Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
Kamerbrief inzake Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over
nieuwe Commissievoorstellen
Aan de Voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten-Generaal
Binnenhof 4
DEN HAAG
Directie Integratie Europa
Bezuidenhoutseweg 67
2594 AC Den Haag
Datum
Auteur
Mw. drs. B. M. Karel
Kenmerk
DIE-066/05
Telefoon
070 348 48 76
Blad
1/7
Fax
070 348 40 86
Bijlage(n)
3
E-mail
die-in@minbuza.nl
Betreft
Informatievoorziening aan de Tweede Kamer over nieuwe
Commissievoorstellen
C.c.
Zeer geachte Voorzitter,
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij drie
fiches aan te bieden die werden opgesteld door de Werkgroep
Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
1. Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 2500/2001 ertoe strekkende dat de communautaire
bijstandsverlening ten uitvoer kan worden gelegd overeenkomstig
artikel 54, lid 2 onder c) van het Financieel Reglement
2. Communication from the Commission to the Council on the
Commission proposals for action plans under the European Neighbourhood
Policy (ENP)
3. Voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de
toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag
tot bescherming van kweekproducten, zoals herzien te Genève op 19
maart 1991
De Staatssecretaris voor Europese Zaken
Atzo Nicolaï
Fiche 1: Verordening betreffende de communautaire bijstandsverlening
Titel:
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van
Verordening (EG) nr. 2500/2001 ertoe strekkende dat de communautaire
bijstandsverlening ten uitvoer kan worden gelegd overeenkomstig
artikel 54, lid 2 onder c) van het Financieel Reglement
Datum Raadsdocument: 11 januari 2005
Nr Raadsdocument: 5277/05
Nr. Commissiedocument: COM (2004) 814 def
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. FIN
Behandelingstraject in Brussel: RWG Centraal- en Zuid-Oost
Europa, RAZEB
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Doel van het voorstel is de verordening voor de financiële
pretoetredingssteun voor Turkije (EG) nr.2500/2001) in overeenstemming
te brengen met het nieuwe Financieel Reglement voor wat betreft het
gebruik van indirect gecentraliseerd beheer (art 54, lid 2, onder c)
van het Financieel Reglement (EG, Euratom Nr. 1605/2002)).
Indirect gecentraliseerd beheer betekent in deze context dat de
Commissie taken tot uitvoering van de begroting mag toevertrouwen aan
het land zelf: of zoals in artikel 54, (c) staat aan "nationale
publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke entiteiten die zijn
belast met een openbare dienstverleningstaak, voldoende financiële
garanties bieden en de in de uitvoeringsbepalingen vastgestelde
voorwaarden in acht nemen ". Om genoemde organen met de uitvoering te
kunnen belasten moet wel aan een aantal voorwaarden worden voldaan,
o.a. de voorwaarde dat in het basisbesluit van het betrokken programma
of de betrokken actie voorzien is in de mogelijkheid van delegatie en
in criteria voor de selectie van betrokken entiteiten. Daarom moet dus
de verordening worden aangepast. Daarnaast moet volgens hetzelfde
artikel de delegatie van de uitvoering van de begroting beantwoorden
aan de behoeften van een goed financieel beheer en de naleving van
non-discriminatie en mag het niet leiden tot belangenconflicten. De
betreffende organen of entiteiten moeten een goede internationale
reputatie genieten, internationaal erkende beheers- en
controlesystemen hanteren en gecontroleerd worden door de overheid.
Overigens blijft de Commissie wel eindverantwoordelijk voor het beheer
van de pre-toetredingssteun aan Turkije.
De Commissie stelt voor om over te gaan tot indirect gecentraliseerd
beheer omdat dit een instrument is dat op het gebied van
pretoetredingssteun in het verleden zijn waarde heeft bewezen, met
name in het kader van het programma voor de uitwisseling van
informatie over technische bijstand (TAIEX). Turkije heeft de
afgelopen jaren aanzienlijk profijt getrokken van TAIEX-acties en op
deze wijze zal het land ook in de toekomst toegang blijven hebben
tot TAIEX-steun.
Aangezien het wenselijk is dat de pretoetredingssteun op
geharmoniseerde wijze wordt georganiseerd, wordt dezelfde formulering
gebruikt als in de Verordeningen (EEG) nr. 3906/1989 (Phare) en (EG)
nr. 2666/2000 (CARDS) en in de IPA-ontwerpverordening (het voorstel
voor het nieuwe instrument voor pretoetredingssteun, vanaf 2007 onder
de nieuwe Financiële Perspectieven).
