aantal arbeidsplaatsen in die domeinen al sterk toegenomen. Onder invloed van
economische, demografische en sociologische factoren zal de vraag naar dergelijke persoonsgebonden
diensten in de toekomst ongetwijfeld nog verder toenemen. Het aanbod van zulke diensten is evenwel in
belangrijke mate afhankelijk van subsidiëring door de overheid. De verdere ontwikkeling ervan zal dus
worden bepaald door de mate waarin de overheid erin slaagt om in een adequate financiering te voorzien,
zonder de houdbaarheid van de overheidsfinanciën in het gedrang te brengen. Een belangrijke
voorwaarde daartoe is dat de marktsector, door zijn concurrentiekracht, voor het nodige draagvlak weet te
zorgen, maar ook de introductie van efficiëntere beheersmethoden en andere kostenbesparende
maatregelen in de social-profitsector zelf kunnen daar toe bijdragen.
---
De stroomversnelling waarin het proces van internationale economische integratie momenteel verkeert
- markante voorbeelden zijn de opkomst van China en de integratie van Centraal-Europa in de EU - houdt
zowel opportuniteiten als bedreigingen in. Deze verhoogde concurrentiedruk betekent een gevaar voor
sommige van onze traditionele activiteiten en noopt tot wat Schumpeter een proces van "creatieve
destructie" noemde. Tegelijkertijd openen zich voor onze exporterende bedrijven nieuwe afzetmarkten,
terwijl door de invoer van goedkopere producten uit die landen koopkracht wordt vrijgemaakt die aan
andere goederen en diensten kan worden besteed. In welke richting de balans van de bedreigingen en de
opportuniteiten uiteindelijk doorslaat, zal worden bepaald door het aanpassingsvermogen en het
dynamisme van alle betrokken economische actoren: de ondernemingen, de werknemers en de overheid.
Communicatie de Berlaimontlaan 14 tel. + 32 2 221 46 28 BTW BE 203 201 340
Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be HRB 22 300