Onderzoek naar hulpmiddelen straftoemeting door rechters
Den Haag, 23 februari 2005 - Strafrechters zijn in principe bereid om
landelijk ontwikkelde instrumenten te gebruiken voor het bepalen van
de hoogte van de straf. Zij zien hun onafhankelijkheid niet als
obstakel voor het toepassen van gemeenschappelijke oriëntatiepunten
en het raadplegen van een databank met eerder gedane uitspraken. Dit
blijkt uit een onderzoek van de Universiteit van Leiden dat in op
dracht van de Raad voor de rechtspraak is verricht. Wel dient volgens
de onderzoekers de inhoudelijke kwaliteit en de organisatie van deze
twee instrumenten te verbeteren. Ook moet er meer duidelijkheid komen
over de manier waarop de oriëntatiepunten worden vastgesteld.
Landelijk ontwikkelde instrumenten
Bij het bepalen van een straf kan de rechter gebruik maken van twee
landelijk ontwikkelde instrumenten: de oriëntatiepunten
straftoemeting en de databank consistente straftoemeting.
Beide instrumenten zijn bedoeld om de uniformiteit in de
strafrechtspraak te vergroten. In opdracht van de Raad voor de
rechtspraak hebben de onderzoekers Ard Schoep en Pauline Schuyt
onderzoek verricht naar de effectiviteit van twee instrumenten die
rechters kunnen ondersteunen bij hun strafoplegging. Beiden zijn
werkzaam bij het departement Strafrecht en Criminologie van de
faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden. Het onderzoek
berust op een analyse van de beschikbare stukken en gesprekken met
rechters en gerechtssecretarissen.
Oriëntatiepunten straftoemeting
De Oriëntatiepunten straftoemeting bestaan uit een beknopte
omschrijving van een âstandaardzaakâ, waaraan een concreet richtpunt
voor de op te leggen straf is gekoppeld. Het gaat om de strafoplegging
in veelvoorkomende zaken waarin doorgaans een gevangenisstraf van
maximaal vier jaren wordt opgelegd zoals diefstal, mishandeling en
eenvoudige drugsdelicten.
Voor de oriëntatiepunten geldt dat ze goed zijn ingebed in de
praktijk. Rechters zeggen deze vrijwel altijd als uitgangspunt te
gebruiken in zaken waarvoor oriëntatiepunten bestaan. De onderzoekers
maken daarbij wel enkele kanttekeningen. Ze bevelen bijvoorbeeld aan
meer duidelijkheid te verschaffen over de totstandkoming van de
oriëntatiepunten en vooral de manier waarop de gangbare praktijk
wordt vastgesteld en gebruikt als basis voor een oriëntatiepunt. Ook
adviseren ze meer aandacht te besteden aan de evaluatie en onderhoud
van bestaande oriëntatiepunten.
Databank consistente straftoemeting
De Databank consistente straftoemeting bevat uitspraken van de
gerechtshoven waarin een gevangenisstraf van vier jaren of meer is
opgelegd. Het primaire doel van de Databank is het verschaffen van
informatie over eerder opgelegde straffen in soortgelijke zaken.
Indien een rechter in een concrete zaak de straf moet bepalen dan kan
hij zijn zaak vergelijken met zaken uit de Databank en deze informatie
gebruiken bij het bepalen van de straf.
Rechters blijken de Databank nauwelijks te gebruiken. De Databank
lijkt in de praktijk niet aan te sluiten bij de werkwijze van de
rechter en een zoekvraag levert te weinig of te veel relevante
informatie op.
Aanbevelingen
Voor de toekomst is het van belang, aldus de onderzoekers, dat de
Databank een meer centrale plaats krijgt in het referentiekader van
rechters. Daarnaast is het belangrijk dat voldoende aandacht wordt
besteed aan de input van de Databank, door de kwaliteit van de
strafmotiveringen te verbeteren. Tot slot stellen de onderzoekers dat
er meer aandacht moet komen voor het âvakmanschap van het
straftoemetenâ zowel tijdens de opleiding als in de praktijk. Daarbij
gaat het met name om het expliciteren van straftoemetingsbeslissingen,
onontbeerlijk is voor een kwalitatief goede straftoemeting.
De Raad voor de rechtspraak heeft met belangstelling kennis genomen
van de onderzoeksresultaten en zal intern de verdere gedachtevorming
over de aanbevelingen stimuleren.
Klik hier voor de inleiding en conclusie van het rapport Instrumenten
ter ondersteuning van de rechter bij de straftoemeting.
Bron: Raad voor de rechtspraak
Datum actualiteit: 23 februari 2005 Naar boven
Gerechtelijke organisatie