http://www.minbuza.nl/20050221-193216-A
Aan de Voorzittervan de TweedeKamerderStaten-Generaal
Binnenhof4
Den Haag
- Directie Westelijk Halfrond
Bezuidenhoutseweg 67
Postbus 20061
2500 EB Den Haag
Datum
- 21 februari 2005
Behandeld
- Peter van de Geer
Kenmerk
- DWH/MC-050b/2005
Telefoon
- 070-348.4487
Blad
- 1/22
Fax
- 070-348.5472
Bijlage(n)
- 1
- peter-vande.geer@minbuza.nl
Betreft
- Uw verzoek inzake de beleidsnotitie Suriname, getiteld 'Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en toekomst'.-
-
Graag - bieden wiju hierbij- de reactie aan op uw verzoek van - 24 januari 2005met kenmerk 05-BuZa-09 inzake - vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken over de beleidsnotitie Suriname, getiteld 'Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en toekomst' (Kamerstuk 20361, nr. 116).
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
De Minister
van Buitenlandse Zaken,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven
Dr. B.R. Bot
Vragen van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 24 januari 2005 met als kenmerk 05-BuZa-09 ten geleide van de beleidsnotitie Suriname, getiteld 'Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en toekomst' (TK 2003-2004, 20361, nummer 116)
Vraag 1
Heeft de Surinaamse regering en/of De Nationale Assemblee van Suriname formeel dan wel informeel gereageerd op de beleidsnotitie 'Een rijke relatie. Suriname en Nederland: heden en toekomst'? Zo ja, kunt u de Kamer over deze reactie(s) nader informeren?
Antwoord 1
Ja. Suriname heeft een algemene notitie opgesteld, getiteld 'Beleidskader voor de verdere ontwikkelingssamenwerking tussen Suriname en Nederland (Paramaribo, augustus 2004)'. Suriname heeft voorts in januari 2005 een brede consultatieronde georganiseerd. Tijdens deze consultatie op 8 januari 2005 zijn het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld betrokken in de discussie over de 'afbouw van de brede OS relatie' en de 'inzet van de pariteitsmiddelen'. De Nationale Assemblee van Suriname
(DNA) heeft op 18 januari 2005 gedebatteerd over dezelfde onderwerpen. Tijdens dit debat is met algemene stemmen een motie aangenomen, die zich uitspreekt voor het open houden van de mogelijkheid om de door Nederland genoemde termijn van vijf jaar voor de afbouw van de brede OS-relatie in te korten.
Bovendien is er door Suriname een adviescommissie "Inzet Pariteitsmiddelen" ingesteld. Deze adviescommissie heeft een rapport uitgebracht. De essentie van dit rapport wijkt niet wezenlijk af van de richting die Nederland voor ogen staat met betrekking tot de inzet van de Pariteitsmiddelen.
Elementen uit de Surinaamse notities en het debat in DNA zijn naar voren gebracht tijdens de beleidsoverleggen van de Surinaamse minister van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS) met minister Van Ardenne op 30 augustus 2004, op 15 december 2004 en op 28 januari 2005.
Vraag 2
Kunt u ten aanzien van de zinsnede "Indien Suriname deze hervormingen conform eerder geuite beleidsvoornemens snel ter hand zou nemen, is Nederland bereid de strikte criteria voor de inzet van de pariteitmiddelen flexibel toe te passen" een nadere indicatie geven van zowel het begrip "snel" als het begrip "flexibel"?
Antwoord 2
Over de pariteitsmiddelen stelt het Verdrag van 1975: "Indien na besteding van het bedrag van Nfl 2700 miljoen (de schenkingsmiddelen) het programma nog niet volledig is gerealiseerd, is het Koninkrijk der Nederlanden bereid tot een maximum van Nfl 300 miljoen (red.: ¤ 136 miljoen) het resterende tekort te financieren op basis van strikte pariteit met Surinaamse besparingen". Volgens deze tekst kunnen de pariteitsmiddelen eerst dan worden ingezet als de schenkingsmiddelen zijn uitgeput en op
basis van strikte pariteit met Surinaamse besparingen.
Het woord "snel" slaat op het tijdstip van inzet. De schenkingsmiddelen zijn nog niet uitgeput. Wel zijn afspraken gemaakt over de bestemming van de resterende schenkingsmiddelen. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Gemeenschappelijke Verklaring van het beleidsoverleg in 2004. Nederland en Suriname vinden het verstandig om nu reeds overeenstemming te bereiken over de inzet van de pariteitsmiddelen en niet te wachten totdat de schenkingsmiddelen volledig zijn uitgeput. De inzet van de
schenkingsmiddelen vloeit op deze manier soepel over in de inzet van de pariteitsmiddelen. Tijdens het beleidsoverleg van 28 januari 2005 heeft Suriname met dit principe ingestemd (zie de Gemeenschappelijke Verklaring 2005).
Het woord "flexibel" slaat op de strikte pariteit. Nederland heeft aangegeven zich soepel op te stellen ten aanzien van de pariteitseis op voorwaarde van structurele hervormingen aan Surinaamse zijde, terwijl Suriname naar een gunstiger verhouding dan de 1:1 streeft. Het is aannemelijk dat Nederland en Suriname elkaar op dit punt vinden. Nederland heeft zich nog niet vastgelegd op een bepaalde verhouding tussen de Nederlandse en de Surinaamse inbreng.
Vraag 3
Kunt u ten aanzien van de beslissing over de bron van de Aanvullende Middelen aangeven wat u bedoelt met uw standpunt dat deze beslissing "te zijner tijd" moet worden genomen?
Antwoord 3
"Te zijner tijd" duidt op het moment dat de Verdragsmiddelen uitgeput raken. Bij de toewijzing van Aanvullende Middelen zal het niet gaan om een vooraf vastgesteld bedrag dat nader kan worden ingevuld, zoals met de Verdragsmiddelen het geval was. Het is de bedoeling dat Suriname samen met een Nederlandse counterpart concrete ideeën ontwikkelt, die zijn gebaseerd op wederzijds belang. Dergelijke voorstellen kunnen eventueel voor financiering in aanmerking komen. Vervolgens kan worden bezien of
voor deze voorstellen ruimte moet worden gecreëerd binnen de begrotingen van de diverse vakdepartementen en/of binnen de HGIS.
