Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 2509 LV Den Haag Der Staten-Generaal Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1a Telefoon (070) 333 44 44 Telefax (070) 333 40 33 2513 AA `s-GRAVENHAGE

Uw brief Ons kenmerk Doorkiesnummer IZ/EA/2005/12932

Onderwerp Datum Contactpersoon Geannoteerde agenda voor de Raad voor 21 februari 2005
Werkgelegenheid en Sociaal Beleid,
Volksgezondheid en Consumentenzaken van
3 maart 2005 (onderdeel werkgelegenheid
en sociaal beleid)

./. Hierbij zend ik u, mede namens Staatssecretaris van Hoof, de geannoteerde agenda ten behoeve van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 3 maart 2005 in Brussel (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid).

Het verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken (onderdeel werkgelegenheid en sociaal beleid), die op 7 december 2004 heeft vergaderd over de onderwerpen Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, heb ik u al eerder toegezonden.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(mr. A.J. de Geus)

Bijlage 1:
Geannoteerde Agenda van de Raad voor Werkgelegenheid en Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken van 3 maart 2005.

Onderdeel: Werkgelegenheid en Sociaal Beleid

Agendapunt Key messages ter voorbereiding van de Voorjaarstop

Basis voor de discussie vormen de volgende documenten:

1. Synthese rapport van de Europese Commissie
Document COM (2005)24
Aard van de bespreking: Ter informatie

2. Sociale beleidsagenda van de Europese Commissie
Document COM (2005)33
Aard van de bespreking: Ter informatie

3. Gemeenschappelijk werkgelegenheidsrapport
Document COM (2005)13
Aard van de bespreking: Aanname

4. Gezamenlijk verslag sociale bescherming en sociale insluiting
Document COM (2005)14
Aard van de bespreking: Aanname

5. Tweede rapport van de Europese Commissie aan de Voorjaarstop betreffende gelijke kansen
Document COM (2005)44
Aard van de bespreking: Ter informatie

Aard van de bespreking: Oriënterend debat en raadsconclusies

Commissievoorstellen


1. Synthese rapport van de Europese Commissie
De rode draad in een hernieuwde Lissabon-strategie bestaat uit focus op groei en werkgelegenheid, draagvlak voor verandering en vereenvoudiging en stroomlijning. Dit komt samen in een nieuw Partnership for jobs and growth. Centraal in dit partnership staat het Lissabon Actieplan (een actieplan à la de eenmaking van de Interne Markt.). Dit plan stelt beleidsprioriteiten op Europees niveau, gericht op werkgelegenheid en groei. Het geeft aan welk beleid gevoerd moet worden en welke instrumenten daarvoor ingezet moeten worden. Daarnaast geeft het algemene aanbevelingen over het beleid dat op nationaal niveau moet worden uitgevoerd.
De twee belangrijkste elementen uit het Voorjaarsrapport zijn:

1) aanbrengen van een inhoudelijke focus

2) verbetering van de uitvoering van de Lissabonstrategie.

2

Inhoudelijke focus
De Commissie stelt een focus voor op groei en werkgelegenheid en formuleert tien prioritaire doelstellingen, op de volgende drie beleidsterreinen:
(i) van Europa een aantrekkelijke plek maken om te investeren en te werken, (ii) kennis en innovatie voor groei en
(iii) creëren van meer en betere banen, die cruciaal zijn voor het realiseren van groei en werkgelegenheid.
Voor de realisatie van deze doelstellingen stelt de Commissie een groot aantal acties voor op zowel communautair als nationaal niveau, met een heldere verantwoordelijkheidsverdeling. De prioriteitsstelling van de Commissie voor het creëren van meer en betere banen is overeenkomstig die uit het rapport Kok I en zijn:

1. Inschakelen van meer mensen op de arbeidsmarkt en modernisering van sociale zekerheidssystemen

2. Verhogen van het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven en van de flexibiliteit van de arbeidsmarkt

3. Investeren in menselijk kapitaal door beter onderwijs en vaardigheden

Verbetering van de uitvoering (governance):
De Commissie doet het voorstel tot het opstellen van een Lissabon Actieplan. Dit bestaat uit het EU Lissabon programma (een overzicht van de te nemen maatregelen op communautair niveau) en uit algemene beleidsaanbevelingen aan de lidstaten die deze kunnen opnemen in hun nationale actieplannen.

Verder wordt voorgesteld om nationale actieplannen op te stellen. Deze moeten de inbedding van de strategie in de nationale politiek vergroten en daarmee leiden tot een betere uitvoering van de strategie. Bovendien biedt een nationaal actieplan de lidstaten de mogelijkheid om, binnen het raamwerk van de Europese doelstelling van groei en werkgelegenheid, te komen tot maatwerk. De lidstaat kan prioriteiten stellen, in overeenstemming met zijn specifieke economische situatie. Dit komt tegemoet aan het bezwaar dat de methode van open coördinatie in haar huidige vorm te veel uitgaat van one size fits all. Daarnaast roept de Commissie de lidstaten op een Meneer of Mevrouw Lissabon te benoemen. Deze moet de voortgang van de nationale actieplannen in de lidstaten bewaken.

