Procuctschap vee, vlees
Inleiding drs. J.J. Ramekers bij de IMEFA Kennismarkt,
op 23 februari 2005 te Den Bosch
Voorzitter, dames en heren,
Allereerst mijn hartelijke dank voor de uitnodiging om hier
vandaag weer een bijdrage te mogen leveren. Inderdaad
`weer', want het is niet voor het eerst.
Het is wel een bijzondere gelegenheid deze keer.
Bijzonder omdat het ondernemersklimaat van nu weer de
mogelijkheid biedt voor deze IMEFA.
Daarover was vorig jaar best wat zorg.
Creativiteit en inspanning van de organisatie hebben de beurs
zelfs verbreed tot IMEFA Equipement.
Er is ruimte gekomen voor machines en apparatuur.
Bijzonder ook omdat ik aan het eind van mijn inleiding een
heus boek over de vleesfabriek van de toekomst mag
overhandigen.
Een boek dat naar mijn weten voortreffelijk past in de geest
van die bredere opzet van de IMEFA.
De concurrentiekracht van sectoren en bedrijven wordt naar
mijn mening in hoge mate bepaald door het innoverend
vermogen van die sectoren.
Innovaties die zichtbaar worden in een nieuw productontwerp,
een nieuw productieproces, een nieuwe marktbenadering of
opleidingsmethoden.
Overigens is innovatie vaker een optelsom van kleinere
inzichten en stappen van alledaagse en natuurlijke
ontwikkelingen dan van een grote technologische doorbraak.
Vaak betreft het ideeën die op zich niet `nieuw' zijn, maar
gewoon nog nooit zijn uitgevoerd.
In zijn innovatiebrief schrijft de minister van Economische
Zaken, Laurens-Jan Brinkhorst, dat Nederland op het punt van
innovatie van koers moet veranderen.
Wereldwijd is kennis een centrale concurrentiefactor
geworden.
Ons land is daar volgens hem nog niet genoeg op ingesteld.
We zitten slechts in de middenmoot.
Het kabinet wil dat Nederland in de EU tot de kopgroep gaat
behoren.
Sterker, ook Nederland heeft zich aangesloten bij de zogeheten
`Lissabon-ambitie'.
---
In 2000 is in Lissabon afgesproken dat de EU in tien jaar de
meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de
wereld dient te zijn.
Hoe vertaal ik dat naar de Nederlandse vee- en vleessectoren.
Ik word er verlegen en bescheiden van als ik alleen maar kijk
naar de inspanningen in het collectief vleesonderzoek.
De PVE uitgaven zijn afgelopen jaren fors verminderd.
Op het gebied van verwerken doneren we 150.000 voor
pluimveevlees; voor roodvlees zit er nog geld in het O&O
fonds, maar uitgaven zijn nog niet voorzien.
Enkele jaren geleden gaven we voor onderzoek op het terrein
van verwerking en slachten jaarlijks nog 3 miljoen uit.
Voor het praktijkonderzoek gericht op de primaire sector
besteden we dit jaar nog zo'n 1,7 miljoen voor de
roodvleessectoren (vooral varkenssector).
Voor de pluimveesectoren is 650.000 beschikbaar.
Overigens concludeer ik dat, een enkele uitzondering
daargelaten, de vlees(verwerkende) bedrijven naar mijn mening
ook zelf onvoldoende ingericht zijn op onderzoek en
kennisbenutting.
Research & Development is kennelijk geen strategische
activiteit.
Hoe anders was dat in de jaren 80 en begin jaren 90.
Extra LNV middelen waren er voor collectief onderzoek in de
varkensvleessector.
Dat gevoegd bij beschikbare sectormiddelen leverde dikke
boekwerken met nieuwe onderzoeksprojecten.
Projecten in Lelystad, Zeist, Utrecht en Wageningen.
Dat was de tijd dat de PVE financieel betrokken waren bij de
bouw en inrichting van de vleeshal bij TNO in Zeist, een
slachtlocatie voor de VVDO in Oudewater en voorzieningen bij
het toenmalige veeteeltkundig onderzoek (Sybesma), ook in
Zeist.
Overigens mag ik constateren dat LNV voor bepaalde
deelprojecten middelen ter beschikking heeft.
Ik denk daarbij aan Transparantie, Transitie Duurzaamheid,
AKK, Ketenomkering, Client.
Ik heb alleen stellig de indruk dat die gelden vanwege het hoge
abstractieniveau voor ondernemers in het midden- en
kleinbedrijf moeijlijk toegankelijk zijn.
Een meer praktische benadering zou wenselijk zijn.
---
Krimp in onderzoeksbudgetten leidt op termijn tot krimp in
onderzoekscapaciteit en kwaliteit.
De bestaande kennisinfrastructuur brokkelt af.