Vraag 4
Kunt u aangeven aan welke "veelheid van terreinen" de Nederlandse regering denkt in relatie tot de samenwerking tussen Nederland en Suriname?
Antwoord 4
De samenwerking tussen Nederland en Suriname is de afgelopen decennia gedomineerd door het bestaan van de Verdragsmiddelen en daarmede het beleidsterrein ontwikkelingssamenwerking. Met een "veelheid van terreinen" wordt gedoeld op verbreding van de samenwerking naar bijvoorbeeld cultuur, justitie, defensie, milieu en economie. Een volwaardige samenwerking behoeft dat deze zich uitstrekt over meerdere beleidsterreinen. Nederland streeft ook naar uitbreiding van het aantal actoren in de
samenwerking: naast de beide overheden ook steden, maatschappelijke organisaties, bedrijven en verenigingen.
Vraag 5
Hoe wil de Nederlandse regering een blijvende context realiseren om de "zakelijke afspraken" te kunnen blijven nakomen en ervoor zorgen dat Suriname meer verantwoordelijkheid neemt, meer keuzes maakt en een constructieve dialoog voert op het gebied van ontwikkelingssamenwerking?
Aan welke voorwaarden dient daartoe volgens de Nederlandse regering te worden voldaan?
Welke maatregelen neemt de Nederlandse regering indien deze doelen niet worden gerealiseerd?
Antwoord 5
De Nederlandse bijdrage aan een blijvende context voor zakelijke afspraken met Suriname komt tot uiting in een voortdurende dialoog, niet alleen op het niveau van bewindspersonen maar ook op ambtelijk niveau. Een voorwaarde voor het welslagen van deze dialoog is een open communicatie en helderheid over te bereiken doelen. De ervaringen van de afgelopen jaren zijn op dit punt positief en geven geen aanleiding tot zorg. De toegenomen verantwoordelijkheid van Suriname voor het eigen
ontwikkelingsproces blijkt duidelijk uit de sectorale benadering, die in 2001 werd geïntroduceerd. Suriname heeft deze benadering inmiddels volledig omarmd.
Vraag 6
Welke andere verklaringen zijn er volgens de regering naast het "gebrek aan helderheid en afwisselende perioden van hartelijkheid en afstandelijkheid in de bilaterale relatie" voor het gegeven dat de armoede in Suriname in de afgelopen 25 jaar is toegenomen, ondanks de in artikel 1 van het OS-Verdrag van 1975 geformuleerde doelstellingen groei en verhoging van het welvaartsniveau te realiseren?
Hoe denkt de Nederlandse regering de beoogde doelstellingen in de komende jaren te helpen realiseren?
Antwoord 6
Armoede laat zich niet verhelpen met louter ontwikkelingshulp. Goed beleid en goed bestuur zijn minstens zo belangrijk. Na de Onafhankelijkheid heeft Suriname op dit vlak tegenslagen ondervonden. De regering Venetiaan is zich het belang van goed beleid en goed bestuur bewust. Zo heeft men kort na aantreden orde op zaken gesteld op macro-economisch terrein. Ook zijn inmiddels de eerste stappen gezet op weg naar modernisering van de overheid (Public Sector Reform) en ontwikkeling van de private
sector (Private Sector Development). Nederland is bereid financieel bij te dragen aan deze hervormingen, hetgeen recent nog is bevestigd in het beleidsoverleg tussen minister Van Ardenne en minister Raghoebarsing van Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS) van Suriname. Zie verder de antwoorden op de vragen 13, 23 en 27.
Vraag 7
Wat is uw verklaring voor de omissie dat u in de beleidsnotitie wel refereert aan samenwerkingsverbanden op velerlei niveaus, maar geen melding maakt van het toescheidingsverdrag dat belangrijke implicaties heeft voor bijvoorbeeld Surinamers met de Nederlandse nationaliteit?
Antwoord 7
Het overleg over de toescheidingsovereenkomst bevond zich gedurende het opstellen van de beleidsnotitie in een impasse. In het najaar van 2004 is een verzoek gekomen van Surinaamse zijde om het overleg over de toescheidingsovereenkomst te hervatten. Nederland heeft in november 2004 via de ambassade de vraag voorgelegd welke de agenda zal zijn en welke data zouden schikken voor overleg. Na ontvangst van een reactie zal het overleg worden hervat (zie ook het antwoord op vraag 18).
Vraag 8
Deelt de regering de constatering dat de "rijke relatie" ernstig wordt belemmerd door het tekortschietende investerings- en ondernemingsklimaat, de overmaat aan regelgeving en overheidsbemoeienis, het gebrek aan kader, het gebrek aan politieke daadkracht, de bedreiging voor de rechtsstaat door in het bijzonder drugscriminaliteit en de daaraan gerelateerde criminele activiteiten in Suriname? Zo nee, waarom niet?
Welke andere dan die in de beleidsnotitie genoemde lichtpuntjes ziet de regering om over 25 jaar te kunnen zeggen dat er daadwerkelijk sprake is geweest van een "rijke relatie"?
Antwoord 8
Elementen als de genoemde kunnen in meer of mindere mate de ontwikkeling van Suriname en de samenwerking met Nederland beïnvloeden. Ze zijn dan ook onderwerp van overleg en samenwerking tussen beide landen, onder meer binnen de sectorale benadering.
Een 'rijke relatie' is een geschakeerde relatie op vele terreinen en met veel spelers. Met de huidige regering Venetiaan vinden deze verbreding en verdieping daadwerkelijk plaats. Zo werd Suriname de afgelopen maanden bezocht door de bewindslieden van Justitie, van Ontwikkelingssamenwerking, en van Onderwijs voor overleg op hun respectieve beleidsterreinen. Ook vonden hoog ambtelijke missies plaats op het vlak van Financiën en Cultuur. Voorts worden op gemeentelijk niveau de contacten
verstevigd, zoals onder meer moge blijken uit de Surinaamse districtendagen in Den Haag (18 en 19 september 2004).
Vraag 9
Zijn er volgens de regering naast technische assistentie bij de Belastingdienst en de Douane andere mogelijkheden de verschillende soorten belastingen en douanerechten beter te innen? Zo ja, heeft de regering deze mogelijkheden al met de Surinaamse regering besproken?
