Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801
2509 LV Den Haag
der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4
Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44
Telefax (070) 333 40 33
2513 AA `s-GRAVENHAGE
Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer
155-04-SZW ARBO/A&V/2005/8712
Onderwerp Datum Contactpersoon
Verslag derde invitational conference `Sociale 22 februari 2005
zekerheid en zorg', 13 december 2004
Hierbij ontvangt u het verslag van de derde invitational conference `Sociale zekerheid en
zorg' die plaatsvond op 13 december 2004, en een overzicht van de resultaten van het project
`Sociale zekerheid en zorg'. Deze stukken zijn u toegezegd tijdens de behandeling van de
SZW-begroting op 9 december 2004 (Handelingen 2004-2005, nr. 33, pag. 2162 2182).
Ook beantwoorden wij hiermee het verzoek van 6 december 2004 van de vaste commissie
voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het kenmerk 155-04-SZW.
Resultaten project `Sociale zekerheid en zorg'
Sinds september 2002 werken de ministeries van SZW en VWS samen aan het project
`Sociale zekerheid en zorg' met als doel de totstandkoming van een integrale keten van
preventie, verzuim en reïntegratie. Sociale partners, artsengroepen, arbodiensten,
reïntegratiebedrijven en zorg- en verzuimverzekeraars hebben met de ministeries gewerkt
aan de totstandkoming van deze integrale keten met de inzet om het ziekteverzuim en de
WAO-instroom te verminderen. Hiermee is uitvoering gegeven aan het actieplan `Sociale
zekerheid en zorg' zoals wij dat op 1 oktober 2003 aan u hebben aangeboden (Tweede
Kamer 2003-2004, 25 253, nr. 4).
Bijlage één geeft een overzicht van de resultaten van het project. Geconstateerd kan worden
dat alle partijen in 2004 gezamenlijk hebben gewerkt aan verdere ontschotting van de sociale
zekerheid en de gezondheidszorg. Wij beschouwen het project `Sociale zekerheid en zorg'
dan ook als geslaagd, mede dankzij de inzet van de betrokken partijen. Het project is met een
derde conferentie afgerond. In bijlage twee treft u het verslag aan van de conferentie.
Derde conferentie `Sociale zekerheid en zorg'
Op 13 december 2004 is met bovengenoemde partijen vooruit geblikt op de invoering van de
nieuwe stelsels van zorg en sociale zekerheid per 1 januari 2006. Opzet van de conferentie
was om afspraken te maken, waardoor werkgevers en werknemers de mogelijkheden die
deze nieuwe stelsels bieden op de werkvloer kunnen omzetten in een nog effectiever
preventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid. Op hoofdlijnen betreft dit afspraken gericht op
transparantie van de dienstverlening van arbodiensten, reïntegratiebedrijven, zorg- en
inkomensverzekeraars en artsen, en inkoopkracht van werkgevers en werknemers.
De conclusies en afspraken luiden samengevat als volgt:
2 ARBO/A&V/2005/8712
- Op basis van het Sociaal Akkoord van 5 november 2004 hebben centrale organisaties
van werkgevers en werknemers besloten om afspraken over preventie,
verzuimbegeleiding en reïntegratie op te nemen in CAO's. Werkgevers- en
werknemersorganisaties verdiepen zich momenteel in de wijze waarop ze de
mogelijkheden die ze krijgen met de nieuwe stelsels van zorg en sociale zekerheid
kunnen omzetten in een effectieve integrale keten. De brancheverenigingen spelen een
belangrijke rol bij het stimuleren van de inkoopkracht van het midden- en kleinbedrijf.
- Verzekeraars gaan de mogelijkheden en voordelen van een integrale aanpak van
preventie, verzuim en reïntegratie via combinaties van zorg- en verzuimverzekeringen
stimuleren en zichtbaar maken onder meer door in collectieve contracten voor
ziektekostenverzekeringen meer aandacht aan zorginkoop te besteden.
- De artsenorganisaties werken in 2005 verder aan arbocuratieve afstemming,
multidisciplinaire richtlijnen en aan het vergroten van de aandacht voor de factor arbeid
in de artsenopleiding.
- De arbodiensten en reïntegratiebedrijven werken gezamenlijk met de Raad voor Werk en
Inkomen aan instrumenten die de transparantie van de arbo- en
reïntegratiedienstverlening bevorderen.
Gezien de grote betrokkenheid en inzet van partijen bij het project `Sociale zekerheid en
zorg' en de derde conferentie hebben wij er alle vertrouwen in dat partijen het realiseren van
een integrale keten van preventie, verzuim en reïntegratie verder zelf zullen dragen. Een
regiefunctie van de overheid is daarbij niet langer noodzakelijk. Wel zullen de
departementen het komende jaar monitoren of de totstandkoming van de integrale keten
goed verloopt, zodat er in 2006 sprake is van een optimaal preventie-, verzuim- en
reïntegratiebeleid op de werkvloer.
De Minister van Sociale Zaken De Minister van Volksgezondheid,
en Werkgelegenheid, Welzijn en Sport,
(mr. A.J. de Geus) (H. Hoogervorst)
Bijlagen:
1) Overzicht resultaten project `Sociale zekerheid en zorg'
2) Verslag derde invitational conference `Sociale zekerheid en zorg', 13 december 2004
3 ARBO/A&V/2005/8712
Bijlage 1
Overzicht resultaten project `Sociale zekerheid en zorg'
Inleiding
Op de tweede conferentie `Sociale zekerheid en zorg' van december 2003 hebben de
bewindslieden van SZW en VWS met sociale partners, arbodiensten, reïntegratiebedrijven,
betrokken artsengroepen en verzekeraars een werkagenda opgesteld om de versnelde
ontschotting van de sociale zekerheid en de gezondheidszorg met kracht voort te zetten. Met
de werkagenda is gewerkt aan de totstandkoming van een integrale keten van sociale
zekerheid en zorg, waarbij betrokken partijen samenwerken om ziekteverzuim en WAO-
instroom te verminderen. In de werkagenda zijn concrete afspraken opgenomen die in 2004
door de verschillende partijen zijn uitgevoerd.
In het onderstaande vindt u een overzicht van de resultaten die geboekt zijn in 2004.
Gerapporteerd wordt aan de hand van de vier thema's die tijdens de eerste conferentie (juni
2003) over sociale zekerheid en zorg zijn benoemd. Bij elk thema is kort samengevat welke
afspraken er in december 2003 met partijen per thema zijn gemaakt.
1. De verantwoordelijkheid van CAO-partners op brancheniveau bij preventie, de
aanpak van verzuim en (re)integratie
Samenvatting afspraken:
Sociale partners gaan hun inzet voor preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie
versterken door middel van CAO-afspraken: de overheid blijft tot en met 2006 samen met
CAO-partners investeren in de arboconvenanten.
Concrete resultaten:
Nota Stichting van de Arbeid
De Stichting van de Arbeid heeft op 23 februari 2004 een nota uitgebracht aan minister De
Geus over het tegengaan van ziekteverzuim en WAO-instroom in CAO's. Minister De Geus
heeft op 16 maart 2004 zijn standpunt op deze nota aan de Tweede Kamer gezonden (TK,
2003-2004, 28333 nr. 20).
Verklaring Stichting van de Arbeid d.d. 5 november 2004
In de verklaring van de Stichting van de Arbeid van 5 november 2004 zijn sociale partners
overeengekomen dat in het decentrale overleg tussen werkgevers en werknemers
aanvullende initiatieven worden genomen en investeringen plaatsvinden met het oog op
verbetering van arbeidsomstandigheden, omzetting van bestaande arboconvenanten in
CAO's, op preventie van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid en op reïntegratie van
werknemers met arbeidsbeperkingen.
