Vragen van de leden Van Heteren en Arib (PvdA) aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
over de traumazorg
1. Hebt u kennisgenomen van het onderzoek dat is uitgevoerd door het College voor Zorgverzekeringen naar de samenwerking tussen traumacentra?
2. Is het juist dat de samenwerking en regio-indeling voor traumazorg nog altijd tot onduidelijkheid leidt? Zo ja, kunt u aangeven in hoeverre door de aanbieders van traumazorg inspanningen zijn geleverd teneinde de doelstellingen die destijds door minister Borst van VWS zijn uitgevaardigd, te realiseren? In hoeverre heeft het evaluatieonderzoek in 2001/2002 van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) de sector aangezet tot het verbeteren van de samenwerking en werkproces in de traumazorg?
3. Hoe oordeelt u over de conclusie van het CVZ dat het ronduit verbijsterend is dat er nog altijd onduidelijkheid bestaat over de traumaregio s? Kunt u aangeven welke oorzaken ten grondslag liggen aan het feit dat er nog altijd afwijkingen bestaan tussen de grenzen van de traumazorg-regio en die van de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR)? Wat gaat u ondernemen om op korte termijn deze congruentieproblemen op te lossen?
4. Kunt u aangeven waarom het op dit moment ontbreekt aan overeenstemming over de vorm en inhoud van criteria voor de inzet van traumaheli s en Mobiele Medische Teams (MMT s) en waarom een aantal traumacentra op dit moment niet beschikt over een grondgebonden MMT? Heeft dit negatieve consequenties voor de inzet van traumahelikopters en MMT s? Is het juist dat met name in de grensregio s zich problemen voordoen voor wat betreft de criteria voor inzet van traumaheli s en MMT s? Wat gaat u ondernemen om deze problemen zo spoedig mogelijk te verhelpen?
5. Wat verklaart de verschillen tussen de traumacentra voor wat betreft het doorrekenen van financiële middelen? Bent u bereid er bij de traumacentra, desnoods dwingend, op aan te dringen richtlijnen op te stellen voor de financiële doorrekening, opdat enerzijds meer inzicht ontstaat in de financiële afwikkeling en anderzijds de diverse traumacentra op kwaliteit en doelmatigheid kunnen worden beoordeeld?
6. Hoe verklaart u dat de traumacentra zo weinig aandacht besteden aan de patiënt en het primaire zorgproces? Wat gaat u doen om de traumacentra ertoe te bewegen de interne werkprocessen spoedig zo te organiseren dat de patiënt en de primaire zorgtaak voorop komen te staan? Kunt u hierbij aangeven welke doelstellingen en welk tijdspad beide ministers zullen hanteren en op welke wijze wordt samengewerkt tussen beide verantwoordelijke ministeries?
7. Hoe verklaart u dat vijf jaar na de ministeriele aanwijzing nog altijd geen sprake is van een landelijk dekkend traumaregistratiesysteem? Op welke wijze zult u op korte termijn gevolg geven aan de doelstelling te komen tot een landelijk dekkend registratiesysteem?
8. Op welke wijze tracht u op korte termijn inzicht te creëren in de opvangcapaciteit van traumaslachtoffers in ziekenhuizen?
Voorbij het gouden uur Evaluatie beleidsvisie traumazorg 2004 dat op 24 februari as. aangeboden zal worden aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Persbericht van 21 februari 2005 op