Zo ja, hoeveel hoger is het percentage geïnde belastingen in 2004 in relatie tot het in 2003 geïnde percentage van 43%?
Antwoord 9
Het Nederlandse ministerie van Financiën verleent technische assistentie aan het Surinaamse ministerie van Financiën op het vlak van de begrotingscyclus en de belastingen, waaronder ook de douane. Deze bijstand wordt in het najaar van 2005 beëindigd. Daarnaast heeft de Surinaamse Douanedienst eind 2004 het Engelse consultancy bureau Crown Agents ingehuurd. De bij de douane aanwezig technische bijstanders uit Nederland werken tot het najaar samen met Crown Agents. Crown Agents heeft van Suriname
een verreikend mandaat gekregen voor hervorming van de Douanedienst.
Het landenrapport Suriname van de Economist Intelligence Unit van november 2004 schat de stijging van de totale belastinginkomsten in 2004 op 18,7% in vergelijking met 2003. Indien onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte belastingen, dan is de toename van de directe belastingen spectaculair. De inkomsten uit de directe belastingen stegen met 41,5%. Volgens de Economist is dat mede te danken aan betere handhaving van de procedures. Bij de indirecte belastingen is de toename slechts
10,6%.
Vraag 10
Welke "politieke overwegingen" heeft de Surinaamse regering voor het feit dat zij geen gebruik wil maken van financieringsmogelijkheden van het IMF of de Wereldbank?
Antwoord 10
In relatie tot diverse multilaterale organisaties resp. banken wijst Suriname op slechte ervaringen als langzame besluitvormingsprocessen, bureaucratische procedures, een overdaad aan buitenlandse consultants en veel conditionaliteiten.
Vraag 11
Is er conform de tijdens de internationale conferenties Financing for Development (maart 2002) en Migrant Remittances: Development Impact, Opportunities for the Financial Sector and Future Prospects (oktober 2003) gemaakte afspraken om voortgang te maken met de remittances-agenda, al enige progressie geboekt voor wat betreft het beheren van de stroom remittances richting Suriname? Zo nee, wat is de reden hiervan? Zo ja, wanneer kan de Kamer een algemene beleidsnotitie over dit onderwerp
tegemoet zien?
Antwoord 11
Remittances zijn particuliere geldstromen, die tussen twee landen lopen van individu tot individu of van familie naar familie. Het van overheidswege beheren van een particuliere geldstroom is niet aan de orde. Er is geen algemene notitie over dit onderwerp voorzien.
Vraag 12
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de mate van rijkdom van de verschillende landen in het Caribische gebied?
Antwoord 12
Voor diverse Caraïbische landen luidt de veel gehanteerde indicator 'GDP per capita', het Bruto Binnenlands Product per hoofd van de bevolking, voor het jaar 2002 als volgt: Cuba (onbekend), Dominicaanse Republiek (USD 2514), Grenada (USD 4060), Guyana (USD 937), Haïti (USD 415), Jamaica (USD 3008), Suriname (USD 2199) en Trinidad & Tobago (USD 7384). (Bron: Human Development Report 2004.)
Meer in het algemeen geeft de Human Development Index voor het jaar 2004 de volgende ranking:
Cuba (52), Dominicaanse Republiek (98), Grenada (93), Guyana (104), Haïti (153), Jamaica (79), Suriname (67) en Trinidad & Tobago (54). Suriname is in het afgelopen jaar op de index gestegen van de 77ste naar de 67ste plaats. (Bron: Human Development Report 2004.)
Vraag 13
Ondersteunt de Nederlandse regering Suriname bij het maken van een coherente aanpak van het armoedevraagstuk en de kwaliteit van de regelgeving? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord 13
Het armoedevraagstuk staat centraal in de sectorale benadering, die sinds 2001 wordt uitgevoerd in Suriname. In de sectorplannen is een coherente aanpak van het armoedevraagstuk de leidraad. De door Nederland voorgestane Public Sector Reform (PSR) en Private Sector Development (PSD) zijn zowel gericht op een coherente aanpak van het armoedevraagstuk als op de kwaliteit van het bestuur en de regelgeving. Suriname onderschrijft het belang van PSR en PSD, zoals moge blijken uit de
Gemeenschappelijke Verklaring van het beleidsoverleg van januari 2005. Zie verder het antwoord op de vragen 23 en 27.
Vraag 14
Welke rol kan/wil de Nederlandse regering spelen om verandering ten positieve te brengen in het respecteren van de rechten en vrijheden van Marrons en andere inheemse volken in Suriname?
Heeft de Nederlandse regering hiertoe al een aanbod gedaan aan de Surinaamse regering? Zo ja, wanneer en wat heeft de Surinaamse regering concreet met dit aanbod gedaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14
Nederland vraagt in beleidsoverleggen aandacht voor de ontwikkeling van het binnenland en voor de binnenlandbewoners. Ook wijst Nederland op het belang van de integratie van het binnenland in de sectorbeleidsplannen. Voorts stelt Nederland Verdragsmiddelen beschikbaar voor de ontwikkeling van het binnenland en voor capaciteitsopbouw van NGO's die werkzaam zijn in het binnenland.
Nederland zal in de dialoog met Suriname aandringen op ratificatie van de ILO conventie 169 ten aanzien van de rechten en vrijheden van in stamverband levende volken, zoals Marrons en andere Inheemsen.
Vraag 15
Kunt u, gezien het feit dat u refereert aan de snelle toename van HIV/AIDS in Suriname, in dit verband ingaan op de vraag hoe het in Suriname staat met de gezondheidszorgfaciliteiten en de beschikbaarheid van medicijnen ten behoeve van seropositieve en met AIDS-besmette Surinamers?
Antwoord 15
Gezondheidszorgfaciliteiten in Suriname zijn niet berekend op de huidige snelle toename van HIV/AIDS-patiënten. De toegenomen HIV/AIDS-prevalentie is een zorgpunt dat ook tijdens het recent werkbezoek van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan Suriname aan de orde is gesteld in de gesprekken met Surinaamse bewindslieden. Binnen het sectorplan Gezondheid, waar Nederland ¤ 10,9 miljoen aan bijdraagt uit de Verdragsmiddelen, neemt HIV/AIDS-bestrijding een prioritaire plaats in. Voorts
draagt Nederland bij aan het Global Fund, waaruit USD 2,2 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor curatieve bestrijding van AIDS in Suriname, met name voor ARV's (aidsremmers). Tijdens het recente beleidsoverleg is specifiek aandacht gevraagd voor preventie en voorlichting, ook om verdere druk op de gezondheidszorgfaciliteiten voor de behandeling van patiënten te voorkomen. Zie verder het antwoord op vraag 33.