Investering in arboconvenanten
Sinds 1999 maken overheid en sociale partners in de sectoren convenantafspraken over
beperking van belangrijke arbeidsrisico's en bevordering van vroege reïntegratie. In april
2004 werd het 50ste en laatste arboconvenant afgesloten dat in het oorspronkelijke kader tot
stand kwam. In 2003 heeft het kabinet besloten om de convenantenaanpak voor een periode
van vier jaar te verlengen met een tweede fase. De tweede fase is bedoeld om het sectorale
4 ARBO/A&V/2005/8712
beleid op het gebied van verzuim en reïntegratiebeleid verder te ontwikkelen, zowel in
bestaande convenantsectoren als in een beperkt aantal nieuwe sectoren met een relatief groot
of groeiend WAO-bestand. Sinds deze accentverschuiving in het beleid hebben tot nog toe
15 sectoren afspraken gemaakt met ambitieuze reductiedoelstellingen op het gebied van
ziekteverzuim en WAO-instroom. In 2005 zullen nog drie tweedefaseconvenanten worden
getekend. Daarmee komt het totale aantal arboconvenanten uit op 68. Deze convenanten
bereiken gezamenlijk meer dan de helft van de totale beroepsbevolking in Nederland.
De inspanningen lijken effect te sorteren: een verkennend onderzoek naar de meerwaarde
van arboconvenanten wijst uit dat convenantbranches in vergelijking met niet-
convenantbranches zowel in 2002 als in 2003 gekenmerkt worden door een relatief sterke
verzuimdaling. Ook binnen de afzonderlijke trajecten zijn er gunstige tendensen waar te
nemen: de realisatie van de doelstellingen blijkt in diverse convenanttrajecten goed op koers
te liggen. Daartoe hebben convenantpartijen uiteenlopende activiteiten opgezet en
uitgevoerd. Van 6 trajecten zijn in 2004 de resultaten in de vorm van evaluatieonderzoeken
beschikbaar gekomen. Deze uitkomsten worden beschreven in de jaarrapportage
arboconvenanten 2004, die in het eerste kwartaal van 2005 aan de Tweede Kamer zal
worden aangeboden.
Succesfactoren op het gebied van preventie en verzuim
Het ministerie van SZW heeft in 2004 de brochure `Verzuimmanagement in eigen hand'
uitgebracht. Hierin vertelt een aantal voorbeeldbedrijven op welke vernieuwende wijze zij
succesvol de raakvlakken van arbozorg, gezondheidszorg en verzekeringen hebben verkend
bij hun aanpak en preventie van verzuim. De brochure is inmiddels op ruime schaal
verspreid.
Daarnaast is met subsidie van het ministerie van SZW een verzuimsite ontwikkeld bij de
website arbo.nl van het Arbo Platform Nederland. Informatie op het gebied van verzuim was
voor werkgevers en werknemers nog niet aanwezig op arbo.nl. Met de ontwikkeling van de
verzuimsite is voorzien in de koppeling tussen informatie over arbeidsomstandigheden en
verzuim én goede voorbeelden op dit gebied.
5 ARBO/A&V/2005/8712
2. De rol van inkomens- en zorgverzekeraars bij gerichte preventie en op
werkhervatting gerichte aanpak
Samenvatting afspraken:
Verzekeraars ondersteunen werkgevers en werknemers bij hun regierol op het gebied van
preventie, ziekteverzuim en reïntegratie.
Concrete resultaten:
Inventarisatie knelpunten integratie zorg- en inkomensverzekeringen
Op 22 april 2004 hebben Zorgverzekeraars Nederland en het Verbond van Verzekeraars aan
de bewindslieden van SZW en VWS een brief gestuurd met als bijlage een inventarisatie van
knelpunten integratie zorg- en inkomensverzekeringen.
Initiatiefruimte ziekenfondsverzekering
Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) heeft in 2004 bij ziekenfondsen onder de
aandacht gebracht dat hun zogenaamde initiatiefruimte gebruikt kan worden voor het
inkopen van arbeidsgerelateerde zorg. In de maanden mei/juni/juli heeft het CVZ een
voorlichtingsronde gehouden langs de 23 ziekenfondsen. In deze ronde is de initiatiefruimte
nader toegelicht. Het inkopen van arbeidsgerelateerde zorg uit de initiatiefruimte is in deze
voorlichtingsronde expliciet onder de aandacht gebracht. Het CVZ heeft hierbij onder andere
gebruik gemaakt van goede voorbeelden van ziekenfondsen die hun initiatiefruimte al op
deze wijze benutten.
Mogelijkheden van synergie tussen zorg- en verzuimverzekeringen
Op 7 juli 2004 heeft een overleg plaatsgevonden tussen de Ministers De Geus en
Hoogervorst en het Verbond van Verzekeraars (VvV) en Zorgverzekeraars Nederland (ZN)
over de synergie die verzekeraars kunnen aanbrengen tussen zorg- en verzuimverzekeringen.
Op basis van de hierboven genoemde inventarisatie hebben de ministers samen met VvV en
ZN geconstateerd dat er geen belemmeringen zijn in wet- en regelgeving om in zorg- en
verzuimverzekeringen te komen tot meer synergie. Als een dergelijke synergie van de grond
komt, zijn de voorwaarden geschapen om werkgevers en werknemers gebruik te laten maken
van een integrale keten van ondersteuning op het gebied van preventie, ziekteverzuim en
reïntegratie. Tijdens het overleg hebben de ministers met partijen afgesproken dat zij op de
derde Invitational Conference SZ&Z van december 2004 een aantal concrete casussen
presenteren waarin aangegeven is hoe synergie bereikt wordt/kan worden tussen zorg- en
inkomensverzekeringen. De bedoeling is dat met behulp van deze casussen voor werkgevers
en werknemers, ook in het MKB, duidelijk wordt wat de mogelijkheden zijn als zorg- en
verzuimverzekeringen in een bedrijf worden gecombineerd.
Zorgverzekeringswet
De Zorgverzekeringswet die op 1 januari 2006 het huidige stelsel van particuliere
ziektekostenverzekeringen en ziekenfondsverzekering vervangt, biedt verzekeraars ruime
mogelijkheden voor de integratie van zorg en sociale zekerheid. Het belang van het sluiten
van collectieve contracten voor ziektekostenverzekering neemt toe. Hierin zijn twee
bewegingen waar te nemen. De eerste is dat de werkgever in het toekomstig zorgstelsel voor
al zijn werknemers een loongerelateerde bijdrage voor de ziektekostenverzekering
verschuldigd zal zijn. Voor dat geld zal de werkgever ook iets te zeggen willen hebben over
de wijze waarop de zorg voor zijn werknemers geregeld is. Dat kan hij regelen door in een
collectief contract met een zorgverzekeraar afspraken te maken over de toegang tot de zorg
voor zijn werknemers. De verzekeraar mag de werkgever een korting op de nominale premie
6 ARBO/A&V/2005/8712
(die de verzekerden verschuldigd zijn) geven, waarmee de werkgever de collectiviteit ook
voor de werknemer aantrekkelijk kan maken. Hiermee kan de werkgever de toegang tot de
zorg voor zijn werknemers onderdeel maken van zijn arbobeleid. Het feit dat bovendien
vanaf 1 januari 2006 geen onderscheid meer bestaat tussen ziekenfonds- en particulier
verzekerden betekent dat de werkgever voor zijn gehele werknemersbestand dezelfde
afspraken kan maken. Voor verzekeraars is deze uitbreiding van het verzekerdenbestand dat
in aanmerking komt voor een collectief contract ook interessant.