Tenslotte stelt de Commissie voor de rapportagecyclus van de Lissabon-strategie te stroomlijnen. Dit houdt in dat zowel op Europees als op nationaal niveau sprake zal zijn van één geïntegreerd actieplan. De Commissie stelt daartoe een geïntegreerd pakket richtsnoeren op (de 'Lissabon-richtsnoeren') met een tijdshorizon van drie jaar. Basis van de Lissabon- richtsnoeren vormen de Globale richtsnoeren voor het economisch beleid (GREB) en de werkgelegenheidsrichtsnoeren.
Deze richtsnoeren bevatten drie delen (macro-economisch en budgettair beleid, structureel beleid en arbeidsmarktbeleid) en zijn de leidraad voor de concrete maatregelen die de lidstaten vastleggen in de nationale actieplannen. Deze nieuwe aanpak start in 2005. 3

2. Sociale beleidsagenda van de Europese Commissie

Motto van de agenda is: `A social Europe in the global economy: jobs and opportunities for all'. De filosofie achter de agenda is de bevordering van werkgelegenheid, sociale cohesie, sociale insluiting en gelijke kansen voor iedereen.

De agenda kent een twee sporen benadering:
v Het bevorderen van het vertrouwen van burgers in hun mogelijkheden om veranderingen in de samenleving - veroorzaakt door globalisering, technologische ontwikkelingen en vergrijzing - te beheersen. Hierbij is de focus gericht op diegenen die het meest kansarm zijn.
v Het presenteren van kernmaatregelen onder twee hoofdroutes:

Ø Werkgelegenheid;

Ø Gelijke kansen en insluiting

v Bevorderen van het vertrouwen van burgers
Om het vertrouwen te bevorderen is de sociale beleidsagenda gericht op de modernisering van sociaal beleid. Hiertoe heeft de EU diverse instrumenten ter beschikking: wetgeving, sociale dialoog, financiële instrumenten (vooral ESF en Progress) en de open coördinatie methode. Aangegeven wordt dat deze methode zal worden herzien conform de opmerkingen in de mededeling over de Mid-term review van het Lissabon proces.
In het bijzonder zal de link tussen de sociale beleidsagenda en het ESF worden versterkt, waarbij tevens de link met de Europese werkgelegenheidsstrategie zal worden verbeterd. Mede op basis van de Mid-term review van het Lissabonproces zal de wisselwerking tussen de sociale beleidsagenda en andere beleidsterreinen worden versterkt (mainstreaming van sociaal beleid in alle EU beleidsprocessen).

De Commissie stelt in de sociale beleidsagenda dat er drie sleutels zijn om tot een succesvolle uitvoering van de agenda te komen:

· Een intergenerationele benadering, waarbij er een sterke nadruk komt te liggen op de arbeidsmarktpositie van jongeren om zodoende een bijdrage te leveren aan de implementatie van het Jeugd Pact.
Er komt een groenboek over de intergenerationele dimensie die de demografische veranderingen analyseert en de consequenties in kaart brengt.

· Partnerschap voor verandering met sociale partners en NGO's. De Commissie zal jaarlijkse bijeenkomsten organiseren met alle sleutelactoren om de implementatie van de agenda te evalueren;

· Een sterke focus op de sociale dimensie van globalisering. Het gaat hier om de opname van het Europees sociaal model in de dialoog buiten de EU.

4

v Kernmaatregelen onder twee hoofdroutes
I. Bereiken van volledige werkgelegenheid door werk een echte optie te maken voor iedereen, het bevorderen van kwaliteit en productiviteit van werk, anticipatie en beheersen van veranderingen.
De focus zal daarbij liggen op:

· Mobiliteit, in het bijzonder zal de Commissie aandacht schenken aan de verbetering van de mogelijkheden van werknemers om hun rechten op pensioen en sociale zekerheid mee te nemen naar waar zij werken en het opzetten van een Europees kader voor transnationale collectieve onderhandeling. Tevens valt hieronder een versterking en vereenvoudiging van de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels. Voorts zal de Commissie de transitie periode voor werknemers van de nieuwe lidstaten onderzoeken (publicatie voorzien voor begin 2006).
· Meer mensen aan het werk, vooral door het Europees Jeugd Initiatief en ondersteunen van vrouwen die (her-)intreden op de arbeidsmarkt.
· Modernisering van het arbeidsrecht vanwege nieuwe vormen van werk, in het bijzonder korte termijn contracten, evenals een nieuwe gezondheids- en veiligheids strategie.

· Een sleutel rol voor de sociale dialoog in het beheersen van het herstructurering proces en het bevorderen van maatschappelijk verantwoord ondernemen II. Gelijke kansen voor iedereen, mannen en vrouwen en bestrijden van discriminatie, grotere sociale insluiting door het bestrijden van armoede.
De focus zal hier liggen op:

· Ondersteunen van lidstaten bij het hervormen van pensioenstelsels, gezondheidszorg en bestrijding armoede. Initiëren van de open methode van coördinatie voor gezondheidszorg en lange termijn zorg.;

· Bestrijden discriminatie en ongelijkheid; de Commissie zal een initiatief nemen ten aanzien van stelsels voor minimuminkomen in de lidstaten en een beleidsbenadering opzetten voor het bestrijden van discriminatie, in het bijzonder tegen etnische minderheden zoals Roma;

· Ondersteunen van gelijke kansen tussen mannen en vrouwen, bijvoorbeeld door het opzetten van het `gender' instituut;

· Verduidelijking van de rol en karakteristieken van sociale en gezondheidsdiensten van algemeen belang. Hierover zal de Commissie een mededeling publiceren.