Vraag 16
Is de Nederlandse regering ervan op de hoogte dat minderjarigen in Suriname belanden in overbevolkte gevangenissen of politiecellen en bloot staan aan allerlei vormen van geweld, dat faciliteiten voor minderjarigen, vooral meisjes, die met de wet in aanraking komen, ontoereikend zijn (Zie artikel 33 van de UN Rules for the Protection of Juveniles deprived of their Liberty; de zogenaamde Havana Rules, Res A/45/113) en dat het gevangenis-/ politiepersoneel vaak niet of slecht is opgeleid om met
minderjarigen in detentie te werken?
Heeft de Nederlandse regering de Surinaamse regering erop aangesproken dat de Surinaamse regering de door het ondertekenen en ratificeren van mensenrechtenverdragen i.c. het Verdrag voor de Rechten van het Kind door aangegane verplichtingen niet nakomt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer en welke acties heeft de Surinaamse regering op grond hiervan genomen?
Antwoord 16
Ja, Nederland is op de hoogte van de situatie in de Surinaamse gevangenissen, ook met betrekking tot minderjarigen. De Nederlandse regering is zich ervan bewust dat de Surinaamse wetgeving en de uitvoering daarvan in de praktijk niet in alle gevallen overeenstemmen met de vereisten van het Kinderrechtenverdrag. Er zijn meerdere instanties in Suriname actief op dit terrein. Unicef speelt hierbij een belangrijke rol, maar ook verschillende NGO's uit zowel Suriname als uit Nederland. Daarnaast
financiert Nederland in het kader van de ontwikkelingssamenwerking met Suriname enkele programma's die tot verbetering moeten leiden. De financiering vindt plaats binnen de sector Bestuur. Enkele voorbeelden zijn herziening van het Wetboek van Strafrecht, waarbij onder meer met Nederlandse expertise van het ministerie van Justitie extra wordt ingezet op de naleving van het Kinderrechtenverdrag, maar ook op de bouw van een nieuw Jeugdcellenhuis en verbetering van het resocialisatieproces. Binnen
de sectoranalyse die de komende maanden voor de subsector 'Rechtsbescherming en Veiligheid' zal worden opgesteld, is het jeugdrecht eveneens als een van de prioriteiten aangemerkt. Dit onderwerp staat continue in de aandacht van de ambassade en het departement.
Vraag 17
Op welke wijze wil de Nederlandse regering ervoor zorgdragen dat Suriname zich niet eenzijdig op Nederland blijft richten?
Antwoord 17
Suriname heeft meer oog gekregen voor het belang van regionalisering en heeft diverse stappen gezet op weg naar integratie in de regio. Suriname is momenteel voorzitter van de CARICOM en is lid geworden van de Associatie van Zuidamerikaanse landen, die recent is opgericht. Suriname bereidt zich voor op het bezoek van president Lula van Brazilië. Een van de redenen voor diens komst is het betrekken van Suriname in de Zuidamerikaanse integratie. Suriname kijkt ook verder dan de eigen regio, onder
meer door het onderhouden van goede banden met landen als China, India en Indonesië.
Vraag 18
Kunt u in relatie tot het "intensieve personenverkeer over en weer" antwoord geven op de volgende vragen:
a) Bent u ermee bekend dat volgens Artikel 5 lid 2 eerste volzin in Suriname geboren meerderjarige Nederlanders het recht hebben te allen tijde met hun gezin onvoorwaardelijk tot Suriname te worden toegelaten en daar in alle opzichten als Surinamer (Surinaams Staatsburger) te worden behandeld, dat over dit onderwerp door de Nationale Ombudsman op 15 juni 2001 met nummer: 2001/168 een openbaar rapport is opgesteld en dat de kortgedingrechter te Paramaribo zich op 23 mei 2001 in een vonnis
uitvoerbaar bij voorraad met het ARNO: 994674 heeft uitgesproken? Zo ja welke acties heeft u sedert 2001 richting Suriname ondernomen? Zo nee, waarom niet?
b) Bent u ermee bekend dat personen die onder deze regeling rechten hebben, nog steeds een visum voor een bezoek aan Suriname moeten bezitten? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, waarom niet?
c) Bent u ermee bekend dat onder deze regelingen vallende personen in Suriname zich bij de vreemdelingendienst moeten registreren? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
d) Bent u ermee bekend dat de circa 20.000 in Suriname verblijvende personen als vreemdeling worden behandeld en verplicht worden een verblijfsvergunning aan te vragen? Zo ja, wat bent u van plan hiertegen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 18
Ja, Nederland is bekend met de inhoud van de vragen 18a-d.
De Surinaamse overheid heeft tegen het genoemde vonnis hoger beroep ingesteld. De uitkomst van dit hoger beroep wordt afgewacht. Desondanks heeft Suriname eind 2004 aangegeven overleg te willen aangaan met Nederland over de toescheidingsovereenkomst. Nederland heeft aangegeven daartoe bereid te zijn; voorstellen voor overleg data en agenda worden afgewacht. Zie ook het antwoord op vraag 7.
Vraag 19
Deelt u de redenering dat de relevantie van een evaluatie, gezien het ongekend grote bedrag dat Nederland als ontwikkelingshulp aan Suriname heeft gegeven, groot is, ook in de richting van de Nederlandse belastingbetaler?
Antwoord 19
Zie voor het antwoord op deze vraag de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van 19 juli 2004 (TK 2003-2004, 20361, nr. 117) inzake het Algemeen Overleg over het rapport 'Lessons Learned' alsmede het verzoek om herhaald onderzoek naar de rechtmatigheid en doelmatigheid van de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname.
Vraag 20
Waarom heeft de Nederlandse regering de overtuiging dat "de combinatie van de sectorale benadering met structurele hervormingen zal leiden tot een verdere kentering"?