De tweede beweging wordt veroorzaakt door de wijze waarop in de zorgverzekering de
aanspraken van de verzekerden zijn geregeld. De wet regelt de aanspraken in functionele
termen; dat wil zeggen dat de verzekeraar zelf invulling geeft aan wie, waar en wanneer de
verzekerde zorg levert. Daardoor ontstaat de mogelijkheid om de zorg voor zieke
werknemers zo te organiseren dat zij een beroep op de zorg kunnen doen op een wijze die
minder belastend is voor zowel de werknemer zelf als diens werkgever. De rol die de
bedrijfsarts daarin vervult, is van groot belang. Hij kan immers direct doorverwijzen naar
zorgaanbieders, dus ook naar zorgaanbieders met wie de werkgever in het kader van de
collectieve ziektekostenverzekeringsovereenkomst afspraken heeft gemaakt voor de zorg aan
zijn werknemers. Dat kan een aanzienlijke besparing op de werkgeverskosten met zich
brengen. Bovendien brengt dit een stimulans met zich voor met name de ziekenhuizen om
zich meer te richten op snelle interventies en op interventies waarvoor tegelijkertijd de inzet
van meer dan een medische discipline is vereist. Een aantal zelfstandige behandelcentra
werkt al op deze wijze.
Tenslotte is ook de ontwikkeling in de markt van ziektekosten- en verzuimverzekeringen van
belang. Steeds meer verzekeraars ondersteunen de werkgever bij de reïntegratie-
inspanningen en zijn ook bereid om een deel van de reïntegratiekosten mee te financieren.
Zij hebben daar, vanuit de verplichting tot uitbetaling ingevolge de verzuim- om
arbeidsongeschiktheidsverzekering, immers een eigen belang bij. De inkomensverzekeraars
bieden de werkgever ondersteuning om grip te krijgen op de schadelast voor verzuim- en
arbeidsongeschiktheidverzekering, maar ook om in de preventieve sfeer werkgevers aan te
zetten tot goede arbeidsomstandigheden een goed verzuimbeleid, en een actief
reïntegratiebeleid. De reïntegratieactiviteiten van de inkomensverzekeraars spelen bij de
besparing voor de werkgever een grote rol en uiten zich in onder meer
wachtlijstbemiddeling, reïntegratiebegeleiding, financiering van trajecten, de inzet van
psychologische zorg, conflictbemiddeling en (om-)scholing. Verzekeraars zoeken hierin ook
steeds meer de samenwerking met arbodiensten en reïntegratiebedrijven om de
deskundigheden te bundelen.
7 ARBO/A&V/2005/8712
3. Een adequate samenwerking tussen bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en curatieve
artsen bij vroegtijdige onderkenning van ziekten en diagnosestelling en behandeling
van ziekte werknemers rekening houdend met de gewenste demedicalisering
Samenvatting afspraken:
Alle partijen spannen zich bij hun inzet voor verzuimbegeleiding en reïntegratie in om
demedicalisering van verzuim te bewerkstelligen; verzekeraars en arbodiensten gaan de
samenwerking tussen bedrijfsartsen, verzekeringsartsen en curatieve artsen ondersteunen.
Concrete resultaten:
Goede voorbeelden op het gebied van demedicalisering
De Branche Organisatie Arbodiensten (BOA) en het Breed Platform Verzekerden en Werk
(BPV&W) hebben met subsidie van het ministerie van SZW in het najaar van 2003
discussieronden georganiseerd over `demedicalisering bij arbodienstverlening'. In vervolg
hierop hebben de BOA en BPV&W in 2004 informatie en een zestal goede voorbeelden
gepubliceerd in nieuwsbrieven. Deze goede voorbeelden worden onder andere geplaatst op
de verzuimsite van arbo.nl van het Arbo Platform Nederland.
In 2004 heeft het ministerie van SZW opdracht gegeven voor een onderzoek naar
`demedicalisering van verzuim'. Dit onderzoek richt zich vooral op de obstakels en
mogelijke alternatieven voor werkgevers en werknemers om te demedicaliseren. Een analyse
van bestaande goede praktijken en het verzamelen van succesvolle interventies en effectieve
organisatie van verzuimprocessen is onderdeel van het onderzoek. In mei 2005 wordt de
eindrapportage verwacht. Naar aanleiding van deze rapportage zal het ministerie van SZW
met de betrokken partijen gesprekken voeren om na te gaan welke vervolgstappen nodig zijn
in het kader van demedicalisering.
Afstemming artsengroepen
Op 23 september 2004 vond de themabijeenkomst `Arts en arbeid' plaats, georganiseerd
door de KNMG (de artsenfederatie) in samenwerking met de ministeries van SZW en VWS,
ZonMw en het CVZ. De KNMG sprak samen met de artsengroepen, sociale partners,
patiëntenorganisaties en zorgverzekeraars over richtlijnontwikkeling, afstemming bij
verzuimbegeleiding en gegevensuitwisseling. De artsenorganisaties hebben zich op deze
bijeenkomst uitgesproken voor multidisciplinaire richtlijnontwikkeling, waarmee alle
artsengroepen vanuit dezelfde set richtlijnen gaan werken. Verder vond discussie plaats over
de rol van de patiënt bij afstemming tussen artsen (bij diagnose, behandeling,
verzuimbegeleiding, reïntegratie), over het aanhaken van de bedrijfsartsen bij het
Elektronisch Patiënten Dossier en over de rol van inkomens- en zorgverzekeraars bij het
stimuleren van kwalitatief hoogwaardige arbocuratieve zorg. De KNMG presenteert eind
februari 2005 een plan van aanpak voor betere zorg voor werknemers. Elementen van dit
plan zijn:
· coördinatie en samenwerking in het veld van arbeid en gezondheid;
· het vergroten van het handelingsperspectief en de eigen verantwoordelijkheid van de
werknemer/patiënt;
· aandacht voor arbeid en gezondheid in de artsenopleiding;
· de positie van de arbozorg en de bedrijfsarts.
8 ARBO/A&V/2005/8712
Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling- en implementatie
Het CBO Kwaliteitsbureau voor de Gezondheidszorg (CBO) besteedt vanaf 1 januari 2004
standaard aandacht aan de factor arbeid in nieuw te ontwikkelen multidisciplinaire
richtlijnen voor de verschillende artsengroepen. Hiervoor is in 2003 in samenwerking met de
Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de Orde van
Medisch Specialisten (OMS) en het CVZ een leidraad ontwikkeld. Deze leidraad wordt
vanaf januari 2004 toegepast op een groot aantal nieuw te ontwikkelen multidisciplinaire
richtlijnen.
De NVAB ontvangt van de ministeries van VWS en SZW voor de periode 2004-2006 een
gezamenlijke subsidie van 400.000,= op jaarbasis. Deze subsidie is specifiek bedoeld voor
de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen, waarmee de professionele standaard van
bedrijfsartsen wordt geborgd. Voor deze richtlijnontwikkeling en implementatie dient de
NVAB nauw samen te werken met het CBO.
Op de voornoemde conferentie `Arts en Arbeid' hebben de organisaties die richtlijnen voor
artsen maken, te weten CBO, NVAB en het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG),
afgesproken dat zij in maart 2005 een werkplan presenteren voor verdergaande
samenwerking op het terrein van multidisciplinaire richtlijnontwikkeling.
Verwijsfunctie bedrijfsarts
Tijdens de behandeling van de SZW-begroting op 9 december 2004 is door het CDA
gevraagd om in de rapportage aan de Tweede Kamer over het project Sociale zekerheid en
zorg tevens in beeld te brengen of er ongewenste neveneffecten zijn bij de verwijzing naar
de tweedelijns reguliere gezondheidszorg door de bedrijfsarts in termen van
voorkeursbehandeling of voorrangszorg. Over deze vraag heeft Minister Hoogervorst reeds
aan uw Kamer geschreven in zijn antwoorden op de Kamervragen van de leden Arib, Kant
en Tonkens over het samenwerkingsverband dat de arbodiensten van ABN-Amro en KLM
hebben met VU medisch centrum Amsterdam d.d. 24 december 2004 (Handelingen 2004-
2005, 647 Aanhangsel van de Handelingen, 1363-1365). Sinds 1 januari 2004 kunnen
geregistreerde bedrijfsarts werknemers ook verwijzen voor diagnose en/of behandeling naar
de curatieve zorg en geestelijke gezondheidszorg. De kosten van de diagnose en/of
behandeling kunnen ten laste komen van de wettelijke ziektekostenverzekering waardoor op
macroniveau de kosten van de gezondheidszorg niet toe nemen. Aangezien deze werknemers
anders door de huisarts verwezen zouden zijn, is van voorrangszorg of voorkeursbehandeling
geen sprake.