Gedurende de looptijd van de Sociale Beleidsagenda zal een aantal jaren een specifiek thema worden belicht:
2006: Jaar voor de mobiliteit van werknemers
2007: Jaar voor de gelijke kansen
2010: Jaar gericht op bestrijden van uitsluiting en armoede

3. Gemeenschappelijk werkgelegenheidsrapport
In dit verslag wordt de voortgang van geschetst die de EU en de afzonderlijke lidstaten hebben geboekt op het gebied van het werkgelegenheidsbeleid. Het rapport is mede opgesteld op basis van de Nationale Actieplannen Werkgelegenheid van de lidstaten. Het rapport vormt een analytische basis voor conclusies over werkgelegenheidsbeleid van de Europese Voorjaarsraad.

5

De groei van de totale werkgelegenheid in de EU is volgens de Commissie in 2003 voor het derde jaar op rij gestagneerd (totale participatiegraad in 2003 was 63%). De verwachting is dat de werkgelegenheid in 2004 licht is gegroeid (0,4 %). In 2005 en 2006 wordt een groei van 0,7 % respectievelijk 0,8 % verwacht. De participatiegraad van vrouwen is licht gestegen van 54,7% in 2002 tot 55% in 2003. De participatiegraad van ouderen is gestegen van 38,7% in 2002 naar 40,2% in 2003.
De intermediaire doelstelling voor de totale werkgelegenheid (67 % in 2005) wordt volgens de Commissie niet gehaald. Om de doelstelling voor 2010 (70 %) te halen is een sterke versnelling van de werkgelegenheidsgroei nodig, aldus de Commissie. De werkloosheid in de EU-25 was 9,1 % in 2003 en blijft in 2004 rond de 9 %. In het verslag worden de thema's van de Europese Werkgelegenheidstaskforce (onder leiding van Wim Kok) als de prioriteiten voor Europa gezien (arbeidsaanbod, aanpassingsvermogen, menselijk kapitaal en implementatie).

De Commissie merkt op dat Nederlandse economie na een krimp in 2003 weer aantrekt in 2004 en 2005 waarbij de groei naar verwachting onder het gemiddelde van de EU blijft. Nederland voldoet aan de Lissabondoelstellingen voor de totale participatiegraad (2003: 73,5 %), ondanks een daling in 2003. De werkloosheid is gestegen maar blijft onder het gemiddelde van de EU. De inactiviteit blijft hoog.
Voor een aantal beleidsterreinen oordeelt de Commissie dat er hervormingen in gang zijn gezet, zoals op de terreinen WAO, actief ouder worden en de levensloopregeling. De Commissie is kritisch over de sluitende aanpak, leven lang leren en voortijdig schoolverlaten. Het meest kritisch is de Commissie over het beleid van Nederland ten aanzien van de beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen.

4. Gezamenlijk verslag sociale bescherming en sociale insluiting
Dit is het eerste gezamenlijke verslag sociale insluiting en sociale bescherming dat is verschenen ter voorbereiding op de vorig jaar afgesproken stroomlijning van de sociale beschermingsprocessen (sociale insluiting, pensioenen, gezondheidszorg) per 2006. Dit rapport focust vooral op sociale insluiting, gebruik makend van de tweede ronde van NAP's insluiting uit 2003 en de NAP's van de nieuwe lidstaten van 2004. Voor pensioenen is de informatie gebaseerd op het gezamenlijke verslag pensioenen uit 2003.

De kern van het rapport bestaat uit een aantal Key Messages over sociale insluiting en sociale bescherming:

- de verbetering van de houdbaarheid van sociale bescherming is essentieel voor groei en werkgelegenheid en voor sociale cohesie. Langer doorwerken en verhogen van de werkgelegenheid zijn daarbij van groot belang;

- Stroomlijning moet voortvarend worden doorgezet met een focus op implementatie en grotere synergie;

- Op het terrein van sociale insluiting zijn doorzettingsvermogen en ambitie van groot belang en het focussen op de hoofdprioriteiten is essentieel;

- Bij de aanstaande evaluatie van de Open Coördinatie Methode (omc) processen is van belang dat lidstaten nadenken over het gebruik van doelstellingen, benchmarks, indicatoren, hoe het beleid beter gekoppeld kan worden aan werkgelegenheids- en economisch beleid, hoe ESF en structuurfondsen te gebruiken en hoe de locale en regionale actoren beter betrokken kunnen worden;

- Op het terrein van pensioenen is langer doorwerken een hoofdprioriteit.
6

5. Tweede rapport van de Europese Commissie aan de Voorjaarstop betreffende gelijke kansen
Het door de Europese Commissie aan de voorjaarstop aan te bieden tweede voortgangsrapport gender mainstreaming aanbieden wordt als informatiepunt ingebracht tijdens de Raad WSBVC.