Kunt u de Kamer voor deze overtuiging concrete aanwijzingen geven, mede gezien het door u gestelde op pagina 5 ("Suriname blijft echter ver achter als het gaat om kwaliteit van de regelgeving en handhaving van de rechtsstaat"), dat conform het door u gestelde op de pagina's 3, 4 en 5 het investerings- en ondernemingsklimaat tekortschiet, er een overmaat is aan regelgeving en overheidsbemoeienis en er gebrek is aan kader en aan politieke daadkracht?
Antwoord 20
Nederland is hiervan overtuigd, vanwege de ervaring met de combinatie van sectorale benadering met structurele hervormingen in andere OS-landen, maar bovenal omdat deze kentering reeds zichtbaar is in Suriname. Het Surinaamse ministerie van Financiën merkt bijvoorbeeld op dat de begroting van die ministeries die betrokken zijn bij de sectorale benadering degelijker is dan die van andere ministeries. Ook wordt er momenteel gewerkt aan institutionele ontwikkeling binnen de betrokken ministeries,
waardoor bijvoorbeeld hun planningscapaciteit is toegenomen. Op dit moment zijn vier van de zes sectoren in uitvoering, dit jaar zullen de laatste twee volgen.
Sectorale benadering op zich is niet toereikend. Structurele hervormingen reiken verder; ze raken ook aan andere sectoren en ministeries. De politieke wil om op dit terrein beslissingen te nemen heeft lang ontbroken. Op dit moment is de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (IDB) echter bezig, in opdracht van de Surinaamse regering, met een studie naar modernisering van de overheid, inclusief structurele hervormingen. De uitkomst van deze studie wordt aan de nieuwe regering aangeboden.
Daarnaast boekt Suriname vorderingen met de verbetering van het ondernemersklimaat door goedkeuring van de tekst voor een Investerings Beschermings Overeenkomst (IBO) met Nederland, waarmee ook de bedrijfsleveninstrumenten PSOM en ORET voor Suriname zijn opengesteld. De investeringswet verdient echter nog aanpassingen, alsmede tientallen andere reeds geïdentificeerde wetten ter bevordering van investeringen in Suriname.
Met het gereedkomen van het sectorplan 'Rechtsbescherming en Veiligheid' hoopt Nederland ook dat er een aanvang wordt gemaakt met verbetering van de handhaving van de rechtsstaat. Vooruitlopend op dit sectorplan zijn reeds enkele activiteiten gestart. Er zijn dus in de laatste jaren wel degelijk vorderingen gemaakt.
Vraag 21
Kunt u de Kamer concreter informeren over de steeds "veelzijdiger" geworden bilaterale relatie met Suriname naast de gerealiseerde samenwerkingsverbanden?
Antwoord 21
Zie het antwoord op vraag 4.
Vraag 22-
Kan een veroordeling van Desi Bouterse naar het oordeel van de Nederlandse regering nog leiden tot een andere kijk op de toekomst van de structurele ontwikkelingsrelatie met Suriname?
Antwoord 22
Nee, al krijgt de handhaving van de Surinaamse rechtsstaat daardoor wel een positieve impuls.
Vraag 23
In eerdere beleidsnotities heeft de Nederlandse regering aangegeven dat Suriname er in macro-economisch opzicht goed aan zou doen het overheidsapparaat drastisch in te krimpen. Thans maakt de regering melding van het feit dat Suriname geen omvattend beleid geformuleerd en geïmplementeerd heeft om omgevingsfactoren te verbeteren als de inrichting en het functioneren van het overheidsapparaat, de rechtsstaat en het ondernemers- en investeringsklimaat. Kunt u aangeven welke consequenties het door
u bepleite beleid zouden hebben op de werkgelegenheid in Suriname?
Antwoord 23
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 20 heeft Suriname de IDB opdracht gegeven tot het vervaardigen van een studie annex 'road map' naar modernisering van de overheid (Public Sector Reform; PSR). Ook bevat deze studie aanzetten voor de ontwikkeling van de particuliere sector (Private Sector Development; PSD). Vanwege hun werkgelegenheidseffecten heeft het de voorkeur de trajecten van PSR en PSD gelijktijdig te doorlopen, waarbij eventuele arbeidsoverschotten in de publieke sector zouden
kunnen worden opgevangen in de private sector. De Surinaamse regering is zich deze parallellie bewust. Zie ook het antwoord op vraag 27.
Vraag 24
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de huidige stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van de sectorale beleidsplannen in Suriname?
Antwoord 24
Zie het antwoord op vraag 25.
Vraag 25
Heeft Suriname de voor 2004 geplande sectorplannen al gereed? Zo ja, welke? Zo nee, wat is de reden dat deze sectorplannen niet gereed zijn gekomen?
Welke afspraken heeft de Nederlandse regering met de Surinaamse regering gemaakt, voor wat betreft het vervolg?
Antwoord 25
Vier van de zes sectorplannen zijn momenteel in uitvoering, te weten: Huisvesting, Gezondheidszorg, Onderwijs en Landbouw. Milieu en Bestuur (de subsector Rechtsbescherming en Veiligheid) volgen in 2005. Beide sectoren zijn omvangrijk en verdeeld in sub-sectoren vanwege de vele deelterreinen. Dit maakt beide sectorplannen gecompliceerder dan de andere sectorplannen. Bovendien zijn er bij deze sectoren meerdere ministeries betrokken. Ter illustratie, bij de sector Milieu gaat het om het
ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen, het ministerie van Arbeid, Technologie en Milieu, het ministerie van Openbare Werken en het ministerie van Regionale Ontwikkeling.
De sectorplannen kennen een looptijd van vijf jaar. Na goedkeuring van de plannen wordt een committeringsbrief getekend. Daarna worden de Verdragsmiddelen gekanaliseerd via de zogeheten sectorfondsen, die zijn gekoppeld aan de diverse sectoren. Na uitputting van de sectorfondsen zal Suriname de sectoren uit de eigen begroting, of via andere donoren, moeten financieren.
Vraag 26
Heeft de Surinaamse regering al stappen ondernomen om de betrokkenheid van het maatschappelijke middenveld, het bedrijfsleven en de lokale overheden uit de districten bij de uitvoering van de sectorbeleidsplannen te realiseren?