Het CVZ monitort en evalueert de invoering van de verwijsfunctie van de bedrijfsarts. Op dit
moment zijn er nog geen cijfers over het aantal verwijzingen door bedrijfsartsen. Uit de
tussenevaluatie die het CVZ op 28 oktober 2004 aan Minister Hoogervorst heeft uitgebracht,
blijkt dat de bedrijfsarts nog niet vaak verwijst naar de reguliere gezondheidszorg. Medio
2005 zal het CVZ de eindevaluatie uitbrengen, waarover Minister Hoogervorst heeft
toegezegd uw Kamer te zullen informeren.
9 ARBO/A&V/2005/8712
4. De kwaliteitsverbetering in de dienstverlening van arbodiensten en verbetering in
de transparantie van arbodiensten en reïntegratiebedrijven
Samenvatting afspraken:
Arbodiensten en reïntegratiebedrijven komen meer op één lijn bij het vergroten van de
transparantie van hun dienstverlening; arbodiensten gaan gericht werken aan het bevorderen
van de kwaliteit van hun dienstverlening.
Concrete resultaten:
Transparantie op de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening
Met de Branche Organisatie Arbodiensten (BOA), de Brancheorganisatie
Reïntegratiebedrijven (Borea) en de Raad voor Werk en Inkomen is door de
staatssecretarissen Rutte en Van Hoof een aantal gesprekken gevoerd om de transparantie op
de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening meer op één lijn te krijgen. Het advies over
de gevolgen voor de reïntegratiemarkt van een nieuw model voor arbodienstverlening, dat de
Raad voor Werk en Inkomen (RWI) op 23 februari 2004 heeft uitgebracht, is hierbij
betrokken. BOA, Borea en RWI zijn op dit moment een convenant aan het voorbereiden om
gezamenlijk te werken aan de bevordering van markttransparantie.
Leidraad prestatiecontracten en branchemonitor BOA
De BOA heeft in 2004 een aantal activiteiten in gang gezet om de arbomarkt transparanter te
maken. Op 1 november 2004 is de brochure `Sturen op resultaat; In vier stappen naar heldere
afspraken met uw arbodienstverlener' verschenen. Deze brochure biedt voor werkgevers en
werknemers een leidraad voor het maken van prestatie- en resultaatafspraken bij het inhuren
van arbodienstverlening.
Op 7 december 2004 is de eerste editie van de Branchemonitor verschenen. Met de
Branchemonitor geeft de BOA inzicht in wat arbodiensten doen en in de omvang en de
breedte van de dienstverlening. Het instrument biedt de deelnemende arbodiensten de
mogelijkheid hun eigen performance te benchmarken.
Impuls voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde
en verzekeringsgeneeskunde
Op 7 oktober 2004 hebben de ministeries van SZW en VWS een programmavoorstel
gehonoreerd van de BOA gericht op de stimulering van het wetenschappelijk onderzoek op
het gebied van arbeids- en bedrijfsgeneeskunde in lijn met het gelijkluidende RGO-advies.
In dit advies van mei 2003 wordt geconstateerd dat er nog onvoldoende onderzoek
plaatsvindt op de terreinen `kwaliteit en doelmatigheid van de bedrijfsgeneeskundige
dienstverlening' en `interventieontwikkeling- en evaluatie'. Het programma van de BOA
geeft een invulling aan het stimuleren en ondersteunen van praktijkgericht wetenschappelijk
onderzoek. Doel van het programma is samenwerkingsverbanden tussen wetenschap en
praktijk te creëren, landelijke afstemming en programmering van onderzoek te verkrijgen en
kennisoverdracht en implementatie c.q. toepassing van resultaten in de praktijk te stimuleren.
In het programma wordt nauw samengewerkt met de NVAB, TNO Arbeid, de universitaire
centra AMC en VU medisch centrum. De ministeries van SZW en VWS hebben gezamenlijk
voor de opstartfase in 2004 een subsidie van 280.000,= ter beschikking gesteld, en voor de
jaren 2005 en 2006 een bedrag van 800.000,= per jaar gereserveerd. Het programma gaat
uit van 50% cofinanciering van wetenschappelijk onderzoek door de sector zelf.
Naar aanleiding van het RGO-advies Verzekeringsgeneeskunde heeft het UWV op
24 januari 2005 samen met de universitaire centra AMC en VU medisch centrum een
samenwerkingsovereenkomst getekend om een Interuniversitair Kenniscentrum
10 ARBO/A&V/2005/8712
Verzekeringsgeneeskunde op te richten. In haar advies van juni 2004 constateerde de RGO
dat de verzekeringsgeneeskunde op belangrijke onderdelen niet of nog slechts beperkt
`evidence based' is. Met het op te richten Kenniscentrum willen de samenwerkende partijen
de kwaliteit en de wetenschappelijke onderbouwing van de verzekeringsgeneeskunde verder
bevorderen. In het Kenniscentrum worden wetenschappelijk onderbouwde methoden,
richtlijnen en hulpmiddelen ontwikkeld. Deze methoden en richtlijnen kunnen de
verzekeringsartsen van het UWV in de praktijk gebruiken en toetsen op kwaliteit,
effectiviteit, validiteit en bruikbaarheid. Het UWV zal voor het Kenniscentrum menskracht
en statische gegevens aanleveren. Voor een periode van 5 jaar (2005-2009) bedraagt de
inbreng van het UWV 1.170.000,= (inclusief menskracht, additionele kosten en
doorberekend productieverlies). De beide universitaire centra leveren een substantiële niet-
materiële inbreng in de vorm van wetenschappelijke expertise, wetenschapscommissies en
onderzoekers op het terrein van de verzekeringsgeneeskunde.
11 ARBO/A&V/2005/8712
Bijlage 2
Verslag derde invitational conference `Sociale zekerheid en zorg'
Groenekan, 13 december 2004
Sinds september 2002 voeren de ministeries van SZW en VWS het project `Sociale
zekerheid en zorg' uit. Doel van dit project is een versnelde ontschotting tot stand te brengen
tussen de sociale zekerheid en de gezondheidszorg. Met partijen in het veld (sociale partners,
arbodiensten, reïntegratiebedrijven, betrokken artsengroepen en verzekeraars) wordt getracht
een integrale keten van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie op te zetten, waarmee
het ziekteverzuim van werknemers en de WAO-instroom worden verminderd. Tijdens twee
invitational conferences in juni en december 2003 hebben de ministeries met partijen
respectievelijk een agenda opgesteld en werkafspraken gemaakt om de ontschotting van de
sociale zekerheid en de gezondheidszorg te realiseren.
Op 13 december 2004 hebben de minister en staatssecretaris van SZW en de minister van
VWS de genoemde partijen uitgenodigd voor een derde en laatste bijeenkomst. Daarin is
vooruitgeblikt op de invoering van de nieuwe stelsels van zorg en sociale zekerheid per
1 januari 2006. Doel van de bijeenkomst was om met deze partijen afspraken te maken
waardoor werkgevers en werknemers de mogelijkheden die deze nieuwe stelsels bieden op
de werkvloer kunnen omzetten in een nog effectiever preventie-, verzuim- en
reïntegratiebeleid. De bijeenkomst werd voorgezeten door de heer C. van der Pol, voorzitter
van de hoofddirectie van Interpolis.