De Commissie zal rapporteren over de voortgang van gender mainstreaming en borduurt daarbij voort op de 1e rapportage van 2004. Er zullen thema's aan de orde komen zoals wetgeving, ongelijke beloning en de positie van vrouwelijke en mannelijke immigranten. Verder zal de EC de beleidsuitdagingen formuleren. N.a.v. de ministeriële EU conferentie "Diversity and Participation: the genderperspective" , die tijdens het Nederlandse EU voorzitterschap werd georganiseerd, besloot de Europese Commissie om in de voortgangsrapportage 2005 specifiek aandacht te besteden aan vrouwen uit etnische minderheden en migrantenvrouwen.

Op basis van de documenten 1 tot en met 4 zullen het SPC en EMCO een gezamenlijke opinie opstellen (key messages paper). Op dit moment is de inhoud van dit paper nog niet bekend. Vooruitlopend op de totstandkoming van deze opinie wordt in beide comités overleg gevoerd over de inhoud ervan.

Nederlandse opstelling
Voor wat betreft het Synthese rapport van de Europese Commissie is door het kabinet een standpunt ingenomen dat uw Kamer is toegezonden. De kern van het Nederlands standpunt is een expliciete steunbetuiging aan de aanpak van de Commissie, zoals voorgesteld in haar Voorjaarsrapport. De voorgestelde focus kan bijdragen aan de snelle realisatie van tastbare resultaten op Europees en nationaal niveau. Nederland kan in grote lijnen akkoord gaan met het Lissabon Actieplan, dat aangeeft welke maatregelen prioritair zijn, op Europees en nationaal niveau. Ook is Nederland voorstander van het opstellen van nationale actieplannen om de uitvoering van de Lissabon-strategie in de nationale politieke discussie te verankeren. Dit moet leiden tot een partnerschap waarin alle partijen vanuit hun eigen verantwoordelijkheden een actieve rol spelen. De uitwerking van de opzet van de nationale actieplannen dient nader vorm gegeven te worden op nationaal niveau. In dit kader kan Nederland instemmen met de voorstellen van de Commissie ter stroomlijning en vereenvoudiging van de rapportageverplichtingen. Nederland is voorstander van één geïntegreerde set Lissabon-richtsnoeren. Nederland kan instemmen met de door de Commissie voorgestelde rapportagecyclus, inclusief de rol van de relevante Raadsformaties daarin, namelijk dat naast de EcoFin-Raad en de Raad voor het Concurrentievermogen, ook de Raad WSBVC conclusies over het Europese Lissabon Actieplan zal opstellen. Het heeft de voorkeur van Nederland dat de huidige Nationale Actieplannen Werkgelegenheid, Sociale Insluiting en Pensioenen opgaan in het ene Nationale Actieplan, hoewel dan wel gewaarborgd dient te worden dat alle gremia deze integratiekoers mede ondersteunen.


7

Voor wat betreft de nieuwe sociale beleidsagenda is Nederland positief over de algemene lijn van de nieuwe agenda, in het bijzonder de link met het behalen van de
Lissabondoelstellingen, de focus en de verbinding met implementatie die, meer dan in de huidige beleidsagenda, is aangebracht conform de conclusies van het Nederlands voorzitterschap (zie 21 501-31, nummer 63).
Het voorstel van Nederland was om `ACTION' centraal te stellen in de nieuwe agenda. Inhoudelijk staan de letters voor: A = Activation, C = Commitment, T = Training, I = Inclusion, O = Organisation of work, N = Non-discrimination. De eerste indruk is dat de nieuwe sociale beleidsagenda veelal tegemoet komt aan dit voorstel. Al komt de `T' er slecht vanaf, maar scholing vormt al een belangrijk onderdeel van de herziene Lissabonstrategie. Voor wat betreft `ACTION' in de zin van actie, is de beleidsagenda minder dan de vorige agenda gericht op wetgeving en meer dan in het verleden op samenwerking en concrete activiteiten. Ook hier ligt er een duidelijke link met de resultaten van het Nederlands voorzitterschap.
De concrete voorstellen die voorvloeien uit deze sociale beleidsagenda zullen worden beoordeeld in de mate waarin zij het behalen van de Lissabondoelstellingen ondersteunen.

Het kabinet onderschrijft de algemene analyse van de Commissie in het Gemeenschappelijk Werkgelegenheidsverslag. Het rapport zou de noodzaak tot het doorvoeren van hervormingen op werkgelegenheidsterrein nog sterker kunnen benadrukken en meer aandacht aan de implementatie van hervormingen kunnen schenken. Voor het Nederlandse standpunt over de prioriteitsstelling op het gebied van werkgelegenheid wordt verwezen naar het Nederlands kabinetsstandpunt voor de Voorjaarsraad 2005.
Nederland kan zich op hoofdlijnen vinden in de beoordeling van de Nederlandse situatie. De conclusies van de Commissie zijn een stimulans om verder te gaan op het door het kabinet ingeslagen pad. Op veel terreinen zijn hervormingen in gang gezet. Nederland is van mening dat ook op terreinen waar de Commissie kritisch over is maatregelen zijn of worden ondernomen. Het kabinet verwijst daarbij onder andere naar de Wet Werk en Bijstand, de opzet van een projectdirectie leven lang leren en het actieplan leven lang leren en de Vierde voortgangsbrief gelijke beloning. Voor een meer gedetailleerde reactie wordt verwezen naar de kabinetsreactie op het Gezamenlijk Werkgelegenheidsverslag.