Zo ja, welke strategieën zijn er voor de onderscheiden geledingen gebruikt en hoever is de Surinaamse regering hierin gevorderd? Zo nee, wat is de reden dat dit niet gebeurd is?
Antwoord 26
Het maatschappelijk middenveld is tot nu toe in de meeste sectoren geconsulteerd bij de voorbereidingen van de sectorplannen. Deze betrokkenheid is echter niet structureel en verschilt per sector. In de meeste sectorplannen is ook bij de uitvoering plaats ingeruimd voor het maatschappelijk middenveld dan wel het bedrijfsleven. Het maatschappelijk middenveld blijft echter sceptisch en heeft, onder andere via de media, zijn beklag gedaan. Men eist meer betrokkenheid bij de uitvoering in de vorm
van partnerschappen. Het maatschappelijk middenveld is daarom ook begonnen zich te organiseren in verschillende netwerken, zoals binnenland, vrouwen en ontwikkeling, gezondheid, onderwijs, huisvesting en sociaal-maatschappelijk. Het is de bedoeling dat deze netwerken worden geïnstitutionaliseerd om met de overheid te kunnen praten over beleidsaangelegenheden.
Met betrekking tot lokale overheden kan het Agrarisch Sectorplan dienen als voorbeeld. In het plan is een expliciete rol weggelegd voor de versterking van de waterschappen, die als een vorm van lokale overheid kunnen worden beschouwd.
Vraag 27
Wat is de reden dat het Nederlandse aanbod in 2003 om uit de Schenkingsmiddelen de negatieve sociale effecten van een Public Sector Reform te helpen verzachten, (nog) niet tot een besluit heeft geleid?
Welke acties heeft de Surinaamse regering tot op heden in dit verband genomen naast de instelling van het 'Steering Committee"?
Welke maatregel is de Nederlandse regering voornemens te nemen wanneer de Surinaamse regering deze hervormingen, ondanks de in 2003 gemaakte afspraken, niet uitvoert?
Antwoord 27
Het Nederlandse aanbod heeft nog niet tot een besluit geleid, omdat Suriname pas in 2004 aan de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank heeft gevraagd een 'road map' op te stellen voor Public Sector Reform. Met deze road map wordt niet alleen beoogd te inventariseren welke elementen deel zullen uitmaken van een hervormingsprogramma, maar wordt ook gestreefd naar het creëren van draagvlak voor die hervormingen. De road map zal in de loop van 2005 worden aangeboden aan de regering die na de
verkiezingen in mei 2005 aantreedt. In september 2003 zijn geen afspraken gemaakt over deze hervormingen. Nederland heeft toen slechts het aanbod gedaan mitigerende maatregelen te zullen financieren. Dit aanbod blijft van kracht.
Vraag 28
In hoeverre acht de regering de uitslag van de in mei 2005 plaatsvindende verkiezingen in Suriname van invloed op de doelstelling van Nederland te werken aan goede bilaterale betrekkingen?
Antwoord 28
Nederland streeft naar continuering van de goede bilaterale samenwerking met Suriname. Aangenomen wordt dat het resultaat van de verkiezingen deze bilaterale samenwerking niet in de weg zal staan. In dat verband ziet Nederland met belangstelling uit naar de volgende regering en haar beleidsprogramma.
Vraag 29-
Kunt u de Kamer een overzicht geven van de maatregelen en instrumenten ter bevordering van de participatie van het maatschappelijke middenveld in Nederland en in Suriname in de ontwikkeling van Suriname?
Antwoord 29
Het Medefinancieringsprogramma (MFP) en het Thematisch Medefinancieringsprogramma (TMF) zijn brede instrumenten ter bevordering van de participatie van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden. Ze zijn echter niet specifiek op Suriname gericht. In Suriname gaat de aandacht vooral uit naar het betrekken van stakeholders uit het maatschappelijk middenveld bij het opstellen van de sectorbeleidsplannen. Zij zullen ook een rol moeten spelen in de uitvoering van deze plannen. In diverse
committeringsbrieven wordt uitdrukkelijk gewezen op het belang van participatie door het maatschappelijk middenveld, zoals bij Onderwijs en Gezondheidszorg. Voor capaciteitsopbouw in Suriname is binnen de Verdragsmiddelen een bedrag gereserveerd van ¤ 21 miljoen. Het is de bedoeling dat een deel van dit bedrag wordt gebruikt voor capaciteitsopbouw van het maatschappelijk middenveld, om betere invulling te kunnen geven aan de rol die men in de samenleving wil spelen.
Vraag 30
Kunt u de Kamer aangeven aan welke criteria de Nederlandse regering groot belang hecht bij de toewijzing van de Aanvullende middelen en wat u concreet bedoelt met "op basis van behoefte"?
Antwoord 30
Zie het antwoord op vraag 3.
Vraag 31
Op welke wijze probeert de Surinaamse regering te komen tot meer economische en politieke integratie in de eigen regio? Wat zijn de vooruitzichten daarbij?
Antwoord 31
Zie het antwoord op vraag 17.
Vraag 32
Worden de Aanvullende Middelen ook ingezet na afloop van de bestaande Verdragsmiddelen?
Antwoord 32
In het Raamverdrag inzake Vriendschap en Nauwere Samenwerking tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname (1992) bevestigt artikel 2, lid 7 dat Nederland bereid is ook na besteding van de Verdragsmiddelen genoemd in het Verdrag inzake Ontwikkelingssamenwerking van 1975 aanvullend Verdragsmiddelen beschikbaar te stellen. Omvang, aard en duur zullen door beide staten in overleg worden vastgesteld, hetgeen impliceert dat Nederland niet zonder meer verplicht is Aanvullende
Middelen beschikbaar te stellen.
Vraag 33
Zijn er al vordering gemaakt in de samenwerking tussen Nederland en Suriname ter bestrijding van (de gevolgen van) HIV/Aids? Zo ja, welke?