Na de openingstoespraken van de ministers van VWS en SZW werden door diverse sprekers
discussies ingeleid over de vier thema's die tijdens deze conferentie centraal stonden. Dit
betreft:
o inkoopkracht van werkgevers en werknemers,
o mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen,
o inzicht in het handelen van artsen, en
o transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening.
Ter afsluiting van de conferentie gaf de heer Van Hoof, staatssecretaris van SZW, een
samenvatting van de belangrijkste conclusies van de conferentie in een vraaggesprek met
voorzitter Van der Pol.
Toespraak minister H. Hoogervorst
De afsluiting van het project is in de ogen van minister Hoogervorst tegelijkertijd de start
van een nieuwe fase: die waarin de gemaakte afspraken `going concern-activiteiten' moeten
worden. Met als doel: minder zieke werknemers, zieke medewerkers die sneller beter
worden en minder mensen in de WAO. Tijdens de eerste twee conferenties zijn goede
discussies gevoerd en heldere afspraken gemaakt. De contouren van een integrale keten van
preventie, verzuim en reïntegratie liggen helder vast. Nu gaat het er om die keten op de
werkvloer zichtbaar te maken. De minister licht dit toe aan de hand van het wetsvoorstel
Zorgverzekeringswet, dat zijns inziens voordelen biedt voor alle betrokkenen. Voor
werkgevers kan de potentiële schade door verzuim en WAO-instroom afnemen middels een
slimme combinatie van preventieve en curatieve zorg. Werknemers/burgers kunnen via een
collectiviteit, korting op de nominale premie afdwingen en goede, passende aanvullende
12 ARBO/A&V/2005/8712
pakketten uitonderhandelen. In combinatie met de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving
liggen er kansen voor het leveren van meer kwaliteit met als doel minder verzuim en minder
arbeidsongeschiktheid. Op dat punt sluiten het project `Sociale zekerheid en zorg' en de
nieuwe wetgeving naadloos op elkaar aan. Minister Hoogervorst wijst partijen erop dat 2005
gebruikt moet worden ter optimale voorbereiding op de nieuwe stelsels. Het verder
realiseren van een integrale keten van sociale zekerheid en zorg zullen zij zelf moeten
dragen.
De minister roept artsen op het onderdeel `arbeid' onlosmakelijk in hun werk op te nemen.
Vanuit de KNMG zijn er goede initiatieven op dit gebied, maar artsen moeten zich meer
bewust zijn van de intrinsieke waarde van arbeid: wat kan vanuit het werk de bijdrage zijn
aan het herstel van een zieke? Hij verwijst naar de uitzending van 12 december 2004 van het
VPRO-programma `Tegenlicht' (aflevering `Dokter u maakt me ziek!) waarin huisartsen
patiënten instrueren hoe om te gaan met een verzekeringsarts om voor een uitkering in
aanmerking te komen. Wat dat betreft, is er nog een wereld te winnen. De minister noemt het
teleurstellend dat artsen tot nu toe nog niet op grote schaal meer afstemmen bij diagnose,
behandeling, verzuimbegeleiding en reïntegratie. Hij verwacht dat artsen hun
verantwoordelijkheid nemen, en dat ook in daden laten zien. Ook verzekeraars verzoekt hij
alles te doen wat in hun vermogen ligt om afstemming tussen artsen te stimuleren en daartoe
met concrete voorstellen te komen.
Tot slot spreekt de minister uit blij te zijn met de resultaten van het project `Sociale
zekerheid en zorg'. Het project heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan meer
`kruisbestuiving' tussen zorg en arbeid. Nu is het zaak dat werkgevers en werknemers,
arbodiensten, reïntegratiebedrijven, artsen en verzekeraars ervoor zorgen dat die
`kruisbestuiving' niet meer iets bijzonders is, maar gewoon de alledaagse praktijk wordt.
Toespraak minister A.J. de Geus
Minister De Geus benadrukt dat partijen na deze derde en laatste conferentie over `Sociale
zekerheid en zorg' één jaar de tijd hebben om in te spelen op de kansen die de nieuwe zorg-
en arbeidsongeschiktheidsstelsels bieden om verzuim en arbeidsongeschiktheid te
verminderen. Daarbij constateert hij dat partijen en de overheid sinds de vorige conferenties
over `Sociale zekerheid en zorg' het nodige in gang hebben gezet.
Als voorbeeld noemt de minister het Sociaal Akkoord 2004 naar aanleiding waarvan
besloten is om afspraken over preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie op te nemen in
CAO's. Arbodiensten en reïntegratiebedrijven hebben zich in 2004 ingespannen om meer op
één lijn te komen bij het werken aan een transparante markt voor werkgevers en
werknemers. Daarnaast zijn de verzekeraars actief om een integrale keten van ondersteuning
bij preventie, verzuim en reïntegratie aan te bieden. Verzekeraars zien geen belemmeringen
om producten op het gebied van zorg en verzuim te combineren. De minister spreekt zijn
waardering uit voor de actieve houding van de betrokkenen.
Vanuit het positieve beeld dat partijen actief werken aan de vermindering van verzuim en
arbeidsongeschiktheid spreekt minister De Geus zijn vertrouwen uit dat partijen ook in 2005
optimaal gebruik gaan maken van de kansen die de nieuwe stelsels bieden.
Er zijn echter nog meer inspanningen nodig om te komen tot een optimaal resultaat:
Werkgevers en werknemers zullen vanuit hun verantwoordelijkheid voor een goed
preventie-, verzuim- en reïntegratiebeleid combinaties van diensten gaan inkopen. De vraag
is welke diensten het meest geëigend zijn voor een bedrijf. Om die vraag te kunnen
13 ARBO/A&V/2005/8712
beantwoorden, is allereerst transparantie nodig van de dienstverlening van arbodiensten en
reïntegratiebedrijven, zorg- en inkomensverzekeraars en artsen. Zowel de inhoud van het
dienstenaanbod als de relatie tussen prijs en kwaliteit moet duidelijk zijn. Op de tweede
plaats is het van belang dat de afnemers van producten (werkgevers en werknemers) zich
verdiepen in het aanbod op de preventie-, verzuim- en reïntegratiemarkt. De juiste keuzen
leveren immers geld op. Voor kleine bedrijven is ondersteuning vanuit de branche daarbij
een goede mogelijkheid.
Minister De Geus spreekt tot slot zijn verwachting uit dat partijen op deze conferentie weer
afspraken maken. Afspraken met de inzet dat de nieuwe stelsels van zorg en
arbeidsongeschiktheid er vanaf 2006 toe leiden dat werkgevers en werknemers een
doelmatig beleid voeren op het gebied van preventie, verzuim en reïntegratie, met als
resultaat een structurele vermindering van verzuim en arbeidsongeschiktheid.
Thema 1 Inkoopkracht werkgevers / werknemers
De heer J.W. van den Braak, directeur Sociale Zaken VNO-NCW
De heer Van den Braak benadrukt dat de regie voor preventie, verzuim en reïntegratie in de
onderneming ligt. Hij verwijst daarbij naar de Verklaring naar aanleiding van het Sociaal
Akkoord van de Stichting van de Arbeid, waarin is opgenomen dat in het decentrale overleg
initiatieven moeten worden genomen en investeringen moeten plaatsvinden op het terrein
van arbeidsomstandigheden, arboconvenanten, ziekteverzuim en reïntegratie. De heer Van
den Braak vindt het van belang dat de inkoopkracht van de ondernemer, in samenspraak met
de werknemers, wordt vergroot. De liberalisering van de arbodienstverlening en het
vergroten van de transparantie van de arbo- en reïntegratiemarkt ziet hij als goede
ontwikkelingen die daarmee in lijn liggen. De heer Van den Braak vindt ook het ontstaan
van een integrale keten van dienstverlening op het gebied van sociale zekerheid en zorg
cruciaal, waarbij de branches een rol kunnen vervullen om de inkoopkracht van kleine
bedrijven te ondersteunen. Voor de ziektekosten vindt VNO-NCW het van belang dat
collectieve contracten een financiële prikkel voor ondernemers bieden.