Nederland steunt de in het Gezamenlijk verslag sociale bescherming en sociale insluiting beschreven centrale boodschap dat langer doorwerken en het verhogen van de arbeidsparticipatie twee sleutelaspecten zijn bij de modernisering van de sociale bescherming. Nederland onderschrijft dat langer doorwerken een belangrijk onderdeel is voor de financiële houdbaarheid van de pensioenstelsels. Langer doorwerken zal vaak en in ieder geval in het Nederlandse pensioenstelsel betekenen dat er later een beroep gedaan wordt op een pensioenuitkering, terwijl langer pensioenpremie betaald zal worden.

Nederland kan de inhoud van het Tweede rapport van de Europese Commissie aan de Voorjaarstop betreffende gelijke kansen nog niet beoordelen daar het definitieve rapport nog niet beschikbaar is.


8

Agendapunt: Voorbereiding van de Tripartiete Sociale Top

Document:

Aard van de bespreking: Informatie van het voorzitterschap

Het voorzitterschap zal de Raad informeren over de voorbereidingen van de Tripartiete Sociale Top, die voorafgaande aan de Europese Voorjaarsraad plaatsvindt. In de Tripartiete Top spreken de Raad en de Commissie met de Europese sociale partners over de voortgang van de Lissabonstrategie. De agenda wordt bepaald door het Voorzitterschap, de Commissie en de sociale partners. Ter voorbereiding hiervan bespreekt het Voorzitterschap zijn inzet in de Raad.

Tijdens deze Tripartiete Sociale Top zal de Midterm Review van de Lissabonstrategie centraal staan. In het Voorjaarsrapport geeft de Commissie aan dat de rode draad in een hernieuwde Lissabon-strategie bestaat uit focus, draagvlak voor verandering en vereenvoudiging en stroomlijning. Dit komt samen in een nieuw Partnership for jobs and growth. Centraal in dit partnership staat het Lissabon Actieplan. Dit plan stelt beleidsprioriteiten op Europees niveau, gericht op werkgelegenheid en groei. Het geeft aan welk beleid gevoerd moet worden en welke instrumenten daarvoor ingezet moeten worden. Sociale partners op europees niveau worden in het Voorjaarsrapport uitgenodigd om een gezamenlijk Lissabon Actieprogramma op te stellen, waarin zij hun bijdrage aan het behalen van de Lissabondoelstellingen aangeven.

Nederlandse opstelling
Nederland vindt het ook juist dat de sociale partners zich moeten inzetten om de noodzakelijke veranderingen in Europa tot stand te brengen. Partnerschap is daartoe relevant maar moet dan ook materieel worden ingevuld met duidelijke doelstellingen en verantwoordelijkheidsverdeling.

Agendapunt: Werkprogramma Europees Werkgelegenheidscomité 2005

Document:

Aard van de bespreking: Ter informatie

De voorzitter van het Europees Werkgelegenheidscomité (EMCO) zal een nadere toelichting geven op het werkprogramma voor 2005. Het EMCO heeft tot taak de Europese Werkgelegenheidsstrategie te begeleiden onder meer door het bespreken van de Werkgelegenheidsrichtsnoeren en de Nationale Actieplannen Werkgelegenheid. Jaarlijks legt het EMCO een werkprogramma ter informatie voor aan de Raad. Het programma zal nog wel moeten worden aangepast op basis van de besluitvorming van de Europese Voorjaarsraad over de Lissabonstrategie. Indien de voorstellen van de Commissie worden overgenomen zullen deze in ieder geval gevolgen hebben voor de reguliere werkzaamheden van het Werkgelegenheidscomité. Naast de reguliere werkzaamheden in het kader van de Werkgelegenheidsstrategie is het voorstel dat het EMCO ook zal spreken over een aantal inhoudelijke zaken zoals immigratie en gelijke kansen. In de loop van het jaar zullen verdere inhoudelijke thema's worden geïdentificeerd.

9

Agendapunt: Werkprogramma Comité voor de Sociale Bescherming 2005

Document:

Aard van de bespreking: Ter informatie

Ter informatie staat het werkprogramma 2005 van het Comité voor de Sociale Bescherming (SPC) op de agenda, welke de voorzitter van het SPC zal toelichten. De belangrijkste activiteiten in het SPC in 2005 zijn:

- De voorbereiding van de Voorjaarsraad van maart 2005: Het eerste gezamenlijke verslag sociale bescherming en sociale insluiting zal worden aangeboden aan de Voorjaarsraad. Dit jaar dienen de lidstaten een aantal rapportages in: landenrapportages over gezondheidszorg en langdurige zorg, een implementatierapport over het NAP sociale insluiting en updates voor de strategie in 2005 en 2006 en het nationale strategierapport pensioenen.

