Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid


1

Ontwerp-Besluit van ...... tot wijziging van het
Besluit SUWI in verband met het afschaffen
van de bijzondere procedureregels voor de aanbesteding
van reïntegratie-werkzaamheden door UWV en
gemeenten

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, gedaan mede namens de Staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van februari 2005, AM/

Gelet op artikel 72, vijfde lid, van de Werkloosheidswet, artikel 10, vijfde lid, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, artikel 7, zesde lid, van de Wet werk en bijstand, en artikel 34, vijfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, vijfde lid, van
de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

De Raad van State gehoord (advies van );

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ;

HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Artikel I

Het Besluit SUWI wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot tweede en derde lid, vervallen het tweede en derde lid.

2. In het tot derde lid vernummerde vijfde lid vervalt "of tweede".

B
Onder vernummering van het derde en vierde lid tot tweede en derde lid, vervalt het tweede lid van artikel 4.2.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(H.A.L. van Hoof)

Nota van Toelichting

Inleiding

Het voorstel tot aanpassing van artikel 4.1 besluit SUWI betreft uitsluitend regels over de (wijze van) aanbesteding. De regels over de uitbesteding blijven door aanpassing van dit artikel, derhalve onveranderd.

Artikel 4.1, tweede lid, van het Besluit SUWI regelt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) en burgemeester en wethouders (gemeenten) een transparante en toetsbare aanbestedingsprocedure dienen te volgen in het kader waarvan meerdere offertes worden gevraagd op basis van vooraf vastgestelde criteria, voordat zij overeenkomsten aangaan met reïntegratiebedrijven of Arbodiensten over het verrichten van reïntegratie-werkzaamheden, voor de inhoud waarvan het eerste lid van artikel 4.1. van het Besluit SUWI voorschriften bevat. Het derde lid van artikel 4.1 regelt dat de beoordeling van offertes uitsluitend plaats vindt op basis van vergelijkbare kosten. Het gaat hier om voorschriften bij het aanbesteden van reïntegratie- werkzaamheden door het UWV ten behoeve van de reïntegratie van werklozen en arbeidsgehandicapten en door colleges van burgemeester en wethouders voor de reïntegratie van personen die recht hebben op een bijstandsuitkering of een uitkering op grond van de IOAW of IOAZ. Omdat alleen het reïntegratiebeleid door het UWV tot de portefeuille van de minister behoort is de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mede betrokken bij deze wijziging van het Besluit SUWI.

Ter verbetering van de werking van de reïntegratiemarkt zijn indertijd in het Besluit SUWI nadere regels gesteld, ondermeer ten aanzien van de wijze van aanbesteden door de opdrachtgevers.

Besluit SUWI en de EU-regelgeving

Naast de aanbestedingsregels conform artikel 4.1 van het besluit SUWI bestaan ook Europese aanbestedingsregels1. Voor reïntegratiediensten is het beperkte regime van de EU Aanbestedingsrichtlijn Diensten (alleen de artikelen 14 en 16) van toepassing De Europese aanbestedingsregels leggen voor reïntegratiediensten niet exact de te volgen procedure vast, maar bepalen wel dat moet worden voldaan de algemene beginselen van het EG-verdrag. Dit houdt onder meer in dat door de opdrachtgevers een passende mate van openbaarheid is geboden en dat in de beschrijving van de opdrachten geen discriminerende technische voorschriften mogen


1 Het gaat hierbij met name om de zogenoemde aanbestedingsrichtlijn Diensten (richtlijn nr. 92/50/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening (PbEG L 209), zoals deze laatstelijk is gewijzigd bij de Toetredingsakte van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot de Europese Unie, Bijlage II, Lijst bedoeld in artikel 20 van de Toetredingsakte, PbEU L 236 van 23 september 2003), de door Nederland nog te implementeren richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten (PbEU L 134) alsmede de daaraan ten grondslag liggende fundamentele regels en beginselen van het EG-verdrag, zoals de beginselen van non-discriminatie naar nationaliteit, gelijke behandeling en transparantie.

worden opgenomen die op voorhand bepaalde dienstverleners uitsluiten. Verder moet bij opdrachten met een waarde van minimaal
200.000,- excl. BTW, achteraf een aankondiging betreffende de uitslag van de aanbestedingsprocedure worden gestuurd aan het Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen.
Uit het Trendrapport Reintegratiemarkt (aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 6 december 2004, Kamerstukken II 2004/05, 28719, nr.3) komt naar voren dat er in het gemeentesegment een trend is naar een eerlijke concurrentie: openbare aanbestedingsprocedures onder gemeenten zijn sterk in opkomst en voorkeursrelaties met bepaalde bedrijven komen steeds minder voor. Het UWV besteedt inmiddels alles openbaar aan. De gemeenten melden een toegenomen inzicht in het aanbod op de reïntegratiemarkt en gebruiken steeds meer resultaatsfinanciering. Dit betekent dat UWV en de gemeenten in toenemende mate bij de aanbesteding van reïntegratieopdrachten vaststellen dat een goed en gevarieerd aanbod beschikbaar is en zij daarom de beschikbare reïntegratie-activiteiten als goed middel zien om de gestelde doelen zoals duurzame uitstroom naar werk te bereiken. Uit het rapport komt echter ook naar voren dat de administratieve lasten in de huidige aanbestedingspraktijk hoog zijn. Uit het Trendrapport blijkt tevens dat het naast elkaar bestaan van twee, elkaar grotendeels overlappende, aanbestedingsregimes in de praktijk niet goed werkt. Daarom heeft het kabinet besloten om op een zo kort mogelijke termijn de aanbestedingsregels uit het Besluit SUWI te laten vervallen (artikel I, onderdeel A)
Dit betekent, dat zowel het voorschrift dat verschillende offertes dienen te worden gevraagd als het voorschrift voor de wijze van beoordeling van de offertes aan de hand van vergelijkbare kosten in artikel 4.1, derde lid, komen te vervallen. De laatste bepaling was in het Besluit SUWI opgenomen om geen onderscheid te maken al naar gelang BTW was verschuldigd of niet. Dit onderscheid in BTW-regime is inmiddels vervallen, zodat ook een dergelijke procedurele bepaling niet meer noodzakelijk is.
Voorzover UWV en gemeenten uitbesteden, blijven de Europese aanbestedingsregels onverkort geldig. Niet alleen bieden de bestaande Europese aanbestedingsregels voldoende waarborgen voor marktwerking, ook wordt verwarring voorkomen die kan ontstaan - gelet op ontwikkelingen in de jurisprudentie ­ als uit de Europese aanbestedingsregels verdergaande aanbestedingsverplichtingen voortvloeien dan in artikel 4.1 van het Besluit SUWI waren opgenomen.

Artikel 4.2 van het Besluit SUWI bevat bepalingen voor de individuele reïntegratieovereenkomst. In het tweede lid was geregeld, dat de bijzondere aanbestedingsprocedure uit artikel 4.1 niet van toepassing is voor deze overeenkomsten. Deze uitzondering kan met het schrappen van de bepalingen over die procedure vervallen (artikel I, onderdeel B).

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A.J. de Geus)