De heer T. Heerts, federatiebestuurder FNV
De heer Heerts stelt dat preventie van arbeidsuitval het beste kan worden opgepakt door de
directe chef in het bedrijf. Het investeren in preventie moet in CAO's worden gestimuleerd,
mede om te voorkomen dat er een stroom van schadeclaims zal ontstaan. De heer Heerts ziet
dat de rol van de bedrijfsarts steeds meer van belang wordt waar het om reïntegratie van
zieke werknemers gaat. In het bijzonder omdat het handelen van de arts de
inkomensbescherming raakt. De heer Heerts pleit ervoor om de nadruk veel meer op
preventie te leggen in plaats van op reïntegratie. Daarvoor is het nodig dat de inkoopkracht
van werkgever en werknemers wordt bevorderd. Het werken aan een transparante keten van
dienstverlening op het terrein van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie is daarvoor
van belang.
De heer T. Hofhuis, directeur Axioma
De heer Hofhuis ziet als ondernemer graag minder regels. Omdat zijn bedrijf nauwelijks
ziekteverzuim kent, zijn volgens Hofhuis veel regels voor hem niet relevant. Als ondernemer
zou hij graag te maken hebben met één ministerie dat een marktgerichte benadering hanteert.
Zijn ervaring is dat aanbieders op de markt van preventie, verzuimbegeleiding en reïntegratie
met de rug naar de markt staan. De heer Hofhuis voert een pleidooi voor het helder en
transparant aanbieden van pakketten op het gebied van bijvoorbeeld zorg, inkomensschade,
14 ARBO/A&V/2005/8712
preventie, arbeidsomstandigheden, reïntegratie en pensioen. Voor het midden- en
kleinbedrijf kan onder andere de assurantietussenpersoon een belangrijke rol vervullen bij de
inkoop van voornoemde pakketten.
Discussie
De heer Van der Pol opent de discussie met de vraag hoe het midden- en kleinbedrijf
geholpen kan worden. In de discussie wordt direct gesteld dat een goede samenwerking
tussen werkgever en werknemers binnen de onderneming van belang is. Daarbuiten wordt
onder meer door verzekeraars gewerkt aan nieuwe producten waarin bijvoorbeeld een
verzuimverzekering wordt gecombineerd met arbo- en reïntegratiedienstverlening. De relatie
met de curatieve zorg wordt daarbij meestal niet gelegd.
Gesteld wordt dat markttransparantie van belang is voor het ontwikkelen van inkoopkracht
van de werkgever. Ook kunnen brancheorganisaties een inkoopbeleid voor de branche
ontwikkelen. Dit wordt echter nog maar op enkele plaatsen opgepakt. De vakbonden willen
bezien hoe de markttransparantie door middel van eigen activiteiten bevorderd kan worden.
De voorzitter sluit de discussie af met de constatering dat de markt voor de burger en voor de
ondernemer in het midden- en kleinbedrijf een complexe aangelegenheid is. De worsteling
van branches bij het bieden van duidelijkheid richting de leden onderstreept de urgentie voor
het werken aan markttransparantie.
Thema 2 Mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen
De heer R. Delleman, directeur Ardyn Arbo & Advies (Menzis concern)
De heer Delleman biedt inzicht in de wijze waarop Menzis zorg en inkomen zijn
dienstverlening aan werkgevers vorm geeft. Bij Menzis staat de werkgever zelf aan het stuur;
hij bepaalt wat hij zelf wil regelen en wat hij uitbesteedt. De ervaring die Menzis in de
afgelopen jaren heeft opgedaan bij de middelgrote werkgevers is dat zij vooral denken in
termen van kosten. Menzis verschaft inzicht in de indirecte kosten die het gevolg zijn van
verzuim, een tekortschietend verzuimbeleid en de kosten voor werkgevers van de
loondoorbetaling bij ziekte.
Centraal in het concept van Menzis staat de `Menzis Werk-gezond centrale'. Daar komen de
aanmeldingen van werkgevers binnen via de regiomanager of de portal. Voor elke
werknemer is er een casemanager die aan de hand van triage vaststelt welk traject nodig is
om de werknemer weer snel te integreren. De centrale regelt niet alleen de noodzakelijke
interventies in de (arbo-)curatieve zorg, de arbo-dienstverlening en de reïntegratie, maar
zorgt ook voor de noodzakelijke financiering via de verzekeringen, subsidies of directe
betalingen door de werkgever. Over de resultaten van het traject dat een werknemer
doorloopt, vindt terugkoppeling plaats in de vorm van managementinformatie. Voor deze
integrale keten van dienstverlening, die ook voor het midden- en kleinbedrijf goed
functioneert, maakt Menzis behalve van de ziektekostenverzekering gebruik van de eigen
arbodienst en het eigen reïntegratiebedrijf.
De heer J. van de Griend, directeur Achmea Sociale Zekerheid
In zijn presentatie gaat de heer Van de Griend in op de rol van ziektekostenverzekeraars in
de keten van dienstverlening. Hij mist nog te veel de ziektekostenverzekeraars in de keten en
vraagt zich af of dat niet mede een gevolg is van te weinig vertrouwen in de voordelen van
collectieve contracten. Zal het nieuwe zorgstelsel, dat in 2006 wordt ingevoerd, hierin een
wezenlijke verandering kunnen brengen?
15 ARBO/A&V/2005/8712
Door ingrijpende wijzigingen in zowel de sociale zekerheid als de zorg gaat er veel
veranderen. De wetgeving is nog niet af. Het gevolg daarvan is dat er nog geen inzicht is in
de producten die in de toekomst nodig zijn. In het nieuwe zorgstelsel zijn de voorwaarden
voor integratie van sociale zekerheid en zorg en voor een goede rol van de zorgverzekeraar
niet optimaal. Er is nog maar voor 10% marktwerking in de zorgsector; voor het overige
reguleert de overheid nog de zorg. Dat ontmoedigt een actief zorginkoop beleid door de
verzekeraar. Bovendien is de ruimte voor zorgverzekeraars om collectieve contracten met
werkgevers af te sluiten beperkt. Er is geen financiële prikkel voor de werkgever vanwege de
50% verplichte werkgeversbijdrage. De nu in de Tweede Kamer voorgestelde mogelijkheid
van een korting van 5% op de nominale premie is onvoldoende om de markt voor collectieve
contracten in beweging te krijgen. Er ligt dus ook nog een taak voor de overheid. [N.B.:
inmiddels heeft de Tweede Kamer ingestemd met een korting tot maximaal 10 procent.]
De heer P. Abelskamp, Managing Consultant Zorg en Inkomen AON
De werkgever is aan zet en hij zal, waar nodig gecoacht moeten worden. Dat is de opvatting
van de heer Abelskamp. De werkgever zal vooral het overleg met de werknemers moeten
intensiveren; beide hebben een verantwoordelijkheid en mogelijkheden om tot een goede
invulling daarvan te komen. Evenals de heer Delleman ondervindt ook de heer Abelskamp
dat werkgevers nog te veel in termen van directe kosten denken. Verzekeraars kunnen de
werkgevers helpen om ook inzicht te krijgen in de indirecte kosten van een tekortschietend
verzuimbeleid. Is dat inzicht er eenmaal dan moet een keten van instrumenten worden
georganiseerd om werkgevers en werknemers bij te staan. AON ervaart dat werknemers een
actieve werkgever op het terrein van arbeidsomstandigheden en verzuimbeleid waarderen.