- Aan de hand van de antwoorden van de lidstaten wordt de evaluatie van de methode van open coördinatie uitgevoerd.

- In december verschijnt de mededeling van de Commissie over stroomlijning van de sociale beschermingsprocessen.

Agendapunt Ontwerp Raadsconclusies inzake de sociale dimensie van globalisering.

Document 6007/05 SOC 35 WTO 25 COMPET 15

Aard van de bespreking: Raadsconclusies

Commissievoorstel
Naar aanleiding van het rapport van de IAO-Commissie inzake de Sociale Dimensie van Globalisering van februari 2004 ­ "A fair globalization, meeting opportunities for all" - heeft de Commissie van de EU op 18 mei 2004 een mededeling gepubliceerd met als titel "The Social Dimension of Globalization ­ the EU's policy contribution on extending the benefits to all". Gebaseerd op deze mededeling heeft het Luxemburgse Voorzitterschap concept- Raadsconclusies opgesteld.
De ontwerp-Raadsconclusies bevatten bevat een verklaring van de Raad betreffende de kansen en risico's van het voortgaande proces van globalisering. De nadruk ligt daarbij op het adequaat incorporeren van een sociale agenda in dit mogelijk te eenzijdig economische proces, wat ongewenste ongelijkheid tot gevolg kan hebben. Om de verwevenheid van de sociale en economische componenten van globalisering gestalte te geven wordt vooral gezocht naar mogelijkheden tot het integreren van diverse beleidsagenda's, vooral die binnen de EU, de IAO en de VN. De Commissie wordt verzocht regelmatig over de voortgang te rapporteren.

Nederlandse opstelling
Nederland gaat akkoord met de Raadsconclusies.

10

Agendapunt Voorstel voor een beslissing van het Europees Parlement en de Raad voor het vaststellen van een Gemeenschappelijk Programma voor Werkgelegenheid en Sociale Solidariteit (PROGRESS)

Document

Aard van de bespreking Algemene oriëntatie

Commissievoorstel
Het Programma voor Werkgelegenheid en Sociale Solidariteit (PROGRESS) maakt deel uit van het pakket voorstellen in het kader van de Financiële Perspectieven 2007-2013. Tijdens de Raad zal dan ook niet de hoogte van het beschikbare bedrag voor PROGRESS besproken worden. De verdeling van de middelen over de inhoudelijke thema's zal ook pas worden besproken als het totale bedrag bekend is.

PROGRESS dient ter financiële ondersteuning van de doelstellingen van de EU op het terrein van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, gericht op het behalen van de
Lissabondoelstellingen. In PROGRESS worden de huidige vier gemeenschappelijke actieprogramma's ondergebracht (werkgelegenheid, antidiscriminatie, gendergelijkheid en sociale uitsluiting), evenals de budgetlijnen op het terrein van arbeidsvoorwaarden en - omstandigheden. Hiertoe is PROGRESS verdeeld in vijf secties:

1) werkgelegenheid

2) sociale bescherming en insluiting

3) arbeidsvoorwaarden en ­omstandigheden

4) anti-discriminatie en diversiteit

5) gender gelijkheid.
Met het samenvoegen van de afzonderlijke actieprogramma's en budgetlijnen wordt een vereenvoudiging en stroomlijning beoogd, evenals het vergroten van consistentie tussen instrumenten op het gebied van de vijf onderhavige secties. De inhoudelijke veranderingen ten opzichte van de huidige gemeenschappelijke actieprogramma's zijn gering.

De activiteiten die onder PROGRESS gaan vallen, zijn onder te verdelen in drie categorieën:
1. Analytische activiteiten en wederzijds leren: voorbeelden zijn het uitvoeren van studies, bijvoorbeeld naar werkgelegenheid of armoedebestrijding in de lidstaten, het opstellen/monitoren van indicatoren, peer reviews, etc.

2. Bewustwording en verspreiding: voorbeelden zijn het organiseren van conferenties en seminars, mediacampagnes, etc.

3. Steun voor de belangrijkste actoren: voorbeelden zijn steun aan EU Netwerken (zoals NGO's op EU-niveau), financiering van instituties en netwerken van experts, onderzoeksbureau's op EU-niveau, etc.

Nederlandse opstelling
Nederland is voorstander van een gemeenschappelijk programma op het terrein van werkgelegenheid en sociale solidariteit en kan instemmen met de voorliggende tekst.


11

Agendapunt: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/88/CE van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd

Documenten: DS 23/05
12683/04 SOC 426 SAN 135 TRANS 300 MAR 161 CODEC 1047

Aard van de discussie: Informatie van het Voorzitterschap

Het Luxemburgse Voorzitterschap zal de Raad informeren over de stand van zaken en de aanpak voor de komende maanden, op weg naar een politiek akkoord in de Raad van juni.