Als we niet uitkijken verliezen we snel onze expertise op
deelterreinen (sensorische kwaliteit en technologie), zo we die
al niet hebben verloren.
En dan zijn we volledig op het buitenland aangewezen.
Voor een perspectiefvolle toekomst van de vleessectoren is
naar mijn mening innovatie één van de sleutelfactoren.
Ik sluit me dus graag aan bij het betoog van minister
Brinkhorst van Economische Zaken.
Komend uit de vijftiger jaren was de strategie gericht op
volume en productie.
Dat uitte zich in uniforme en anonieme producten (met
productschapsregels, een uitbetalingsadvies voor varkens,
gewichtskortingen, nog steeds is er een roep om
prijstransparantie: het zijn gevechten in de bekende
achterhoede).
Inmiddels zijn we in een situatie waarbij de productie van
bulkproducten zich mondiaal verplaatst naar gebieden dit het
meest goedkoop kunnen.
Als voorbeelden noem ik Brazilië (rund, varken en kip),
Thailand (kip) en Nieuw-Zeeland (lam).
Sterke verbeteringen op het gebied van informatie-overdracht,
verpakkingstechnologie en logistiek bevorderen dat proces
alleen nog maar.
Wij stimuleren dat ook.
Kijk naar de informatie-uitwisseling en logistiek binnen het
project Cliënt.
Een project met in plaats van veel papier nu elektronisch
dataverkeer voor import en export.
De globalisering van de markt vergroot de keuzevrijheid van de
consument.
Daar komt bij dat in onze samenleving de burger steeds hogere
eisen stelt aan de eigen productie en tegelijk kiest voor
producten met de laagste prijs.
Een geweldig lastig dilemma voor onze sectoren om nog op
het juiste kompas te varen.
Eén ding is zeker: een strategische heroriëntatie is nodig.
Zonder de kostprijs uit het oog te verliezen lijkt een keuze voor
hoogwaardige marktsegmenten de aangewezen weg.
---
Te vaak hoor ik dat die markt beperkt moet zijn tot Noordwest
Europa (de driehoek Parijs/Londen/Berlijn).
Een verkeerd signaal.
Waarom zouden we vanuit Nederland de hoogwaardige
marktsegmenten niet wereldwijd benaderen?
Onze sterk geïntegreerde productiestructuur en
kwaliteitszorgsystemen vormen een goede basis.
Markten als de VS, Japan en China kunnen naar mijn mening
ook als speerpunt dienen.
Mooie voorbeelden vinden we in de tuinbouw.
Daar wordt jaarlijks ruim 22 miljoen besteed aan collectief
onderzoek.
Dit even los van de discussie over deze inzet en de rol van het
Productschap Tuinbouw.
De tuinder maakt direct een consumentenproduct, wij houden
ons bezig met grondstoffen.
Toch zijn er in de tuinbouwsector volop initiatieven.
Ook daar speelde 20 jaar geleden de vraag of men het zou
redden tegen de concurrenten uit Zuid Europa, Afrika of Zuid
Amerika.
Nou, dat is het geval.
Een geweldige investering in de afzet en distributie,
schaalvergroting van veilingen en een innovatieve instelling
van primaire producenten en de toeleverende industrie bleek de
basis voor een perspectiefvolle ontwikkeling.
En dan wat dichterbij: de zuivel, een sector ook een
prominente plek heeft in het innovatieprogramma van de
overheid.
Onder voorzitterschap van premier Balkenende sluit Nederland
namelijk aan bij de Lissabon-afspraken.
Zo geeft het ministerie van Landbouw prioriteit aan een
programma `Flowers en Food'.
Uiteraard zie ik binnen het onderdeel `Food' daarom ook graag
initiatieven vannuit de vleessector.
Zie de successen bij zuivel: de `Breakers' in de winkelschappen
en de nieuwste vleesvervangers op de markt.
Ik kom nog dichter bij huis als ik in de krant de kop tegenkom:
`DSM in de kroketten van Mora'.
Een goede vorm van co-makerschap.
Veelbetekenend is de subkop: `Chemiereus maakt sprong van
bulkchemie naar slimme producten'.
Dé boodschap zou dus ook voor de Nederlandse vee- en
vleessector moet gelden.
---
Graag verwijs ik naar conclusies van onderzoekers van WUR
en LEI medio november 2004: dat komt erop neer dat
varkensvlees moet vernieuwen.
Ze bevestigen de consumentenopvatting, dat varkensvlees niet
onderscheidend is.
Er wordt amper mee geïnnoveerd en de prijs speelt dus een
grote rol bij de aankoop door de consument.
De sector moet dan ook zoeken naar producten met
toegevoegde waarde om aan te haken bij de trends onder
consumenten: plezierig, gezond en gemak.