Antwoord 33
Binnen het sectorplan Gezondheid heeft HIV/AIDS-bestrijding prioriteit. Suriname heeft zelf ook een Nationaal Strategisch Plan ter bestrijding van HIV/AIDS opgesteld, dat aansluit op het sectorplan. Financiering van het HIV/AIDS-Plan komt deels uit het Global Fund, waar Nederland ook aan bijdraagt. Tijdens het recente beleidsoverleg, op 28 januari 2005, tussen de Nederlandse minister voor Ontwikkelingssamenwerking en haar Surinaamse ambtgenoot, heeft Nederland gewezen op het belang van
preventie en voorlichting met betrekking tot HIV/AIDS. Nederland heeft aangegeven hier desgevraagd additioneel middelen voor beschikbaar te willen stellen. Suriname heeft dit aanbod in overweging genomen. Zie ook het antwoord op vraag 15.
Vraag 34
Is de voorgenomen uitbreiding van activiteiten gericht op het midden- en kleinbedrijf al geconcretiseerd? Zo ja, welke resultaten zijn er tot op heden gerealiseerd?
Anwoord 34
Het Investerings Fonds Nederland Suriname (IFONS) is een fonds voor lange termijn investeringskredieten voor het Surinaamse bedrijfsleven. Het IFONS wordt gefinancierd uit de Verdragsmiddelen. De tweede fase van het IFONS zal in 2005 op gang komen. Daarbij zal expliciet aandacht worden gegeven aan de toegang van kleinere ondernemingen tot krediet. Met uitzondering van de mijnbouwsector telt Suriname overigens weinig grote ondernemingen. Het grootste deel van het bedrijfsleven bestaat uit
midden- en kleinbedrijf. Aandacht voor het bedrijfsleven in zijn totaliteit staat in Suriname dan ook bijna gelijk aan aandacht voor het midden- en kleinbedrijf.
Vraag 35
Waarom trekt de Nederlandse regering de stellige conclusie "De lessen zijn geleerd"? Geldt deze conclusie zowel voor Nederland als voor Suriname?
Antwoord 35
Het rapport 'Lessons Learned' is openhartig over de ontwikkelingssamenwerking tussen Nederland en Suriname in de periode 1975-2000. De aanbevelingen voor de toekomst zijn helder. De belangrijkste adviezen zijn openheid, transparantie en duidelijkheid over gemaakte afspraken. Een en ander is met Uw Kamer besproken op 3 juni 2004 (AO Lessons Learned). De samenwerking met Suriname is nu al gebaseerd op deze aanbevelingen. Ook Suriname geeft herhaaldelijk aan het belang van deze aanbevelingen te
onderschrijven.
Vraag 36-
Deelt u de redenering, dat
a) Nederland - omdat al er al 300 jaar een (bilaterale) hulprelatie met Suriname is, het ontvangende land klein is, er geen andere donoren van enige betekenis waren/zijn en het hulpbedrag (vooral ook per capita) groot was/is - van een evaluatie van haar hulp aan Suriname meer kan leren dan van welke andere evaluatie van bilaterale ontwikkelingshulp?
b) het effect (ten opzichte van de input) dan zuiverder kan worden gemeten, waardoor de beleidsrelevantie en het leereffect van een dergelijke evaluatie groter kunnen zijn?
Zo ja, welke zwaarwegende argumenten heeft u om de in het door het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) opgestelde Terms of Reference van de 'Lessons Learned-studie' Een belaste relatie, 25 jaar Ontwikkelingssamenwerking Nederland-Suriname opgenomen omvattende evaluatie van de hulprelatie met Suriname niet uit te (laten) voeren? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 36
Het effect van de Nederlandse hulpinspanningen in Suriname is wellicht eenvoudiger te meten dan in andere landen, waar een veelheid aan donoren opereert. Een evaluatie zal qua beleidsrelevantie en leereffect echter weinig toevoegen aan de conclusies van het rapport 'Lessons Learned'. Deze conclusies zijn ook verwerkt in de beleidsnotitie 'Een rijke relatie'. Wat betreft de evaluatie van de hulprelatie met Suriname zij verder verwezen naar het antwoord op vraag 19.
Vraag 37
Onderschrijft u het feit dat
a) zowel de beleidsdoelstellingen als de benadering/methode van hulpverstrekking in de periode vanaf de hervatting van de hulp aan Suriname in 1988 zijn gewijzigd?
b) de onder a) genoemde periode in de 'Lessons Learned-studie' minder is bestudeerd dan de periode vóór 1988?
c)in de 'Lessons Learned-studie' het archiefonderzoek is uitgevoerd tot het jaar 2000?
Zo ja, zijn dit volgens u argumenten om in elk geval de meer recente periode, dat wil zeggen de periode vanaf 1988 of 1992 tot heden, te laten analyseren en evalueren door het IOB, mede ook in verband met de toekomst? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 37a-
Ja. De beleidsdoelstelling armoedebestrijding is in de loop der jaren prominenter op de agenda gekomen. Met de internationaal veranderende inzichten in ontwikkelingssamenwerking is ook de methodiek annex benadering van de hulp na hervatting van de hulprelatie in 1988 gewijzigd. Het belang van structurele aanpassingen trad op de voorgrond. Bij het herstel van de bilaterale relatie in 2001 deed zich een nieuwe verschuiving voor, en wel van een projectmatige aanpak naar een meer programmatische
aanpak (de sectorale benadering), waarbij een geïntegreerde lange termijn planning belangrijker is geworden.
Antwoord 37b
Nee.
Antwoord 37c
Ja, conform de Terms of Reference van de studie 'Lessons Learned'. Voor wat betreft het verzoek om evaluatie zij verwezen naar het antwoord op vraag 19.
Vraag 38
Kunt u de Kamer een meer gedetailleerd overzicht geven van de maatregelen en instrumenten ter bevordering van handel met en directe investeringen in Suriname? Is er beleid dat mensen in Nederland ondersteunt om in Suriname te gaan werken of een onderneming te starten?
Antwoord 38
Suriname komt als partnerland in aanmerking voor een groot aantal instrumenten ter ondersteuning van het bedrijfsleven, zowel met betrekking tot handel als tot investeringen. De belangstelling onder Nederlandse en Surinaamse ondernemers voor deze instrumenten is groot. Onderstaand treft u een overzicht aan van deze instrumenten, die gefinancierd worden door Ontwikkelingssamenwerking en Economische Zaken.
Het Nederlands bedrijfsleveninstrumentarium is onderverdeelbaar in drie categorieën, die zijn gericht op knelpunten op het gebied van respectievelijk kennis, rendement en risico.
Op het gebied van het wegnemen of verkleinen van knelpunten op kennisgebied zijn de volgende instrumenten operationeel op Suriname:
Het programma 'Ondernemen over de grens' ("Internationalisation of Entrepreneurship" oftewel IntEnt) biedt hulp aan allochtone ondernemers in Nederland bij het opzetten van nieuwe ondernemingen in het land van herkomst. Die steun behelst oriëntatie op het ondernemerschap, het opstellen van een ondernemingsplan, marktverkenning, financiering en de start van het bedrijf. Het Surinaamse deel van IntEnt is omvangrijk en succesvol.
Het Programma Samenwerking Opkomende Markten (PSOM) is gericht op het creëren van meer werkgelegenheid, het doen van investeringen en/of het tot stand brengen van duurzame handelsrelaties en de overdracht van know how van het ene bedrijf naar het andere. PSOM is in januari 2005 open gesteld voor Suriname.
Het Programma Uitzending Managers (PUM) laat gepensioneerde deskundigen uit het bedrijfsleven op aanvraag lokale ondernemingen en instellingen adviseren op alle denkbare terreinen van het economisch leven. In Suriname is veel belangstelling voor PUM assistentie.
Het Programma Economische Samenwerking Projecten (PESP) is een programma dat de kansen op orderverwerving door Nederlandse bedrijven wil vergroten. In dat kader kunnen haalbaarheidsstudies worden uitgevoerd voor projecten waarin ook het Surinaamse bedrijfsleven deelneemt.
Het Programma Starters Buitenland (PSB) heeft als doel Nederlandse MKB-bedrijven, die over geen of weinig exportervaring beschikken, te ondersteunen bij het betreden van nieuwe of praktisch nieuwe buitenlandse markten. Het PSB is met name gericht op Europa, maar af en toe komt er ook een aanvraag voor Suriname.
Ten aanzien van programma's op het gebied van rendement zijn de volgende instrumenten operationeel:
Het Programma 'Ontwikkelingsrelevante Export Transacties' (ORET) biedt subsidie voor de realisatie van exporttransacties, die op zuiver commerciële basis niet haalbaar zijn. ORET is in januari 2005 opengesteld voor Suriname.
Het Nederlands Investering Matching Fonds (NIMF) heeft tot doel het bevorderen van rechtstreekse investeringen in ontwikkelingslanden. NIMF-kapitaal wordt verstrekt in de vorm van aandelenparticipaties of mezzanine-financiering, meestal een converteerbare of achtergestelde lening. Tot dusverre zijn nog geen NIMF-activiteiten op Suriname gestart.
Publiek-Private Partnerschappen (PPPs) zijn gericht op duurzame ontwikkeling die voldoen aan een aantal criteria zoals meerwaarde van samenwerking en een billijke verdeling van lusten en lasten. Hiervoor is financiering beschikbaar uit het budget voor "Duurzame Daadkracht".
Tenslotte zijn de volgende instrumenten gericht op knelpunten op het gebied van risico:
De reguliere Exportkredietverzekering van Atradius is gesloten op Suriname, vanwege de mindere rating van Suriname. Wel is het mogelijk om via de Garantiefaciliteit voor Opkomende Markten (GOM) exportkredietverzekering te verstrekken op onder ORET gesubsidieerde transacties.
De Regeling herverzekering investeringen (Rhi) maakt verzekering mogelijk tegen niet-commerciële risico's die zijn verbonden aan een buitenlandse investering.
Naast het Nederlandse instrumentarium kunnen bedrijven ook gebruik maken van een aantal instrumenten van internationale instellingen. Voorbeelden zijn AL-Invest en PROINVEST van de Europese Unie, de Inter-American Investment Corporation (IIC) en het Multilateral Investment Fund (een programma van de Inter-American Development Bank). Op dit moment wordt de door de EVD beheerde website 'www.internationaalondernemen.nl' zodanig ingericht dat ondernemers snel geleid worden naar het
ondersteuningsinstrument dat het meest is toegesneden op de bij de ondernemer levende vraag en behoefte.
Vraag 39
Waar denkt de regering aan bij het onderzoek naar de mogelijkheden tot uitbreiding van de samenwerkingsverbanden op de terreinen van Defensie en Buitenlandse Zaken? Wat zijn de opvattingen dienaangaande aan de kant van de regering van Suriname? Wat verstaat de regering in dit kader onder "rijk", zoals aangegeven in de titel van de notitie?
Antwoord 39
In 2003 heeft in het kader van de samenwerking tussen het Surinaamse en Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken een training plaatsgevonden van Surinaamse diplomaten. Ook heeft Nederland geholpen met het beschikbaar stellen van expertise op het terrein van terrorismebestrijding, onder meer door het financieren van workshops. In 2004 heeft Nederland een bijdrage geleverd aan de verbetering van de kantoorinfrastructuur van het Surinaamse ministerie van Buitenlandse Zaken, onder meer de
automatisering. Het terugdringen van grensoverschrijdende criminaliteit is een aspect van buitenlands beleid waaraan beide landen, en in de internationale context, toenemende aandacht zullen besteden door intensiever overleg. Over de toekomstige samenwerking op het terrein van Buitenlandse Zaken dient nog overleg te worden gepleegd met Suriname.
Wat Defensie betreft zijn er tijdens het bezoek van toenmalig minister De Grave in 2002 afspraken gemaakt over samenwerking tussen Nederland en Suriname op een aantal gebieden. In vervolg op deze afspraken heeft Defensie technische ondersteuning in de vorm van expertise en deskundigheid geleverd op het gebied van militaire gezondheidszorg voor Surinaamse militairen, alsmede voor de ontwikkeling van een Surinaamse kustwacht. Verdere ondersteuning bij de ontwikkeling van een kustwacht zal worden
beoordeeld aan de hand van een door Suriname te schrijven projectplan. In 2004 is overeenstemming bereikt over jungletraining door Nederlandse militairen in Suriname. Deze training wordt inmiddels naar tevredenheid van beide landen ingevuld.
De aanduiding 'rijk' in de titel van de beleidsnotitie 'Een rijke relatie' duidt op de veelheid van beleidsterreinen waarop beide landen samenwerken alsmede op de rijke schakering aan actoren. Zie ook het antwoord op vraag 8.
Ministerie van Buitenlandse Zaken