Rechtsbasis van het voorstel: Art 181 A, lid 2 EG
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad met
gekwalificeerde meerderheid, raadpleging Europees Parlement.
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: positief. De bestaande verordening is op
Gemeenschapsniveau vastgesteld, derhalve deint wijziging ook op
Gemeenschapsniveau te geschieden. Bovendien is steun in verband met
toetreding tot de Gemeenschap typisch een onderwerp dat op
Gemeenschapsniveau dient te worden geregeld.
Proportionaliteit: positief, een verordening is het geëigende
instrument om een bestaande verordening te wijzigen.
Consequenties voor de EU-begroting: Geen, middelen zijn reeds
gealloceerd. Het betreft een uitvoeringstechnische aanpassing.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
n.v.t.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): n.v.t.
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van
haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen.
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Het betreft een budgetneutrale aanpassing van de verordening in lijn
met een specifieke bepaling in het Financieel Reglement. Het
Financieel Reglement is met belangrijke steun van Nederland tot stand
gekomen teneinde een goed financieel beheer in de Unie te waarborgen.
In die zin zijn de Nederlandse belangen gewaarborgd. In dit specifieke
geval, indirect gecentraliseerd beheer van de financiële
pretoetredingssteun voor Turkije, is het van belang dat de bepalingen
van art 54 c) nauwkeurig worden gevolgd om tenminste eenzelfde
zekerheid van financieel beheer te behouden als bij het directe beheer
door de Commissie. In dit licht moeten de bevindingen van de Europese
Rekenkamer (ERK) met betrekking tot de uitvoering van
pretoetredingssteun (zie jaarverslag 2003), o.a. de geconstateerde
risico's bij uitvoeringsorganen en beheerssystemen, worden meegewogen.
Fiche 2: Mededeling over Europees nabuurschapsbeleid
Titel:
Communication from the Commission to the Council on the Commission
proposals for action plans under the European Neighbourhood Policy
(ENP) - NL titel niet beschikbaar
Datum Raadsdocument: 10 februari 2005
Nr Raadsdocument: 6175/05
Nr. Commissiedocument: COM(2004) 795
Eerstverantwoordelijk ministerie: Buitenlandse Zaken i.o.m. EZ,
SZW, FIN, VenW, VWS, LNV, VROM, IPO en VNG
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Oost-Europa en
Centraal-Azië en/of de Mashrek-Maghreb groep; Raad Algemene Zaken en
Externe Betrekkingen.
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
Deze mededeling is procedureel van aard en schetst de ontwikkelingen
na de eerste mededeling van de Commissie over `Wider Europe'. Ten
aanzien van de goedkeuring van de actieplannen beschrijft de
mededeling de te nemen vervolgstappen. De actieplannen worden met deze
mededeling ondergebracht binnen het beleidskader van het Europees
Nabuurschap Beleid (ENP).
Na de mededeling `De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader
voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden'
(COM(2003) 104 final, 11.3.2003) heeft de Commissie in mei 2004 de ENP
verder uitgewerkt in het zogeheten strategie document. Hierin worden
de doelstellingen, uitgangspunten, geografische reikwijdte en de
implementatiemechanismen van de ENP beschreven. De RAZEB van 14 juni
2004 verwelkomde het strategiedocument, inclusief het voorstel om met
de partnerlanden gezamenlijke actieplannen op te stellen. De Commissie
heeft inmiddels 7 actieplannen afgerond (Jordanië, Israël, Moldavië,
Marokko, Tunesië, Oekraïne en de Palestijnse Autoriteit). De
juridische basis voor de actieplannen blijft de respectievelijke
Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst of
Associatieovereenkomst. Na goedkeuring van de actieplannen door de
EU-lidstaten zullen deze worden bekrachtigd door de respectievelijke
Partnerschaps- en Samenwerkingsraad of Associatieraad.
De mededeling gaat kort in op de belangrijkste kenmerken van de ENP,
de (toekomstige) actieplannen en de politieke context van het
actieplan Oekraïne (i.v.m. de verkiezingen van 26 december jl.).
Rechtsbasis van het voorstel: n.v.t.
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: n.v.t.
Instelling nieuw Comitologie-comité: n.v.t.
Subsidiariteit en proportionaliteit: n.v.t., het betreft een
mededeling.
Consequenties voor de EU-begroting:
Geen. De implementatie van de actieplannen wordt tot 2007 gefinancierd
uit TACIS en MEDA. Vanaf 2007 zullen deze instrumenten worden
vervangen door het Europees Nabuurschaps- en Partnerschapsinstrument
(zie ook deverordening inzake het Europees Nabuurschaps- en
Partnerschaps Instrument: COM(2004) 628 final).
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
n.v.t.
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): Geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid: n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: Geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Akkoord. Gezien het beschrijvende karakter van deze mededeling heeft
Nederland geen opmerkingen.
Fiche 3: Besluit over toetreding tot Internationaal Verdrag tot
bescherming kweekproducten
Titel:
Voorstel voor een besluit van de Raad tot goedkeuring van de
toetreding van de Europese Gemeenschap tot het Internationaal Verdrag
tot bescherming van kweekproducten, zoals herzien te Genève op 19
maart 1991
Datum Raadsdocument: 22 december 2004
Nr Raadsdocument: 16327/04
Nr. Commissiedocument: COM(2004) 798 definitief
Eerstverantwoordelijk ministerie: LNV i.o.m. BZ, EZ, FIN
Behandelingstraject in Brussel: Raadswerkgroep Landbouwvraagstukken
(kwekersrecht), Landbouw- en Visserijraad
Achtergrond, korte inhoud en doelstelling van het voorstel:
De Internationale Unie tot bescherming van kweekproducten (UPOV) houdt
zich bezig met het bevorderen van internationale harmonisatie en
samenwerking bij invoering van nieuwe wetgeving op het gebied van
kwekersrecht . Op dit moment zijn 58 landen lid van UPOV, waaronder
21 EU-lidstaten. In het UPOV-verdrag is bepaald dat elke
intergouvernementele organisatie die bevoegdheid heeft ter zake van de
door het Verdrag geregelde aangelegenheden en beschikt over haar eigen
- voor al haar lidstaten bindende - wetgeving inzake de verlening en
bescherming van kwekersrechten, tot de UPOV kan toetreden. De EG heeft
op dit gebied bindende wetgeving (Verordening EG/2100/94) en kan dus
toetreden. Tevens wordt met toetreding tot de UPOV voldaan aan de
verplichtingen van andere internationale overeenkomsten, met name die
van artikel 27, lid 3, van de WTO-Overeenkomst inzake de
handelsaspecten van intellectueel eigendom (de TRIPS-overeenkomst).
Voorliggend besluit strekt ertoe dat de EG tot de UPOV kan
toetreden.
Rechtsbasis van het voorstel: artikel 37, juncto 300 van het EG
Verdrag, lid 2, tweede alinea, en lid 3, eerste alinea
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Raad:
gekwalificeerde meerderheid, EP: advies
Instelling nieuw Comitologie-comité: nee
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Subsidiariteit: Positief. De Gemeenschap heeft sinds 1994 ook een
systeem van kwekersrechtverlening, gebaseerd op het UPOV-Verdrag.
Toetreding van de Gemeenschap tot het UPOV-Verdrag maakt het mogelijk
dat de Gemeenschap rechtstreeks een bijdrage levert aan de discussies
binnen de UPOV en ook meebeslist.
Proportionaliteit: Twijfelachtig. Nederland is van mening dat in het
voorliggende besluit alleen de toetreding geregeld zou moeten worden
en dat alle zaken met betrekking tot de competenties van de EG en de
lidstaten buiten dit besluit gehouden dienen te worden. Deze zaken
kunnen in voorkomende gevallen apart worden geregeld. UPOV verlangt
ook niet dat internationale organisaties een verklaring afleggen over
de verdeling van bevoegdheden tussen de organisatie en de lidstaten.
Voorgesteld wordt daarom om artikel 3, lid 1 over het onderhandelen
van de Commissie namens de Gemeenschap uit het voorstel te schrappen.
Consequenties voor de EU-begroting: Een jaarlijkse bijdrage aan de
UPOV van EUR172.000.