Stand van zaken
De Raad slaagde er op 7 december onder Nederlands voorzitterschap in een akkoord bereiken over de hoofdlijnen van het eerste deel van de tekst (Simap/Jaeger deel). Dat betekende dat op de meeste openstaande punten de reserves werden opgeheven.
De onderhandelingen liepen echter vast op de opt out, waarmee het mogelijk is om af te wijken van de maximale gemiddelde arbeidstijd van 48 uur per week.
Het Luxemburgse voorzitterschap heeft de gesprekken over de arbeidstijdenrichtlijn voortgezet. Het is gestart met een inventarisatie van de bestaande praktijken in de lidstaten met betrekking tot de opt-out. Dit leverde geen nieuwe inzichten op. Andere kwesties die het voorzitterschap opnieuw aan de orde heeft gesteld, betroffen onder andere het vraagstuk van de kwalificatie van het inactieve deel van aanwezigheidsdiensten en de werkingssfeer van de richtlijn.
Tijdens de Raad moet meer duidelijkheid komen over de strategie van het Luxemburgse voorzitterschap. Het is duidelijk dat het Europees Parlement in ieder geval een belangrijke rol zal spelen in de discussie. Het Europees Parlement heeft toegezegd in de komende maanden een advies in eerste lezing op te stellen en zal waarschijnlijk aankoersen op het afschaffen van de opt out. In de Raad lijkt een meerderheid van lidstaten echter voor continuering van de opt out te zijn.


12

Nederlandse opstelling
Nederland steunt een snelle herziening van de richtlijn om de financiële en personele consequenties van de arresten Simap en Jaeger te ondervangen.
Nederland is verheugd over de overeenstemming die er in de Raad van december op deze punten is bereikt. Het betreft onder andere een verlenging van de door de Commissie voorgestelde periode van 72 uur voor de toekenning van compenserende rusttijd naar maximaal 7 dagen, waarbij na 72 uur rekening wordt gehouden met de mate waarin de rust is onderbroken. Hiermee kan recht worden gedaan aan het verschil dat er bestaat tussen een totale of partiële onderbreking van de compenserende rust.
Doordat wacht- of slaapuren tijdens aanwezigheidsdiensten niet langer meetellen als arbeidstijd wordt de kans op overschrijding van de gemiddelde arbeidstijd (inclusief overwerk) van 48 uur per week aanzienlijk beperkt.
Nederland is voorts verheugd over de overeenstemming in de Raad over de verlenging van de referentieperiode, waarover de gemiddelde wekelijkse arbeidstijd mag worden berekend. Voor een algeheel compromis is voor Nederland een opt-out niet langer noodzakelijk, al wil het onder strikte voorwaarden een continuering van de opt-out aanvaarden.

Toelichting
Om een brug te slaan tussen de verschillende posities had het Nederlandse Voorzitterschap in december 2004 een voorstel gedaan voor differentiatie in de voorwaarden voor toepassing van de opt out via CAO en de individuele opt out (zonder voorafgaande overeenstemming tussen de sociale partners). Aan het gebruik van de individuele opt out zouden striktere voorwaarden moeten worden verbonden. Aan het voorstel was een samenwerkingsprocedure tussen lidstaten en sociale partners toegevoegd gericht op een geleidelijke uitfasering van de opt out. In deze constructie zou handhaving van de opt out mogelijk blijven, als de lidstaat kan aantonen moeilijkheden te hebben met de maximale wekelijkse arbeidstijd van 48 uur. Het voorstel bleek voor de Commissie onaanvaardbaar, omdat in het voorzitterschapvoorstel de individuele opt out te zeer voorrang zou krijgen en de sociale dialoog die moet leiden tot collectieve afspraken over het gebruik van de opt out, door het voorstel zou worden gefrustreerd. Een aantal delegaties wilde bovendien dat er een einddatum werd vastgelegd voor het gebruik van de opt out. Deze delegaties waren bereid om daar een (lange) overgangstermijn voor af te spreken. Veel andere delegaties namen een open positie in dan wel steunden expliciet het voorstel van het voorzitterschap. Overigens hebben niet alle delegaties zich expliciet uitgesproken.


13

Agendapunt Voorstel voor een verordening van EP en Raad tot wijziging van Vo. (EEG) nr 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, evenals op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, en van Vo. (EEG) nr 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Vo. 1408/71
(Diverse wijzigingen 2004)

Document 5103/05 SOC 1 CODEC 2
6060/05 SOC 39 CODEC 63

Aard van de bespreking: Algemene oriëntatie

Commissievoorstel
De Commissie heeft op 4 januari 2005 het voorstel voorgelegd. Het voorstel heeft als doel de Verordeningen 1408/71 en 574/72 te moderniseren, om zodoende aan te sluiten bij wijzigingen in nationale wetgevingen, in het bijzonder die van de nieuwe lidstaten na het afronden van de toetredingsonderhandelingen. Het voorstel heeft mede tot doel het vereenvoudigen van procedures rond de verstrekking van medische zorg in het buitenland, door deze vereenvoudiging toe te passen op identieke procedures rond uitkeringen bij bedrijfsongevallen en beroepsziekten.

Nederlandse opstelling
Nederland gaat akkoord met het voorstel.

Toelichting
Het voorstel bevat een wijziging van Bijlage VI bij Verordening 1408/71 die van belang is voor SZW. Bijlage VI wordt op twee punten vervangen.