Welke rol kunnen de PVE bij dit alles spelen?
Eén van de speerpunten, en dat zal u niet verbazen na het
voorgaande, is om onderzoek en ontwikkeling (R&D) weer op
de bestuurlijke agenda te krijgen.
Natuurlijk is daar draagvlak voor, maar het is een hele toer om
in de krimpsituatie ook de middelen vrij te maken.
We onderkennen de druk op de marges bij zowel de
veehouders als de slachterijen.
De neiging naar een low cost strategie, primair gericht op
overleven, ligt voor de hand.
Maar daarmee draaien we een vicieuze cirkel, die ik graag wil
helpen doorbreken.
Uiteraard met betrokkenheid van het bedrijfsleven.
Een Stuurgroep Vleesinnovatie kan impulsen geven.
Dat kan collectief maar ook via stimulering van private
projecten.
Volgens mij is dit ook de lijn van het ministerie van Landbouw
Daarom ga ik er vanuit dat we met zo'n stuurgroep een
platform creëren om met het departement verder op te trekken
op het gebied van innovatie.
En we draaien dus graag mee als onderdeel van Food.
Bij een beurs als de IMEFA die mede gewijd is aan technische
innovatie, nu machines en apparaten meer centraal staan, mag
u van mij ook verwachten dat ik verder kijk dan alleen die
technische mogelijkheden.
Technische innovatie moet hand in hand gaan met de vraag of
zo'n apparaat óók een verbetering is voor de mensen die er
mee werken.
Is dat niet het geval, dan kan de innoverende ondernemer het
voordeel wegstrepen tegen de kosten voor ziekteverzuim en
misschien zelfs de WAO.
---
De werkgeversorganisaties in de vleesindustrie, de vakbonden,
de PVE en het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid hebben afgesproken om het ziekteverzuim en
de WAO-instroom door klachten aan het bewegingsapparaat
omlaag te brengen.
We zijn te vaak in het nieuws als het gaat om de
arbeidsomstandigheden.
We hebben de hoogste instroom in de WAO, scoren slecht op
de uitstroom en bijna één op de vijf werknemers zit geheel of
deels in de WAO.
Ik hoop van harte dat het arboconvenant helpt om dat beeld
om te buigen.
Eén van de afspraken is ook dat de werkgever bij elke
(ver)nieuwbouw of aankoop van nieuwe apparatuur nagaat
welke gevolgen de aankoop meebrengt voor de
arbeidsomstandigheden.
Dat kan elke werkgever snel en kosteloos weten.
Op internet staat de Werkcheck, een instrument om te meten
of nieuwe apparatuur ook gezond is.
Ik raad ondernemers aan om in gesprekken over diverse
technische hoogstandjes de vraag aan de orde te stellen hoe
groot het risico is op het krijgen van klachten aan het eigen
bewegingsapparaat?
Voor de toekomst van de vleesindustrie gaat het niet alleen om
een plezierig product maar ook om plezierig werken.
Voor dat plezierige product is als thema voor deze kennismarkt
het accent gelegd op productinnovatie.
Aan aandacht voor plezierig werken is gelukkig niet voorbij
gegaan in het boek de Vleesfabriek van de Toekomst.
Onder impulsen van Ernst Paardekooper heeft het
vleesonderzoek zich in de jaren '80 en 90 vol energie en
vasthoudend gericht op de realisatie van Slachtlijn 2000.
Ik ben blij en trots, dat het gelukt is alle kennis en visie van
erkende onderzoekers bijeen te brengen.
Het heeft met hulp van Wim Busser en Hilma Santes
geresulteerd in een doorkijk naar de vleesindustrie van de
toekomst, althans tot pak weg 2020.
Laten we zeggen best wat futuristisch, maar dat is nu juist de
uitdaging om te innoveren.
In brede zin, want het gaat niet alleen om vlees maar om het
hele scala van gemaksproducten.
De visie in dit boek past in deze tijd want andere onderzoekers
hebben inmiddels de Foodturoscope neergezet.
Markt en R&D samen gericht op de hele levensmiddelenlijn,
inclusief het bedrijfsrestaurant.
---
Het grootwinkelbedrijf Metro heeft al de Metro Future Store
gepresenteerd.
Kortom het voorziet in een behoefte, hulde.
Het boek is mede tot stand gekomen met financiële steun die
de auteurs van het ministerie van Landbouw hebben mogen
ontvangen.
Het is daarom en om ons streven om R&D als strategische
activiteit ook nog eens een keer onder de aandacht te brengen
van LNV, dat ik blij ben dat ik het eerste exemplaar mag
overhandigen aan de heer Roel Bol, directeur Industrie en
Handel van LNV.
Ik dank u voor uw aandacht.
---