De heer Abelskamp waarschuwt verzekeraars voor het tijdig starten van onderhandelingen
over collectieve contracten. Wanneer een werknemer eenmaal individueel een naar zijn
mening goede zorgverzekering heeft afgesloten, zal het extra moeilijk zijn om hem alsnog in
een collectieve regeling onder te brengen. Een korting van 5% is niet voldoende om een
individuele werknemer over de streep te trekken. Maar er zijn voor de werkgever natuurlijk
meer mogelijkheden om het voor een verzekerde aantrekkelijk te maken om in een
collectieve regeling te stappen. Korting op de premie voor de aanvullende verzekering,
zorggaranties, zorg preventie en minder eigen risico kunnen eveneens een rol spelen. Wel is
het van belang dat verzekeraars bij het vaststellen van de korting voor de collectiviteit
rekening moeten kunnen houden met de effectiviteit van het verzuimbeleid van de
werkgever.
Discussie
Een vertegenwoordiger van een verzekeraar ziet anders dan de heer Van de Griend aangeeft,
legio mogelijkheden in de markt. Zijn bedrijf is zeer actief op deze sterk groeiende markt en
heeft geen reden tot klagen. Een andere verzekeraar ondersteunt het betoog van de heer Van
de Griend wel. De minister van VWS heeft - al dan niet bewust - de wenselijkheid van
collectieve contracten onvoldoende benadrukt en min of meer een ontmoedigingsbeleid voor
collectieve contracten gevoerd. Vanuit werkgeverszijde wordt deze opvatting gedeeld. Ook
werkgevers vinden het van groot belang dat er voldoende financiële prikkels in het nieuwe
zorgstelsel zijn om collectieve contracten met zorgverzekeraars te kunnen afsluiten. Wel is
er begrip voor de opstelling van de minister in het politieke debat waar solidariteit een
belangrijk uitgangspunt is. Een andere verzekeraar verwijst naar enkele door het Verbond
van Verzekeraars ingestelde onderzoeken die het positieve effect van collectieve contracten
op de schadelastbeheersing zichtbaar maken. Vanuit de vakbeweging wordt het betoog van
de heer Abelskamp ondersteund, in het bijzonder wanneer het gaat om de andere prikkels
16 ARBO/A&V/2005/8712
dan alleen de korting op de premie. Er moet veel meer sprake zijn van een integrale
benadering. Ook de aanvullende verzekering speelt daarin een belangrijke rol.
De voorzitter stelt vast dat verzekeraars genuanceerd denken over de rol van de collectieve
ziektekostenverzekering in de keten van sociale zekerheid en zorg, maar stelt ook vast dat nu
al goede resultaten worden geboekt.
Thema 3 Inzicht in het handelen van artsen
De heer P. Holland, voorzitter KNMG (artsenfederatie)
De heer Holland benadrukt in de eerste plaats dat de relatie arbeid en gezondheid op de
werkvloer moet worden geregeld. Dat wat artsen bindt, zal door de KNMG worden
opgepakt. Volgens Holland kan in de arbocuratieve zorg meer synergie en resultaat worden
behaald bij de ontwikkeling en implementatie van richtlijnen voor arbeid en gezondheid.
Wat hem betreft zou het patiëntenperspectief hier ook beter in mogen worden verankerd. De
heer Holland verwoordt dat de KNMG het belangrijk vindt dat er meer aandacht komt voor
arbeid in de opleiding. Een ander in zijn ogen belangrijk element bij samenwerken en
afstemmen, is het elektronisch patiëntendossier. Tot slot signaleert hij dat het beleid van de
overheid en zorgverzekeraars artsen onvoldoende faciliteert bij het tot stand brengen van de
samenwerking. De heer Holland zegt toe dat de KNMG in januari 2005 een plan van aanpak
presenteert waarin zal worden aangegeven hoe de KNMG gaat investeren in betere zorg voor
werknemers. Hij benoemt vier elementen van dit plan:
· coördinatie en samenwerking in het veld van arbeid en gezondheid;
· het vergroten van het handelingsperspectief en de eigen verantwoordelijkheid van de
werknemer/patiënt;
· aandacht voor arbeid en gezondheid in de artsenopleiding;
· de positie van de arbozorg en de bedrijfsarts.
De heer K. Zwart, directeur Breed Platform Verzekerden & Werk
De heer Zwart stelt dat de vervlechting van de sociale zekerheid en zorg ook aandacht vraagt
voor en van individuele gebruikers. De zieke werknemer is zowel patiënt, werknemer,
gebruiker van de sociale zekerheid en burger. Nu kiest de professional nog te vaak vóór de
cliënt en zijns inziens zou de regie weer bij de cliënt zelf moeten komen te liggen. Om
verantwoordelijkheden waar te maken, moet de cliënt ook toegerust zijn, met instrumenten
en ondersteuning bij het behouden en vinden van een gezonde balans tussen arbeid en
gezondheid. Zijn project `Ziek & Mondig' sluit hierbij aan en is bedoeld ter versterking van
de positie van de zieke werknemer door het meer benutten van de eigen kracht en
oplossingsvaardigheden van het individu (zieke werknemer). De heer Zwart benadrukt het
betrekken van cliënten en hun belangenorganisaties als kritische partijen bij het ontwikkelen
en toetsen van de kwaliteit van dienstverlening en benadrukt hun ervaringsdeskundigheid.
Hij ziet bijvoorbeeld graag dat de cliënten betrokken worden bij keurmerken.
Discussie
Gesteld wordt dat meer maatwerk richting werknemers zowel nodig is in de zorg als bij de
uitvoering van de sociale zekerheid. De rol van de verzekeraars neemt toe, mede door de
verwijsfunctie die de bedrijfsarts heeft sinds 1 januari 2004. Gepleit wordt voor arbeids-
Diagnose-Behandel-Combinaties's (DBC's) die de mogelijkheid bieden voor financiering
van aantoonbaar effectieve tweedelijns bedrijfsgeneeskundige interventies, zoals rugscholen
en gerichte behandeling van arbeidsrelevante psychische klachten. Er moeten afspraken
komen over inhoud, kwaliteit en prijs. Er wordt aangegeven dat er meer flexibiliteit moet
17 ARBO/A&V/2005/8712
zijn in financiering van de arbozorg. Zorgverzekeraars stellen dat hetgeen de bedrijfsarts aan
zorg verleent en bepaalde reïntegratie-interventies onder de functiegerichte aanspraken van
de Zorgverzekeringswet kunnen vallen. Zij zien het als stap voorwaarts als er daartoe een
meer integrale regeling komt.
Voorzitter Van der Pol concludeert naar aanleiding van de presentaties en de discussie dat
artsen nog onvoldoende zijn voorbereid op de nieuwe stelsels. De afstemming tussen artsen
bij diagnose, behandeling, verzuimbegeleiding en reïntegratie kan bijvoorbeeld beter.
Daartoe is het van belang dat zij met multidisciplinaire richtlijnen inzicht geven in het
professioneel handelen. Het thema werk(hervatting) komt zowel in de opleiding als in het
handelen van de artsen nog onvoldoende aan bod. Dat de KNMG heeft toegezegd om te
komen met een plan wat betreft richtlijnen en opleiding is de juiste aanpak. Verder moet de
werknemer en zijn mogelijkheden meer centraal komen te staan bij de behandeling. Tot slot
wordt er door de artsengroepen gepleit om financiering van arbozorg vanuit de
zorgverzekeringswet mogelijk te maken.