De eerste wijziging heeft betrekking op personen die op het moment van intreden van arbeidsongeschiktheid (invaliditeit) niet meer verzekerd zijn in Nederland of in een andere Lidstaat van de EU voor het risico van invaliditeit. Zij hebben vanuit een andere Lidstaat echter wel recht op een uitkering. Van belang voor de vaststelling van het recht op een geprorateerde Nederlandse invaliditeitsuitkering is of betrokkene ten tijde van het verrichten van zijn laatstelijk uitgevoerde werkzaamheden, werkzaamheden in loondienst dan wel werkzaamheden als zelfstandige heeft verricht. In geval er laatstelijk werkzaamheden als zelfstandige zijn verricht, wordt een pro-rata uitkering krachtens de WAZ vastgesteld, in geval er laatstelijk werkzaamheden als werknemer zijn verricht wordt de pro-rata uitkering krachtens de WAO vastgesteld.

De tweede wijziging heeft betrekking op de toepassing van Titel II van de Verordening 1408/71. Binnen het Nederlandse socialezekerheidsstelsel worden bepaalde personen, afhankelijk van de werkzaamheden die zij verrichten, voor sommige takken van verzekering als werknemer beschouwd, maar voor andere takken van verzekering als zelfstandige. Dit speelt bij de directeur-grootaandeelhouder. Uit nieuwe Nederlandse jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat deze categorie niet beperkt hoort te zijn tot de directeur- grootaandeelhouder, maar dat het gaat om een ruimere groep personen, bijvoorbeeld commissarissen.

14

Agendapunt: Studie van het comité van de Sociale Bescherming over private pensioenvoorzieningen

Document:

Aard van de bespreking: Presentatie

De Voorzitter van het comité van de Sociale Bescherming (SPC) zal dit rapport aan de Raad presenteren.

Inhoud rapport
Het rapport geeft bevindingen van een onderzoek naar de privaat gemanagede pensioenen op basis van vragenlijsten aan de lidstaten. Tot dit onderzoek is besloten door het SPC in februari 2004.
De bedoeling van het onderzoek was om op systematische wijze informatie te krijgen over de huidige en mogelijk toekomstige rol van private pensioenen in de verschillende lidstaten. De pensioenstelsels in de verschillende lidstaten zijn zeer verschillend. Daarom zijn in het onderzoek meegenomen: de op wet gebaseerde (eerste pijler)pensioenen maar dan kapitaalgedekt en door private instanties geleid, de arbeidspensioenen en de individuele pensioenvoorzieningen.

Hoewel de private pensioenvoorzieningen worden gezien als een bijdrage aan de toekomstige adequaatheid van de pensioenstelsels, blijft in veel lidstaten de dekking van dergelijke voorzieningen (ver) onder de helft van de actieve beroepsbevolking. De bijdrage van private pensioenen aan het inkomen van de gepensioneerde zal ook in de toekomst lager blijven dan dat van de publiekgeleide pay-as-you-go-pensioenen. Daarom is privaat pensioen niet dé oplossing voor de vergrijzing, maar belangrijk voor het opvullen van de gaten die ontstaan doordat in de publieke pensioenen gesneden wordt, aldus de opstellers van het rapport.

Nederlandse opstelling
Nederland is blij uit het rapport te kunnen concluderen dat de aandacht voor de private tweede pijler binnen de EU toeneemt. Nederland vindt daarom dat de bijdrage van private pensioenen aan de toekomstige adequaatheid van pensioenstelsels niet te zeer moet worden gebagatelliseerd. Nederland ziet de noodzaak van ontwikkeling van private pensioenvoorziening niet als een individuele keuze, maar een taak die in het (steeds feller wordende) licht van de vergrijzing door alle overheden (of ze nu een goede eerste pijler hebben of niet) samen met sociale partners ter hand zou moeten worden genomen. En voor die ontwikkeling is het van belang dat sociale partners via nationale en internationale regelgeving niet te veel worden geconfronteerd met inhoudelijke eisen aan die private pensioenregelingen, maar door de overheden vooral worden ondersteund in de totstandkoming ervan.


15

Agendapunt: Groenboek van de Commissie over het beheer van economische migratie: een EU-aanpak

Document:

Aard van de bespreking: Informatie van de Commissie

Commissievoorstel
Tijdens de Raad presenteert de Europese Commissie het Groenboek betreffende een EU- aanpak van het beheer van economische migratie ("Groenboek Arbeidsmigratie"). Het doel van het Groenboek is het lanceren van een brede publieke discussie over een mogelijk gezamenlijke benadering voor de toelating van economische migranten uit derde landen. De Europese Commissie acht hiervoor de tijd rijp, gelet op de gevolgen van de demografische veranderingen voor de Europese economie en de Lissabon doelstellingen. Tot 15 april a.s. kunnen de lidstaten en andere geïnteresseerde partijen hun visie op het Groenboek geven. Voorts organiseert de Commissie in juli 2005 een publieke hoorzitting. Op basis van deze consultaties zal de Commissie eind 2005 een beleidsplan over legale migratie presenteren.

Nederlandse opstelling
Nederland kan de informatie van de Commissie aanhoren.


16