Financiële, personele en administratieve consequenties voor de
rijksoverheid, decentrale overheden en/of bedrijfsleven en burger:
geen
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving/beleid,
(informatie over het inschakelen van nationale agentschappen /
zelfstandige bestuursorganen e.d., implementatie en uitvoering,
notificatie en handhaving en/of sanctionering): geen
Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen) dan wel
voorgestelde datum inwerking treding (bij verordeningen en
beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid :n.v.t.
Consequenties voor ontwikkelingslanden: geen
Nederlandse belangen en eerste algemene standpuntbepaling:
Net als de meeste EU-lidstaten heeft Nederland een nationaal systeem
voor verlening van kwekersrecht en is lid van UPOV. Naast alle
nationale systemen voor verlening van kwekersrecht heeft de
Gemeenschap sinds 1994 ook een Communautair systeem voor
kwekersrechtverlening, gebaseerd op het UPOV-verdrag. Dit systeem
heeft bewezen een zeer aantrekkelijk en succesvol systeem te zijn,
gezien het grote aantal aanvragen voor kwekersrechtverlening.
Nederland is voorstander van toetreding van de EG bij het UPOV-verdrag
omdat het dan mogelijk is om rechtstreeks vanuit de EG bijdragen te
leveren aan de discussies binnen de UPOV en mee te kunnen beslissen.
Binnen de EG (het Communautair Bureau voor Plantenrassen) is veel
kennis over het kwekersrechtsysteem opgebouwd.
Het bijzondere van het toetreden van de EG tot het UPOV-verdrag is dat
lidstaten van de Gemeenschap enerzijds betrokken zijn bij het
Communautaire systeem, anderzijds heeft een groot aantal lidstaten ook
hun nationaal systeem. Nederland is van mening dat dit vraagt om
bijzondere afspraken betreffende standpuntbepaling en woordvoering in
de bijeenkomsten van de UPOV.
Ook stemrecht zal wat Nederland betreft nader besproken moeten worden.
Het UPOV-verdrag geeft in art. 26, lid 6 b aan dat een
intergouvernementele organisatie ter zake van de tot haar bevoegdheid
behorende aangelegenheden de stemrechten kan uitoefenen van haar
lidstaten die lid zijn van de UPOV. Dit stemrecht kan echter niet
worden uitgeoefend indien haar lidstaten hun stemrecht uitoefenen en
omgekeerd.
Nederland staat op het standpunt dat in het voorliggende besluit
alleen de toetreding geregeld zou moeten worden en alle zaken die te
maken hebben met competenties van de EG en de lidstaten buiten dit
besluit gehouden dienen te worden. Deze zaken kunnen apart worden
geregeld aan de hand van concrete onderwerpen die aan de orde zijn in
het kader van de UPOV. UPOV verlangt niet dat internationale
organisaties een verklaring afleggen over de verdeling van
bevoegdheden tussen de organisatie en de lidstaten daarvan. Concreet
stelt Nederland daarom voor om Artikel 3, lid 1 over het onderhandelen
van de Commissie namens de Gemeenschap, te schrappen uit het voorstel.
In het voorstel van de Commissie wordt, naast artikel 37 ook artikel
300, lid 2, tweede alinea van het EG-Verdrag als juridische basis voor
het besluit genomen. Nederland is van mening dat artikel 300, lid 2,
eerste alinea (en niet de tweede alinea) de juiste basis is voor
toetreding van de EG tot het UPOV-verdrag. De eerste alinea betreft
namelijk de goedkeuring en sluiting van een akkoord en de tweede
alinea betreft het vervolg hierop. Meer in het bijzonder bevat de
tweede alinea procedures voor besluiten tot opschorting van de
toepassing van een verdrag en voor het bepalen van standpunten namens
de Gemeenschap indien in het kader van een verdrag besluiten kunnen
worden genomen met rechtsgevolgen die de bevoegdheden van de
Gemeenschap raken. Het eerste geval van opschorting is niet aan de
orde en het tweede geval kan zich niet voordoen in het kader van UPOV,
omdat de UPOV geen besluiten met rechtsgevolgen kan nemen.
Het onderhavige besluit betreft de eerste stap, te weten de sluiting
van een akkoord.
Kwekersrecht: een exclusief eigendomsrecht dat aan kwekers van
nieuwe plantenrassen wordt toegekend, op basis van een reeks uniforme,
duidelijk omschreven beginselen.
Ministerie van Buitenlandse Zaken