Thema 4 Transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening
Mevrouw E. Vogelaar, voorzitter Borea
Mevrouw Vogelaar maakt vanuit de branche van reïntegratiebedrijven melding van goede
voortgang bij het werken aan markttransparantie. Borea heeft zelf bijvoorbeeld als
transparantie-instrument het Borea-keurmerk opgetuigd, waaraan een benchmark met
tevredenheidsmetingen is gekoppeld. Mevrouw Vogelaar kenschetst de transparantie van de
markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening als een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid van opdrachtgevers en opdrachtnemers. Vanuit dat vertrekpunt werken
Borea, BOA (arbodiensten) en de Raad voor Werk en Inkomen (RWI) aan een convenant ter
bevordering van de markttransparantie. Het convenant gaat uit van het oprichten van een
gezamenlijke stichting waarin de diverse transparantie-instrumenten binnen twee jaar
worden ondergebracht. De RWI zal het voorzitterschap en de ondersteuning van de stichting
verzorgen. Mevrouw Vogelaar ziet deze ontwikkeling als een omslag in het werken aan
markttransparantie en als een belangrijke prestatie van partijen in een concurrerende markt.
De heer D. van der Laan, algemeen directeur Arbo Unie en vice-voorzitter BOA
De heer Van der Laan ziet in de markt voor arbodienstverlening twee belangrijke
ontwikkelingen. Ten eerste zijn de arbodiensten erin geslaagd om het verzuim omlaag te
brengen en is er een meer positieve waardering voor de arbodienstverlening. Ten tweede het
ontstaan van steeds meer behoefte aan maatwerk. De arbodiensten spelen hierop in door hun
dienstverlening aan te bieden binnen een netwerk met lijnen naar ondermeer de curatieve
sector en specialistische preventieve dienstverlening. Aangezet door de marktveranderingen
zoeken de arbodiensten naar een nieuw groeiperspectief. De BOA heeft diverse stappen
gezet in deze ontwikkelingen, zoals het optuigen van een branchemonitor, een leidraad voor
het afsluiten van prestatiecontracten, een investering in de gezamenlijke research &
development van de sector en de voorbereiding van een keurmerk. De heer Van der Laan
ziet het als cruciaal om het belang van de werkgever en werknemer bij deze activiteiten in de
arbodienstverlening centraal te stellen. Het keurmerk moet de klant, uitgaande van diens
vraag, bijvoorbeeld inzicht geven in het aanbod, zodat de klant in staat is een goede keuze te
maken.
18 ARBO/A&V/2005/8712
Discussie
In de discussie wordt vastgesteld dat de markt van arbo- en reïntegratiedienstverlening
volwassen is geworden. Daarnaast worden zorgen geuit over de preventieve dienstverlening,
omdat het zwaartepunt van de dienstverlening zit op ziekteverzuimbegeleiding en
reïntegratie. De vraag is of er een voldoende stimulans bestaat om in preventief advies en
vervolgens in maatregelen te investeren. Bij de keurmerken wordt de kanttekening gemaakt
dat het perspectief van de cliënt nog onvoldoende naar voren komt. Vanuit de aanbodzijde
wordt dit onderkend. De keurmerken moeten aan waarde winnen door naast de aanbodzijde
ook de vraagzijde te betrekken. Doel is dat de transparantie-instrumenten daardoor goed
worden afgestemd op de vraag van werkgevers en werknemers.
De voorzitter concludeert dat de markt voor arbo- en reïntegratiedienstverlening zich positief
ontwikkeld. Daarbij is het zaak dat partijen op korte termijn daadwerkelijk verbeteringen
laten zien.
Staatssecretaris H. van Hoof samenvatting en conclusies
In een vraaggesprek met voorzitter Van der Pol geeft staatssecretaris Van Hoof een
samenvatting van de belangrijkste conclusies van de conferentie.
Inkoopkracht werkgevers / werknemers
De staatssecretaris vindt het belangrijk om met alle partijen te discussiëren over de
ontwikkelingen in de sociale zekerheid en zorg. Centraal in die ontwikkelingen staan de
werkgevers en werknemers. Het is van belang dat zij zien welke winst er uit de nieuwe
stelsels van zorg en sociale zekerheid te halen is. Werkgevers en werknemers moeten de
mogelijkheden van de nieuwe stelsels zelf om kunnen zetten in een beter preventie-,
verzuim- en reïntegratiebeleid. Daartoe dient de markt overzichtelijk en transparant te zijn.
Staatssecretaris Van Hoof ziet het Sociaal Akkoord van 5 november 2004 als een goede start
waarop verder gebouwd kan worden. Werkgevers- en werknemersorganisaties moeten zich
verdiepen in de mogelijkheden die ze krijgen met de nieuwe stelsels. Zo kunnen zij hun
inkoopkracht vergroten. Vanuit een scherpe definitie van de eigen behoefte moeten zij zich
ontwikkelen tot capabele gesprekspartners van arbodiensten, reïntegratiebedrijven en
verzekeraars. Kleine en middelgrote bedrijven kunnen dit bereiken door het sluiten van
contracten via brancheverenigingen.
Mogelijkheden voor het combineren van zorg- en verzuimverzekeringen
Op verzekeringsterrein verwacht de staatssecretaris een sterke inzet op combinaties van
zorg- en verzuimverzekeringen. In 2005 gaat het erom dat verzekeraars de mogelijkheden en
voordelen die een integrale aanpak van preventie, verzuim en reïntegratie stimuleren en
zichtbaar maken. Niet alleen premiekortingen zijn daarbij van belang, maar vooral ook het
leveren van maatwerk aan een bedrijf en de werknemers. De nieuwe zorg- en
arbeidsongeschiktheidsstelsels omvatten voldoende prikkels en bewegingsruimte om zorg-
en verzuimverzekeringen te combineren.
Inzicht in het handelen van artsen
De staatssecretaris geeft aan de discussie over de positionering van de bedrijfsarts met
interesse te hebben beluisterd. Hij concludeert dat de factor `arbeid' nog onvoldoende naar
voren komt in het handelen van de diverse artsengroepen en in de opleidingen van artsen. Op
dit onderwerp verwacht hij de nodige inspanning vanuit de verenigingen van artsen. Het
19 ARBO/A&V/2005/8712
centraal stellen van de cliënt acht de staatssecretaris voor alle betrokkenen van belang. Hij
verwacht dat alle partijen duidelijk zullen aangeven hoe ze dat willen vormgeven.
Transparantie in de arbo- en reïntegratiedienstverlening
Staatssecretaris Van Hoof is positief over de samenwerking tussen de koepels van
arbodiensten en reïntegratiebedrijven waar het gaat om het werken aan een transparante
markt. De RWI vervult daarbij een ondersteunende rol. Het is duidelijk dat de partijen hier
zelf hun verantwoordelijkheid oppakken, zodat de overheid zich terug kan trekken. Voor een
goede ontwikkeling van de markt acht de staatssecretaris het van belang dat de transparantie-
instrumenten binnen één jaar worden gerealiseerd.
De rol van de overheid
Voor de overheid ziet de staatssecretaris in 2005 een beperkte rol weggelegd. Met het
optuigen van de nieuwe stelsels voor sociale zekerheid en zorg hebben de ministeries hun
werk in grote lijnen gedaan. Met deze conferentie is het project `Sociale zekerheid en zorg'
afgerond. In het project zijn samen met alle partijen verbindingen gelegd tussen de stelsels
van sociale zekerheid en zorg, opdat er in 2006 een goed werkend preventie-, verzuim- en
reïntegratiebeleid kan worden gerealiseerd. Afhankelijk van de ontwikkelingen in 2005 wil
de staatssecretaris de mogelijkheid voor vervolgoverleg open houden. De staatssecretaris
bedankt tot slot de aanwezigen en de dagvoorzitter voor hun aanwezigheid en inbreng.
Dagvoorzitter Van der Pol sluit de bijeenkomst af met een dankwoord aan de deelnemers en
de sprekers. Tot slot bedankt hij het projectteam `Sociale zekerheid en zorg' die de
`Groenekan-bijeenkomsten' hebben georganiseerd, en de partijen hebben gestimuleerd om
het realiseren van een integrale keten van zekerheid en zorg verder zelf ter hand te nemen.
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid